Canon van Vlaanderen – Wat staat er niet in


Niets zo erg als een café zonder bier, als we Bobbejaan Schoepen mogen geloven. Maar wat dan met een Vlaamse canon zonder bier? Of zonder Jan Hoet en de koningskwestie? Ondanks zestig ‘vensters’ vertoont de canon enkele opvallende hiaten.

Jan-Frederik Abbeloos, Geert Van Der Speeten, Sarah Vankersschaever, Bart Brinckman

De Standaard


Geen café zonder bier, wel een canon zonder bier(cultuur)

De gaten in de canon


Geen bier, geen duivenkot

Ons bier. Het staat in het dagvers van Stijn De Paepe dat het boek De canon van Vlaanderen in 60 vensters opent. Maar wie door de vensters tuurt, zal nergens bier zien staan.

Niet één keer komt het ­gerstenat aan bod in de canon. Nochtans erkend door Unesco als werelderfgoed en in 2011 door Vlaams minister Joke Schauvliege op de lijst gezet van immaterieel cultureel erfgoed.

Ook de frietcultuur wordt stiefmoederlijk behandeld. Het enige wat de canon erover te zeggen heeft, is dat het voor velen ‘een vaste traktatie tijdens een kermis­bezoek’ is.

Mogelijk speelt hier mee dat beide zaken in eerste instantie als Belgisch erfgoed genoteerd staan. Maar Vlaanderen zonder frieten is als een café zonder bier, om Bobbejaan Schoepen te ­citeren – ook van hem geen spoor trouwens in de canon.

Geen café zonder bier, wel een canon zonder bier(cultuur): de gaten in de canon
Niet één keer komt bier aan bod in de Vlaamse canon. Foto: Ivan Put

En jawel, ook over de Vlaamse cafés, al eeuwen onze tempels van publiek vertier en discussie, weet de canon amper wat te zeggen.

Nu we bezig zijn, biljarten en andere nationale cafésporten ontbreken – een Vlaming is nu nochtans ­wereldkampioen snooker. Ook kaartspellen als kleurenwiezen zijn niet terug te vinden.

Al die zaken verbleken nog bij de afwezigheid van de duivensport. Het duivenkot als archetype van de Vlaamse koterij, het onderwerp ook van de eerste grote hit van Bobbejaan Schoepen trouwens, ‘‘k Zie zo gere mijn duivekot’.

De duivensport gaat eeuwen terug. ­België, met daarbij Gent en ­Antwerpen, is de bakermat. De prijsduiven zijn gegeerd tot in het Midden-Oosten en China. Maar gecanoniseerd zijn ze dus nog niet.

Geen café zonder bier, wel een canon zonder bier(cultuur): de gaten in de canon
Het duivenkot haalde de canon niet. 
Foto Bart Van der Moeren

Geen Jan Hoet

Van de zestig ‘vensters’ die de ­canon telt, zijn er vier gewijd aan beeldende kunst.

Van Eyck en het Lam Gods, Bruegel en zijn Dulle Griet, Rubens en de barok: de Vlaamse meesters zijn ankerpunten die niet mochten ontbreken.

Bij wijze van corrigerende voetnoot passeren in hun spoor ook vrouwelijke kunstenaars die lang over het hoofd gezien werden, ­onder wie Clara Peeters en Mayken Verhulst.

Van Eyck wordt gepresenteerd als trendsetter van de Vlaamse ­primitieven, een term die intussen in onbruik is geraakt.

Wat de samenstellers hier lieten liggen, is de constatering dat schilderen in ons DNA zit. Het is iets waar Vlamingen in excelleren en in het buitenland mee scoren, tot de huidige generatie van Luc Tuymans en Michael Borremans toe.

Ook James Ensor krijgt een apart hoofdstuk, met in zijn zog de Vlaamse expressionisten en Permeke.

Het is gewijd aan de ‘vernieuwing in de schilderkunst’, maar het gaat hier wel om een vernieuwing van ruim honderd jaar geleden.

Al even straf was wat Jan Hoet in 1986 presteerde met Chambres d’amis, de Gentse stadswandeling waarmee hij de ­artistieke creatie uit het bastion van het museum haalde. Het was nieuw en verfrissend, hedendaagse kunst als een zomerse happening.

Hoet was een voortrekker. Een onvermoeibare krijger van de schoonheid, verdediger van rare snuiters zoals Panamarenko of Joseph Beuys, onze eerste kunstpaus. De man die zijn volk naar ­actuele kunst leerde kijken: hij had in de canon niet misstaan.

