Boon-genomineerde Kees Spiering – Elke jongere moet weten dat ie niet alleen is op deze wereld

Kees Spiering

“Ik vind het heerlijk om voor een klas pubers te staan, want ook al heeft het merendeel niets met mijn poëzie, er zijn altijd twee jongeren die het fantastisch vinden.”
Zoals ook de jonge Spiering het ooit geweldig vond. Ruim dertig jaar later is hij samen met illustratrice Jeska Verstegen genomineerd voor de jeugd-Boon met 
Nog lang geen later.

De Standaard


Alles wat hij als kind meemaakte, vond plaats op een eiland. De Nederlandse schrijver en dichter Kees Spiering beleefde zijn jeugd op Terschelling, een eiland en een gemeente in de provincie Friesland.

In de kerk is hij destijds gedoopt, op de begraafplaats ernaast liggen intussen zijn ouders begraven.

Het is een bijzonder universum om de eerste zestien jaren van je leven door te brengen en hoe idyllisch hij Terschelling vandaag ook vindt, vroeger voelde het soms als een gevangenis.

“In de jaren 60 was de samenleving er best macho, terwijl ik een jongetje was dat hield van tekenen en schrijven, ik was, welja, nogal gevoelig. Ik paste daar niet.”

Kees Spiering (65)

  • Is een Nederlandse dichter en kinderboekenschrijver.

  • Zijn bundel Jij begint (2018) won een Vlag en wimpel (vandaag Bronzen Griffel).

Jeska Verstegen (51)

  • Is een Nederlandse illustrator.

  • Het boek Beer is nooit alleen kreeg in 2023 in de VS een award voor een van de tien best geïllustreerde kinderboeken.

Het leest als een goed verhaal: Spiering, vandaag gevierd en voltijds schrijver, en daarvoor leraar Engels, werd gepest op de basisschool. Tot hij op zijn veertiende een groeispurt doormaakte.

“Het had iets mystieks: in de zomervakantie werd ik plots slanker, mijn haar begon te groeien en toen ook nog eens mijn bril doormidden brak was de transformatie compleet.

“Bij mijn rentree op school in september wisten de jongens en meisjes niet wat en wie ze zagen. Toen werd het leuk.”

Het bleef leuk. Moedig en moedwillig.

“Ik begon opnieuw te schrijven en ging in woorden en beelden op zoek naar de lichtheid die ik altijd heb proberen te bewaren, ondanks de pesterijen.

“Die lichtheid en humor houd ik tot op de dag van vandaag vast. Omdat je niet gewichtig hoeft te zijn om iemand serieus te nemen in zijn gevoelens of gedachten, niet zwaarmoedig om herkenbaar te zijn.”

Is dat een les die u ook in de praktijk bracht als leraar Engels?

“Zeker, de kracht van herkenning en van erkenning is onmiskenbaar als je tegenover een klas pubers staat of met een van hen in gesprek gaat.

“Niet dat de boodschap ‘lees een boek’ altijd vlot werd opgepikt, maar ik hoor dat de jeugd vandaag veelal in het Engels leest.

“Nou, ik hoop dat de leerkrachten Engels het nu een pak makkelijker hebben dan ik destijds. (lacht) 

“Ik vind het nog altijd heerlijk om als schrijver en dichter een klasbezoek te doen, want ook al heeft het merendeel er niets mee, je mag er zeker van zijn dat toch twee jongeren mijn poëzie fantastisch vinden.

“En dan zie ik mezelf zitten, zestien jaar en op zoek naar woorden voor wat ik meemaak en voel.

“Ik snakte als puber naar literatuur, al moest ik bekomen van mijn eerste volwassen boek, Walging van Sartre. Nou, als je ergens mee moet beginnen, dan niet daarmee.

“Later kreeg ik een geweldige leraar Nederlands, een groot kenner van het werk van Simon Vestdijk, die het vuur verder aanwakkerde.

“Op een middag zat ik in de klas, bladerde in mijn handboek en stootte op een gedicht van Geerten Gossaert:

‘In het midden van mei, als de nachtegaals zingen / En de avondglans huwt aan de morgense schijn’.

“Dat maakte zo’n indruk, het ging over een jongen die verlangt naar een meisje. Het ging over mij! Ik verlangde ook naar de grote liefde!”

Heeft u dat meisje gevonden?

“Zeker.”

En waaruit leidt u af dat ze dé grote liefde is?

“Het klinkt pathetisch, maar het is waar: onder meer uit het feit dat ik – om haar te redden – mijn leven zonder aarzelen zou geven.”

Had u dat laatste graag tegen uw jongere zelf gezegd? Als geruststellende voorafname op de toekomst?

“Ja. Misschien had ik het niet geloofd, natuurlijk, dat ik haar zou vinden. Maar ik ben me er heel hard van bewust dat ik in mijn gedichten tot een jongere versie van mezelf spreek, de jongere versie van elke volwassene later.

“En ik zeg het ook graag luidop: lees een dichter, er zijn er meer dan genoeg, want het is zo belangrijk om herkenning te vinden in literatuur.

“Elke jongere moet weten dat ie niet alleen is op deze wereld.

“Zelf heb ik me vreselijk alleen gevoeld, zo pakweg tot mijn veertiende. Ik was niet per se een nerd, maar ik was niet goed in voetballen, vechten hoefde ook al niet.

“Ik wilde gewoon tekenen want binnen, op mijn kamer, was ik gelukkig en vond ik het leven prachtig, ik zag hoe mooi het allemaal was. De duinen, het water … Maar ik kon daarmee bij niemand terecht.

“Pas toen ik op het vasteland kwam, ontmoette ik gelijkgestemden.”

En vandaag?

“Ik ben nog altijd buitengewoon gelukkig achter mijn bureau, maar vandaag ben ik ook gelukkig buiten.”

Onverminderd – het leven als een lange glijbaan richting geluk?

“Dat is ook weer te optimistisch. Ik heb niet meteen mijn weg gevonden als dichter, ik heb wel een tijdje geldnood gekend. Een buitengewoon onplezierige ervaring. Geen of bijna geen geld hebben, knabbelt aan je denken, van ontwaken tot inslapen.”

Knabbelt zoiets niet ook aan de lichtheid, of de humor?

“In essentie, denk ik, niet. Wat wel verandert, zijn maatschappelijke normen en waarden waardoor voor sommigen de waardering voor en kijk op humor verandert.”

U heeft het over wat de jeugdschrijver Pim Lammers is overkomen, die een jaar geleden in een storm van onbegrip en haat terechtkwam.

“Ik ben daar helaas wel mee bezig. 

Pim Lammers heeft veel oog voor inclusiviteit en lgbtqi-thema’s en zelf wil ik ook wel aandacht besteden aan de genderkwestie, aan hij / zij / hen, maar die woorden zitten niet op een vanzelfsprekende manier in mijn systeem.

“Ik wil daarin geen fouten maken. En het is ook zoeken, natuurlijk.

“Ik heb onlangs een jeugdnovelle aan mijn uitgever bezorgd, een verhaal dat zich afspeelt in de jaren 60 op Terschelling.

“Er moesten toch een paar woorden veranderd worden, zoals ‘indianen’.

“Dat doe ik, geef ik toe, toch met tegenzin: ik weet dat dat niet meer kan, maar ik ben er wel mee opgegroeid.

“Dat ik de veranderingen toesta, komt omdat ik wil dat de kritiek over mijn literatuur gaat, niet over mijn woorden.”

Gedicht Kees Spiering

Alle boeken die hij las
heeft hij bewaard. Duizenden
ruggen langs de wanden
van keuken, gang en overloop,
woonkamer, slaapkamer, zolder.

Ja, allemaal gelezen. Nee,
nóg een keer leest hij ze niet.
Waarom hij ze bewaart?
Hij gebaart naar de kasten.
‘Mijn tijdmachine’, zegt hij.

‘Ik vergeet steeds meer,
maar van al mijn boeken
weet ik nog waar ik ze las.
Gek hè? Wanneer ik
er een pak, keer ik terug naar

een huis, tent, strand. Naar
een tijd. Ja, ook naar oma.
Naar wat ik toen deed en wie ik
toen was. Dáárom bewaar ik ze.
Ze vertellen me mijn leven.’

De woorden in Nog lang geen later zijn prachtig. Zoals in het gedicht hierboven. Bent u zelf bang voor het vergeten en voor de dood?

“Zo rond mijn vijftigste hield de dood mij op bedrukkende wijze bezig, twijfelde ik maandenlang tussen begraven en cremeren.

“Inmiddels ben ik niet meer zozeer bang, maar vind ik het ontluisterd dat veruit het grootste gedeelte van mijn leven is geleefd. Ik geníét namelijk nog zo, ik wil nog zo veel máken.”

Zou u dan onsterfelijk willen zijn?

“Onder geen enkele voorwaarde. Bij momenten bevreemdt de maatschappij mij nú al.”

En de mensheid?

“Enerzijds zou ik willen dat alle door mensen geschapen schoonheid op het gebied van architectuur, beeldende kunst, literatuur, muziek et cetera tot het einde der tijden zal bestaan en gun ik tal van generaties na de mijne volop levensplezier.

“Anderzijds zou het uitsterven van de mens fantastisch nieuws zijn voor de aarde en haar flora en fauna.”

Hoe zou u, behalve als een gelukkig dichter, het liefst herinnerd willen worden?

“Als een goede vriend, denk ik.

“Mijn beste vriendin is een bekende Nederlandse schrijfster. In een van haar boeken schrijft zij over mij:

Kees is dichter, heeft zich omringd met dieren en is het type vriend dat desnoods ’s nachts te paard over de velden naar je toe galoppeert om hulp te bieden, mocht dat nodig zijn’.

“En zo is het.”

Nog lang geen later

Kees Spiering
Illustratrice Jeska Verstegen en schrijver-dichter Kees Spiering.  © Wouter le Duc

Lees andere berichten in deze categorie



Bron: De Standaard

Welkom op Facebook

Naar de website


Scroll naar boven