‘Wat is de return on investment van het stadsdichterschap?’ Lotte Dodion, uitgetreden Antwerps stadsdichter, zag de vraag deze week langskomen op Twitter, en die liet haar niet meer los. Hoe poëzie rendeert? Enkele praktijkvoorbeelden bij wijze van antwoord.
Lotte Dodion – De Standaard
Alles van waarde is weerloos. Jarenlang vond ik het een prachtig citaat van Lucebert, dat treffend vatte hoe kwetsbaar de dingen zijn die we waardevol vinden.
Vandaag, met – in willekeurige volgorde – het stadsdichterschap aan gruzelementen, een energiecrisis, het klimaat in hoge nood, de nasleep van een corona-isolement, een oorlog in Europa en een wereldwijd opbod van het recht van de sterkste, wil ik dat citaat herschrijven.
Omdat we ons de weerloosheid van het origineel niet meer kunnen permitteren.
Deze crisis biedt een kans om weerbaarheidstraining te geven aan wat we belangrijk vinden.
Laten we alles van waarde weerbarstig maken. En de enige manier waarop een mens zich vandaag nog kan verdedigen, is goochelen met cijfers. Koude, harde cijfers. Want die zijn objectief. Onweerlegbaar. Het ultieme argument.
En inderdaad: cijfers liegen niet, maar leugenaars kunnen vaak goed cijferen.
Beeld je in dat je baas, al je collega’s en zelfs passanten op straat je dag na dag zouden vragen: én, wat is nu jouw toegevoegde waarde? Als kunstenaar hoort het bij je package deal.
Lotte Dodion
Ex-stadsdichter
Geen maaltijdcheques, wél de voortdurende vraag naar je bestaansrecht. Naar je toegevoegde waarde.
Into the excel box
Moedeloos maakt dat me niet. Integendeel, ik hou van cijfers. Maar dan wel de juiste. In de cultuursector wordt, net zoals in vele andere sectoren, vaak met gemeenschapsgeld gewerkt. Dat verdient een discussie over inzet en rendement. Cijfers kunnen daarbij helpen.
Maar zolang we voor de waardebepaling van kunst alleen naar het financieel rendement kijken, kloppen de tabellen niet. Je kan wel berekenen hoe het zit met jobcreatie in de sector, loonkost en vergoedingen, maar zolang je de impact van het werk zelf niet in rekening brengt, geen maatschappelijk, psycho-sociaal of emotioneel rendement toevoegt aan je cijfers, is je berekening pijnlijk onvolledig.
En onjuist.
Op Twitter stelde iemand in een reactie op een post van zakenkrant De Tijd over het verdwijnen van het stadsdichterschap de vraag: wat is de return on investment? Die houdt me al de hele week bezig.
Wat is de return on investment van mijn poëzie? Hoe bereken ik die? Hoe berekent een overheid die? Hoe giet je de diepmenselijke noden die de spil van cultuur uitmaken in een Excel-tabel: nadenken, voelen, verbinden?
Crises vragen om creatieve oplossingen, en ik ben tenslotte kunstenaar, dus ik wil creatief meedenken. Out of the box. Of beter: weer into the excel box.
Ik heb dus een paar praktijkvraagstukken verzameld die ik graag voorleg aan financiële experts.
Feitelijk voorbeeld (1)
Een jonge vrouw fluistert mij na een optreden toe dat ze zich door mijn gedicht gesterkt voelt. Dat het haar overtuigt om eindelijk uit een gewelddadige relatie te stappen.
Hoe bereken ik daar de waarde van? Mag ik uitrekenen hoeveel de ziekenhuisfacturen voor haar bont en blauw geslagen lichaam zouden bedragen, en dat toevoegen aan de rekensom?
De optelsom dan delen door het aantal woorden van het gedicht in kwestie, om zo – woord voor woord – de waarde van mijn werk te berekenen?
En daarin nog ergens een correctiefactor aanbrengen om het aandeel van het gedicht te wegen ten opzichte van eerdere gesprekken met vriendinnen, met hulpverleners?
Wat is de return on investment van dit gedicht dat ik gratis maakte en voor die gelegenheid voor 200 euro bruto all-in ging voordragen?
En wat met die honderd andere bezoekers, van wie ik geen directe reactie opving? Zal ik in het vervolg een evaluatiefiche per gedicht laten invullen, kwestie van sterke statistieken?
Feitelijk voorbeeld (2)
In de aanloop naar de Olympische Spelen richtte ik een poëzie-atelier op: Studio Haiku. Daar maakte ik, vaak samen met anderen, poëziemedailles om ‘de atleten van het gewone leven’ te eren – bijna duizend in totaal.
Na een van mijn workshops in een woon-zorgcentrum bedankte een vrouw van begin 70 mij. ‘Hierdoor heb ik mijn waardigheid terug.’
Op diezelfde plek was er een man die er zo’n plezier in had dat ik een vaste haikurubriek voor hem regelde in het infoblaadje van zijn rusthuis.
Hoe meet ik hun levenskwaliteit? Hoe zet ik die af tegen de 300 euro all-in-kost van de workshopreeks?
En tegen hun maandelijkse rusthuisfactuur die in vergelijking torenhoog is, maar het personeel nauwelijks ruimte biedt voor zinvolle daginvulling?
Feitelijk voorbeeld (3)
Op een parkeerstrook raak ik aan de praat met een Georgische vrachtwagenchauffeur die intussen vijf jaar voor een Belgisch transportbedrijf werkt.
Wanneer hij vraagt wat ik doe en ik hem zeg dat ik dichter ben, declameert hij spontaan Russische poëzie. Hij zegt dat hij het eentonige werk op de baan nooit zou volhouden zonder audioboeken en zonder poëzie.
Hoe bereken ik hier de meerwaarde van poëzie? Waar neem ik de economische kost van de vertraging van pakjeslevering bij zijn uitval op in de balans?
Tel ik de vergoedingen van de ziekenkas op voor de periode dat hij opgebrand thuis zou zitten?
En hoe verreken ik de internationale factor: rekenen we met andere parameters binnen en buiten de EU? De open grenzen van poëzie, vallen die onder dezelfde voorwaarden als het vrij verkeer van goederen? Zijn het eigenlijk geen diensten?
En hoe verrekenen we dat kunst eeuwen later nog kan opleveren, ver na het lopende boekhoudjaar?
Inventaris van de impact
Voor dit stuk plukte ik lukraak enkele praktijkvoorbeelden bij elkaar. Dat is statistisch gezien natuurlijk niet significant.
Daarom dit voorstel: ik wil gerust een inventaris maken van mijn impact op lange termijn, en roep collega-kunstenaars op hetzelfde te doen.
Maar vooral roep ik gepensioneerde boekhouders, studenten cultuurmanagement, bankiers, denktankers, economen, beleggers en hedgefondsbeheerders op om samen deze vraagstukken te ontleden.
Alleen wanneer we wat we waardevol vinden met sterke cijfers weerbarstig maken, kunnen we echt over ‘waarde’ in gesprek gaan.
Feitelijk voorbeeld (1)
Waaraan ikzelf 74 euro overhield voor aftrek van belastingen. Ik werkte er negen uur aan, een nettovergoeding dus van 8,20 euro per uur.
Feitelijk voorbeeld (2)
Waaraan ikzelf 110,65 euro netto overhield, voor aftrek van belastingen. Ik werkte er ongeveer 30 uur aan, dat gaf me dus een nettovergoeding van 3,68 euro per uur.
Lees ook
Vul hieronder de zoekopdracht Cultuurprotest in en vind meer berichten.
Bron: De Standaard