Geen café zonder bier, wel een canon zonder bier(cultuur): de gaten in de canon
Jan Hoet, de man die zijn volk naar actuele kunst leerde kijken. Foto: bdw

Geen Elsschot, geen Gezelle

Een citaat, geplukt van de website van Literatuur Vlaanderen, dat Vlaamse literatuur op de wereldkaart wil zetten: 

‘The books of novelist and poet Willem Elsschot (1882-1960) have become classics of Dutch literature. His masterpiece ‘Cheese’ established him as a sophisticated stylist, and unique in Flemish realism.’

De Vlaamse canon heeft geoordeeld: dan toch niet uniek genoeg. De auteur van romans en novellen als Villa des Roses (1913), Kaas (1933), Lijmen/Het been (1938) en Het dwaallicht (1946), of de poëziebundel Het huwelijk (1910) is geen vermelding waard.

Nochtans was de man goed voor de Vijfjaarlijke Staatsprijs van België voor verhalend proza en voor die voor Vlaamse Letterkunde. Zijn boeken zijn vertaald en verfilmd, er is een ­Willem Elsschotgenootschap dat jaarlijks kosten noch moeite spaart om Boorman en Laarmans levendig te houden en zijn eigenzinnige, moderne ik-verteller zindert tot op vandaag door.

Elsschot zou de schouders opgetrokken hebben. Toen hij destijds niet werd verkozen tot lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, treurde hij geen moment. Hij was een eenzaat, moeilijk in een hokje te plaatsen, so be it.

Ook Guido Gezelle moet het trouwens ontgelden. Zijn krinklende winklende waterding is uitgeschaatst en verdrinkt genadeloos in de literatuurgeschiedenis.

Maar je zou als waterding voor minder verpletterd geraken, nu Paul van Ostaijens biografie met 904 bladzijden meer dan een kilo weegt (1 naamsvermelding).

Geen koningskwestie

Een canon kan niet zonder koningen, zelfs al zijn het Belgische. De naam Leopold III valt een enkele keer in het kader van de snelle overgave aan de Duitse agressor in mei 1940.

Maar de koningskwestie (1950) blijft helemaal buiten beeld. Nooit stond België dichter bij een burgeroorlog. Het gedrag van Leopold III, beneveld door de nieuwe orde, was tijdens de oorlog zeer voor discussie vatbaar. Bij de bevrijding bevond hij zich in het buitenland, een terugkeer werd uiterst delicaat. Een referendum moest een antwoord bieden.

Een meerderheid sprak zich uit voor de terugkeer. Maar in het eerder rode Wallonië stemde een grote meerderheid tegen, in het eerder katholieke Vlaanderen stemde een grote meerderheid voor. De communautaire breuklijn viel niet te lijmen. Bij onlusten vielen er doden. Uiteindelijk moest Boudewijn als koning overnemen. Nooit eerder stonden Vlamingen en Walen zo lijnrecht tegenover elkaar.

De canon besteedt terecht aandacht aan de politieke nasleep van de Eerste Wereldoorlog, opgehangen aan de bouw van de IJzertoren. Die had een grote impact op de taalstrijd.

De Vlaamse beweging radicaliseerde, maar raakte ook verdeeld. Dat resulteerde tijdens de jaren 30 in een ruk naar rechts, waarbij in navolging van het opkomende fascisme het VNV (met Staf De Clercq) en het Verdinaso (met Joris Van Severen) werden opgericht. Het Vlaams Nationaal Verbond koos tijdens de oorlog ongegeneerd de kant van de bezetter.

Vanwege die collaboratie raakte de samenleving door die Tweede Wereldoorlog diep verdeeld. De repressie veroorzaakte bij de getroffen Vlaams-nationalisten een diepe haat tegenover België. Dat voedde het vraagstuk voor amnestie en meer zelfbestuur, twee thema’s die leidden tot de oprichting van de Volksunie (de voorloper van de N-VA). Tijdens de jaren 70 radicaliseerde een deel van de VU zich in het Vlaams Blok (Vlaams Belang), een partij die de collaboratie tot op vandaag vergoelijkt.

Die zwarte rand bij het Vlaams-nationalisme speelt tot vandaag op, zelfs al bestempelde N-VA-voorzitter Bart De Wever in 2015 de collaboratie uitdrukkelijk als een ‘vreselijke fout’.

Dit alles had een interessant venster kunnen zijn.

Foto Celine Poppe

De website


Het boek

Canon van Vlaanderen

Lees ook

Vul hieronder de zoekopdracht Canon in en vind meer berichten.


Bron: De Standaard

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven