Het strafrecht dient om te straffen, niet om de pijn van de achterblijvers te verzachten. Maar 2023 bracht ons twee grote strafprocessen waarbij de hoop nog nooit zo tastbaar was dat justitie zichzelf zou overstijgen: dat over de dood van Sanda Dia en dat over de aanslagen in Brussel.
Heleen Debeuckelaere – De Standaard
“Je broer sterft, dat is jouw verhaal. En dan moet dat naar justitie”
Seydou De Vel
Broer van Sanda
“Het is heel moeilijk om alleen aan Sanda te denken. Om me hem te herinneren, los van Reuzegom, los van de rechtbank, los van wat er de afgelopen vijf jaar allemaal is gebeurd.
“Doorheen dat juridische proces werd hij steeds vager. Tot op het punt dat mijn lichaam protesteert, ik er fysiek onwel van word als ik aan hem denk.”
Seydou De Vel heeft vijf jaar lang gestreden voor waarheid, gerechtigheid en erkenning voor zijn broer Sanda Dia.
In mei, na een slopend proces, kwam er eindelijk een arrest van het hof van beroep van Antwerpen. Achttien leden van de studentenclub Reuzegom werden veroordeeld voor onopzettelijke doding, mensonterende behandeling en dierenmishandeling. Ze kregen werkstraffen en een boete opgelegd en moesten een schadevergoeding betalen.
Het Reuzegom-proces beheerste maandenlang het nieuws. De dood van het Edegemse zondagskind – tijdens een gruwelijke doop bij de studentenclub Reuzegom in 2018 – deed zelfs de Vlamingen op straat komen.
Het ging erover of de namen van de veroordeelden wel of niet in de kranten geschreven mochten worden, over hoe licht de straffen zijn, over klassenjustitie en racisme, over volkswoede en opportunistische politici, over recht en rechtvaardigheid en nog zoveel meer.
Het proces rond de terreuraanslagen van 22 maart 2016 was even historisch. Zeven jaar hadden de slachtoffers en nabestaanden gewacht om Salah Abdeslam en de anderen in de ogen te kijken.
Het was een titanenwerk om het grootste assisenproces van België, met meer dan 1.100 mensen die zich burgerlijk partij hadden gesteld, op het spoor te houden.
De twee strafzaken leden allerminst onder een gebrek aan aandacht, maar als het oordeel is geveld, de camera’s en microfoons weg zijn en de opiniemakers hun pen hebben neergelegd, blijven de nabestaanden achter. Want een verlies eindigt niet met vonnis.
In de arena
Het hof van beroep in Antwerpen leek voor Seydou De Vel wel een Romeinse arena, die eerste zittingsdag in april.
In het midden zaten de rechter en haar bijzitters. Links de meer dan vijftien topadvocaten van de Reuzegommers, rechts Seydou en zijn familie. In het midden, verzonken tussen de drie tribunes, de achttien beklaagden.
“Wij zaten recht tegenover die massa advocaten. Alsof wij het moesten opnemen tegen hen. Alsof de rechter elk moment kon rechtstaan en als een Romeinse keizer haar duim naar boven of naar beneden zou steken.”
Het was een van de vele kleine dingen die De Vel leerden dat dit langverwachte strafproces niet het herstel en de heling zou brengen waarop hij gehoopt had.
Van een advocaat die tot drie keer toe “Sandra” zei in plaats van “Sanda” tot de kleren van zijn broer die per ongeluk werden vernietigd door het openbaar ministerie.
Toen De Vel zelf het woord nam, op het einde van het proces, en heel vluchtig het onderwerp racisme aanraakte, vond een van de advocaten er niets beter op dan verontwaardigd het hoofd te schudden.
“En je moet dat dan maar laten passeren.”
Een week lang verliep elke dag volgens hetzelfde patroon: een Reuzegommer nam het woord, vertelde hoe ook hij had geleden onder de dood van Sanda, minimaliseerde zo goed hij kon zijn aandeel in de doop en bood zijn excuses aan de familie aan.
“Achttien keer hetzelfde riedeltje. Achttien keer moeten horen hoe ze zich moreel wel verantwoordelijk voelden, maar juridisch niet.
“Zij zaten daar om een zo licht mogelijke straf te krijgen. Wij zaten daar om tot de waarheid te komen. Niets in dit systeem moedigt de waarheid aan.”
“Een broer sterft, en dat wordt jouw verhaal. Iets van jou, van je familie en de vrienden. En dan komt justitie.
“Je geeft dat verhaal aan hen af. Je verliest alle controle en inspraak.
“Op het einde van de rit spreken zij zich uit over wat er is gebeurd, ze besluiten of het wel klopt hoe jij jouw verhaal hebt beleefd. Het is een verlies van autonomie dat je moeilijk kunt verwerken.
“Ik zoek nog altijd hoe ik daarmee moet omgaan. Ik worstel nog altijd met de vragen waarop geen antwoord is gekomen. En ook al voel ik wel erkenning van de buitenwereld, dat gevoel heb ik in de rechtbank niet gekregen.”
De weg terug
Philippe Vansteenkiste weet hoe moeilijk het is, om terug naar het normale leven te gaan als je iemand verloren hebt door geweld. Zijn zus Fabienne stierf in de vertrekhal van Zaventem, die bewuste 22 maart 2016.
Sindsdien heeft hij zijn baan in de zakenwereld ingeruild voor de rol van voorzitter van V-Europe, een internationale organisatie van en voor slachtoffers van terreuraanslagen in België.
Slachtoffers en nabestaanden hebben volgens Vansteenkiste vier dingen nodig:
- Waardigheid
- Herdenking
- Waarheid
- Rechtvaardigheid
Die laatste twee zaken moet ons rechtsapparaat brengen.
“Je moet een waarheid kennen, ook al is dat maar een juridische waarheid. En er moet een straf komen die rechtvaardig aanvoelt, al heb ik totaal geen idee van wat dat dan is.”
Het is heel moeilijk om verder te gaan zonder proces.
“Ik heb over de hele wereld met slachtoffers van terreuraanslagen gepraat. Bij velen van hen is het nooit tot een vervolging gekomen. Die mensen leven nog altijd met een open wonde.”
Ook in eigen land zijn er etterende wonden die maar niet genezen.
Vansteenkiste heeft via V-Europe nauw contact met de slachtoffers van de Bende van Nijvel.
“Dat onrechtvaardigheidsgevoel, die woede, die teleurstelling … Dat blijft maar doorgaan, ook al zijn we bijna veertig jaar verder. Hun levens zijn zwaar geschaad door de feiten, maar omdat er geen conclusie, geen proces, is geweest, kunnen zij veel moeilijk verder.”
Justitie probeert ook te compenseren. Indicatieve tabellen moeten bepalen hoeveel een verloren leven waard is in de ogen van het gerecht.
Voor buitenstaanders lijkt dat een lugubere vraag, het antwoord kan nooit genoeg zijn. Maar na een verlies volgt reële materiële schade: verloren werkdagen, kosten van de psycholoog, medicatie … Het tikt snel aan.
Om ook maar een beetje gevoel van erkenning te krijgen, is het essentieel dat die regeling zo vlot en respectvol mogelijk verloopt.
“Ik zit nog altijd gewrongen met een paar zinnen uit het arrest uit Antwerpen”, vertelt Seydou De Vel.
“Dat er voor mij ‘geen causaal verband is bewezen tussen het werkverlies en de bewezen verklaarde feiten’, omdat ik eerst nog ben gaan werken en pas later ingestort ben. Alsof ik word gestraft omdat ik mijn best heb gedaan.”
Justitie geeft haar eigen onvermogen zelfs toe in datzelfde arrest. Een paragraaf vóór de zin die De Vel zoveel verdriet heeft gedaan, staat:
“Het hof wijst erop dat de begroting van moreel leed een delicate aangelegenheid is, en elke vergoeding die hiertegenover staat symbolisch blijft.”
De begroting van moreel leed
De terreurslachtoffers hebben hun eigen tocht door de woestijn moeten afleggen om tot compensatie van hun fysieke en mentale schade te komen.
Al snel bleek dat ze zich, voor ze een schadeclaim konden indienen, eerst de strijd met eindeloze papieren en wantrouwende arbeidsgeneesheren moesten aangaan.
Vansteenkiste klopt nog altijd aan bij de kantoren van Belgische en Europese politici, om de schadevergoeding zo humaan en eerlijk mogelijk te laten verlopen.
Ook al zal het voor hem, en de 350 families die hij vertegenwoordigt, geen verschil meer maken:
“We kunnen al die dossiers niet opnieuw openen. De slachtoffers van vandaag zijn de pioniers voor de slachtoffers van de toekomst.”
Door dat financiële verlies konden de slachtoffers van de aanslagen soms zelf niet aanwezig zijn op “hun proces”.
“De meeste mensen zijn afhankelijk van een maandelijks loon, hun werkgevers kunnen hen niet zomaar voor zo’n lange tijd betaald verlof geven. Bovendien gaat het hier om mensen die door problemen met schadeclaims en verzekeraars al financiële klappen hebben gekregen”, vertelt Vansteenkiste.
In Frankrijk hebben ze daar volgens hem wel een oplossing voor. Daar bood de overheid werkgevers een gedeeltelijke vergoeding aan voor hun werknemers die burgerlijke partij waren in het proces in Parijs.
Ieder slachtoffer moet zijn weg terugvinden. Wie meer geld heeft, kan dat pad voor een groot stuk effenen.
Daar komt het grote woord ‘klassenjustitie’ om de hoek piepen, zegt Marie Van Steenkiste, de partner van Seydou De Vel en schoonzus van Sanda Dia.
“Justitie is niet gericht op herstel, maar op bestraffen. Ik weet niet of ze meer kan zijn, en ik snap het als dat niet kan. Maar het is moeilijk om te lezen hoeveel rekening de rechter houdt met het feit dat de daders een tweede kans verdienen.
“Hoe ze wikken en wegen om de daders ook na hun straf een kans op een normaal leven te geven.
“Die gratie wordt ons, de nabestaanden, niet verleend. En die wordt niet alle daders in dezelfde mate gegund.”
Wat is een sorry waard?
Vergeven ze de daders, de mensen die hun zoveel hebben ontnomen?
Het is een vraag die rond beide processen danste. Alsof die woorden uitspreken hen betere, acceptabelere, slachtoffers zou maken.
Voor Philippe Vansteenkiste stelde de vraag zich eigenlijk niet.
“De daders hebben mij geen vergiffenis gevraagd, dus ik heb ze niet gegeven. Ik zal mezelf die vraag wel stellen als ze gesteld wordt. Misschien is het ook niet aan mij om vergiffenis te geven. Mijn zus Fabienne werd door hen gedood. Zij moet daarover beslissen, maar ze is er niet meer.”
Voor Seydou De Vel drong de vraag zich wel op.
Na de achttien excuses en verontschuldigingen was het aan hem, op het einde van een lang en emotioneel proces, om zich uit te spreken over de jongemannen die voor hem zaten.
“Ik apprecieerde hun verontschuldigingen, en ik weet dat het voor hen ook niet makkelijk geweest moet zijn om ze te uiten. Maar ik kan ze niet accepteren, want ik ben er niet van overtuigd dat ze echt weten waarvoor ze hun verontschuldigingen aanbieden. Wat houdt die sorry dan in?”
Voor Seydou en Marie mag er een nieuw stelsel komen, iets naast de rechtbank, iets dat helpt met helen, dat op zoek gaat naar herstel, dat nabestaanden en slachtoffers de weg wijst door het doolhof van loketten en instanties waarlangs ze moeten om hun gelijk te halen.
Vansteenkiste wijst opnieuw naar Frankrijk, waar een déléguée interministérielle à l’aide aux victimes bestaat.
“Zoiets zou hier ook moeten kunnen, een staatssecretaris voor Slachtofferhulp, om al die mensen vooruit te helpen.”
Bij gebrek aan beter, blijven we op onszelf aangewezen.
Al heeft Philippe Vansteenkiste nog een paar woorden, die hij zelf vaak bovenhaalt om de slachtoffers en nabestaanden die hij tegenkomt de weg te wijzen:
“We hebben allemaal een boek van het leven. Dat boek kan prachtig zijn, of minder mooi.
“Onverwacht komt er een hoofdstuk dat onbegrijpelijk is, onleesbaar zelfs, en je eerste reactie is dat je dat niet aankunt, dat je het hoofdstuk wilt overslaan.
“Maar vroeg of laat lees je verder in je boek, maar begrijp je het niet meer.
“Dat ongelezen hoofdstuk was zo belangrijk dat het verhaal eronder niet meer klopt. Je zult ooit opnieuw door dat moeilijke hoofdstuk moeten gaan.
“Alleen dan kun je begrijpen wie je nu bent, en wat de toekomst kan brengen.
“Wat gebeurd is, is voor altijd een stuk van je leven geworden. Als je het wegduwt, zul je altijd blijven sukkelen. Op een bepaald moment moet je erdoor. Dat is zeer moeilijk, maar het moet.”
Lees ook
Zoek in het archief
of vul hieronder een specifieke zoekopdracht in
Voorbeeld: Reuzegom, Sanda, Vrienden van Sanda, Reconstructie …
Bron: De Standaard