‘Het is misschien omdat mijn eigen lichaam mij bij momenten in de steek laat, dat ik gevoeliger ben geworden voor de bepalende rol die lijfelijkheid in het leven en in het sociale verkeer speelt’, zegt Caroline Pauwels in dit essay dat ze kort voor haar dood schreef over ‘ons lichaam’ in deze tijd van sociale media.
Caroline Pauwels – De Standaard
20 augustus 2022
In 2008 lanceerde Gonzalo Otalora, een Argentijnse auteur en televisieproducer, het idee van een schoonheidsbelasting.
In het leven vallen mooie mensen zoveel voordelen te beurt, meende hij, dat het maar rechtvaardig is dat ze, ter compensatie, een solidariteitsbijdrage leveren ten voordele van hun door het lot vanuit esthetisch oogpunt minder bedeelde zusters en broeders.
Een absurd idee?
Er bestaat effectief nogal wat onderzoek dat aantoont dat mooiere mensen een voordeel hebben. Zo geven we allemaal, in theorie althans, bij een partner de voorkeur aan nobele dingen als intelligentie, humor, een positieve ingesteldheid en sociale vaardigheden. Maar in de realiteit blijken we ons uiteindelijk toch eerder te laten leiden door hoe iemand eruitziet.
Sterker zelfs, het werkt in omgekeerde zin: we schrijven die nobele eigenschappen als humor, intelligentie en sociale vaardigheden vaker toe aan wie goed oogt.
We laten ons bij de partnerkeuze in grotere mate dan we denken – en, vooral, willen toegeven – leiden door oordelen over andermans fysiek.
Op de arbeidsmarkt is het niet anders. Mannen die langer zijn, schoppen het vaker tot leidende functies. Ook een diepere stem helpt: hoe lager de basstem, hoe hoger het loon van mannelijke leidinggevenden.
Wie de neiging heeft zijn of haar zinnen hoger te laten eindigen dan ze beginnen, komt over als onzeker en immatuur en kan topfuncties vergeten.
Vrouwen die carrière willen maken, in het bedrijfsleven of in de politiek, wordt aangeraden het stemregister te verlagen.
Als je vandaag mensen vraagt te poseren voor een foto, zie je steevast enkelen in een houding gaan staan die je vroeger veeleer van filmsterren of modellen kon verwachten
Caroline Pauwels
Bij jobgesprekken wordt, bij vergelijkbare ervaring en geschiktheid, steevast de voorkeur gegeven aan mooiere sollicitanten.
Werknemers die er goed uitzien, worden beter verloond. De aandelen van bedrijven met aan het hoofd een ceo die als aantrekkelijk wordt beoordeeld, doen het naar verluidt zelfs beter op de beurs.
In de politiek, leert Fins onderzoek, scoren zowel mannelijke als vrouwelijke kandidaten die er goed uitzien beter dan collega’s die gewoner ogen.
Wie als kind als ‘mooi’ wordt getypeerd, zal later meer verdienen: dat verschil is verhoudingsgewijze groter bij meisjes. Maar voor vrouwen geldt dan weer dat ze vanaf een bepaalde leeftijd jongere en mooiere collega’s moeten laten voorgaan: zo kunnen vrouwelijke actrices van boven de veertig hoofdrollen wel vergeten; bij mannen zit er blijkbaar minder sleet op uiterlijkheid.
Gedachte-experiment: zouden we ook naar de Rolling Stones gaan kijken als het ging om dames van rond de tachtig?
Het is misschien omdat mijn eigen lichaam mij bij momenten in de steek laat, dat ik gevoeliger ben geworden voor de bepalende rol die lijfelijkheid in het leven en in het sociale verkeer speelt.
Het is niet dat ik het iemand toewens, maar het is pas als je lichaam hapert, als je zelf minder mobiel wordt of meer afhankelijk van de hulp van anderen, dat je leert hoezeer het leven doordrongen is van normen, kansen en beperkingen die met lichamelijkheid te maken hebben.
***
Het gaat overigens niet alleen over normen van schoonheid. We hanteren ook normen die aangeven welke lichamen in welke context ‘normaal’ worden geacht. Zo wordt wie zwart is in winkels vaak anders behandeld is dan wie wit is.
Blijkbaar hoort bij bepaalde winkels een wit cliënteel; ook dat wordt jammer genoeg in onderzoek bevestigd. Het is ook opmerkelijk hoe hardnekkig we blijven stereotyperen op basis van fysieke karakteristieken.
Wie wat zwaarder is, wordt al makkelijker geacht gezelliger te zijn. En slanke mensen, weten we weerom op basis van onderzoek, schrijven we in regel een hogere maatschappelijke status toe.
Soms krijgt een lichaam dat afwijkt net daardoor charisma; dat zie je bij modellen, maar dat zag je bijvoorbeeld ook ten aanzien van de natuurkundige Stephen Hawking.
Maar ook dan reduceren we mensen tot hun lichamelijke kenmerken, in het geval van Hawking tot een beperking.
Zouden evenveel mensen zijn boeken hebben gekocht als hij niet helemaal verlamd was? Zouden we dan zijn leven verfilmd hebben?
Lichamen kunnen zo ver buiten onze standaarden vallen van wat we acceptabel achten, dat we ze bannen uit de publieke ruimte.
Soms gebeurt dat letterlijk, bijvoorbeeld door mensen met fysieke beperkingen, uit het gezicht, in instellingen te plaatsen: de publieke ruimte is anno 2022 nog steeds niet aangepast aan mensen met een beperking, van welke aard ook.
Soms door te doen alsof ze er niet zijn. Zo hebben we een selectieve blindheid ontwikkeld voor de bedelaars in onze grootsteden.
In de winkelstraten laveren de kooplustigen, vrolijk met elkaar pratend en nippend van hun koffie, tussen de daklozen door die op het trottoir liggen. Wegkijken behoort in de stad tot de sociale verkeersregels.
Als het gaat om lichamen die afwijken van de norm zijn we snel geneigd tot moraliseren: het ontbreekt, heet het dan, die mensen aan discipline, aan zelfrespect. Wie ‘zich laat gaan’, heeft meteen alle recht op begrip verloren.
We maken uitzonderingen voor wie buiten zijn of haar wil met een afwijking van de lichamelijke norm is toebedeeld, maar dan verwachten we wel dat die mensen optimistisch hun lot dragen.
Wie zeurt of te veel over zijn of haar ongemak praat, ziet het begrip zienderogen afnemen.
Ik merk een taboe op ziek zijn dat overigens ook door patiënten wordt gedeeld: onwillekeurig probeer je andere mensen het ongemak van de confrontatie met je pijn of triestheid te besparen.
Dat taboe is overigens nog veel groter als het gaat om dode lichamen.
Ik herinner me uit mijn jeugd de verhalen over het waken aan het doodsbed en over het in het huis van de afgestorvene gaan groeten van de kist. Vandaag onmogelijk.
Vandaag worden dode lichamen verstopt. Of worden ze, zoals je ziet in Amerikaanse films, opgepoetst, geschminkt, in het beste pak gestoken, waardoor ze haast lijken te slapen en daardoor blijkbaar minder dood en minder afschrikwekkend worden.
***
Onze omgang met het lichaam is sterk normatief geladen. Die normen disciplineren hoe we naar onszelf en naar de anderen kijken en hoe we ons aan elkaar tonen. Die disciplinering krijgt nu een nieuwe dimensie door de alomtegenwoordige sociale media.
Als je vandaag mensen vraagt te poseren voor een foto, zie je steevast enkelen in een houding gaan staan die je vroeger veeleer van filmsterren of modellen kon verwachten.
Diezelfde poses kom je overal tegen op de sociale media, vooral bij meisjes en vrouwen: het beste profiel naar de camera gedraaid, één been lichtjes achter het andere geplaatst, het hoofd schuin, de lippen enigszins getuit, de blik guitig. Helemaal klaar voor Hollywood.
Je komt op de sociale media ook regelmatig foto’s tegen van mensen die iets te enthousiast met photoshop aan de slag zijn gegaan.
Met ogen als van mangafiguurtjes, met onwaarschijnlijk smalle tailles, eindeloos lange benen, jukbeenderen waaraan je je kunt snijden.
Het is enigszins lachwekkend, maar tegelijkertijd dieptreurig: welk zelfbeeld moet je hebben als je de noodzaak voelt je op deze vervormde wijze aan de buitenwereld te tonen?
Hoe verdrietig en getuigend van weinig zelfvertrouwen moet je zijn om op die manier te hengelen naar de goedkeuring van je medemensen?
Sociale media spelen in op onze diepmenselijke behoeften aan erkenning en bevestiging. Als communicatiewetenschapper weet ik dat elke nieuwe mediatechnologie onvermijdelijk gepaard gaat met ‘boom’- en ‘doom’-berichten.
Elke nieuwe communicatietechnologie lijkt zowel een wonderlijke nieuwe wereld als de hel op aarde in te luiden. Dat is vandaag niet anders ten aanzien van de sociale media.
Ik hoed me dan ook voor voorspellingen en veralgemeningen. Maar ik denk dat we alleszins nog een zekere naïviteit vertonen in onze omgang met die media en, vooral, nog onvoldoende besef hebben van het manipulatieve en verslavende karakter.
Er bestaat inmiddels wel wat onderzoek over de impact van sociale mediagebruik op ons zelfbeeld. Bijna negen op de tien vrouwen vergelijkt zichzelf met de beelden op de sociale media en meer dan de helft geeft aan dat die vergelijking nadelig voor hen uitvalt.
Bij mannen liggen de cijfers lager, maar ook dan maakt twee derde de vergelijking en vindt één derde dat ze er niet goed uitkomen.
Dat vergelijken hoeft natuurlijk geen problematische vormen aan te nemen en kan net het nodige zetje geven om meer te bewegen of gezonder te eten.
Maar we zien ook dat bij sommigen dat negatieve beeld over het eigen lichaam aanleiding geeft tot eetstoornissen of tot het experimenteren met allerhande ongezonde diëten en therapieën, waarop alweer diezelfde sociale media een businessmodel bouwen.
Ik maak me het meeste zorgen over jonge mensen. Nederlands onderzoek leert dat negen op de tien 12- tot 18-jarigen dagelijks het internet gebruikt en dat eigenlijk bijna uitsluitend doet om toegang te krijgen tot de sociale mediakanalen.
Tijdens de puberjaren is de druk om erbij te horen groot. Als je dan al die beelden ziet van gelukkige, mooie leeftijdsgenoten met ideale lichaamsmaten, moet je al stevig in je schoenen staan om je evenwicht te bewaren.
Het is absoluut voorbarig om meteen socialemediagebruik te linken aan schrikbarende fenomenen als anorexie of zelfmutilatie bij steeds jongere kinderen, maar helemaal gerust kunnen we er zeker niet in zijn.
Wat je ook vaststelt is dat de sociale media en het alomtegenwoordige internet jongeren met bijzonder ambivalente gevoelens opzadelt ten aanzien van het lichaam en ten aanzien van seks.
Enerzijds delen ze al op heel jonge leeftijd de links naar pornosites, wat ze toch niet meteen een realistisch beeld oplevert van wat ze van seks kunnen verwachten.
Anderzijds durven ze bijvoorbeeld niet meer naakt te douchen, omdat ze bang zijn dat er dan iemand een filmpje van maakt en dat ergens post. Niet eenvoudig allemaal.
***
Vroeger werd je identiteit nagenoeg volledig bepaald door de godsdienst, de klasse, de zuil waartoe je behoorde. Vandaag is het belang daarvan afgenomen en geven we meer individueel vorm aan onze levens, met inbegrip van hoe we ons presenteren aan elkaar.
Dat vorm geven nemen we steeds letterlijker. Overal is plastische chirurgie in opmars; niet alleen bij vrouwen: ook mannen kiezen in toenemende mate voor een strakkere kaaklijn of een botox-behandeling.
Zuid Korea voert wereldwijd de ranglijst aan met twintig ingrepen per 1000 inwoners. Dat zou vooral onder invloed zijn van de Koreaanse popgroepjes die razend populair zijn en die er zelf ook allemaal deskundig bijgewerkt uitzien.
Een cijfer waar ik enigszins van schrok: ook België staat in de top drie met zeventien ingrepen per 1000 inwoners; dat cijfer zou echter wat vertekend zijn omdat ook buitenlanders ingrepen vaak hier vaak laten doen, waar de prijzen lager liggen.
We dragen in het algemeen meer zorg voor ons lichaam. We letten op wat we eten, we doen aan sport. We zien er, als je oude foto’s bekijkt, ook beter uit dan vorige generaties. Zelden zie je bijvoorbeeld nog mensen met een kapot of onregelmatig gebit.
Enerzijds kan je die grotere zelfzorg lezen als een bevrijding van de determinering door wat je van nature meekreeg. Maar anderzijds is het ook weer een nieuwe vorm van normering en conformering.
Met de grotere vrijheid om te bepalen hoe je eruitziet, komt net zozeer nieuwe dwang.
De nieuwe normen zijn misschien zelfs dwingender: je bent voortaan zelf verantwoordelijk voor wie je wordt, voor hoe je eruitziet. Verantwoordelijk dus ook voor je falen, als je niet kunt voldoen aan de norm, als je lichaam anders is of afwijkt.
Het idee van een schoonheidsbelasting – ik weet overigens niet hoe ernstig Otalora dat voorstel meent – is uiteraard geen realistische oplossing.
Het gaat trouwens over zoveel meer dan mooi en lelijk. Maar het zet wel aan tot denken.
Caroline Pauwels
Het is nodig dat we ons minstens bewust worden van hoezeer het dagelijkse leven doordrongen is van normen van lichamelijkheid en van de gevolgen daarvan.
En vooral van hoe sociale media ons dreigen mee te slepen in een opbod van uiterlijk vertoon en een jacht op een bevrediging die we op die manier nooit zullen kunnen vinden.
Caroline Pauwels was hoogleraar communicatiewetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel. Van 2016 tot begin dit jaar was ze rector van die universiteit. Ze overleed op 5 augustus aan de gevolgen van kanker. Ze was 58. Ze wordt in de academische wereld en ver daarbuiten bijzonder gemist.
In memoriam
Caroline Pauwels
23 juni 1964 – 5 augustus 2022
Bron: De Standaard