Fatena Al Ghorra – Terug in België na de hel van Gaza


Na 100 dagen op de vlucht is de Belgisch-Palestijnse dichteres Fatena Al Ghorra terug op Belgische bodem. Samen met haar hoogbejaarde ouders kon ze aan de horror van Gaza ontsnappen na een kilometerslange vlucht te voet. “Langs de weg konden we lijken zien. Verbrande lichamen. Het was pure horror.”

Dries Blontrock – De Standaard


“Het was alsof ik in het Berlijn van 1945 rondliep”

Fatena Al Ghorra


74 dagen lang moest de Belgisch-Palestijnse dichteres Fatena Al Ghorra overleven midden in de oorlog in Gaza, die begon net toen ze haar 80-jarige ouders in Gaza-Stad bezocht.

Samen met hen sloeg ze op de vlucht, eerst naar het Al-Quds-ziekenhuis in het noorden, dan naar Khan Younis in het zuiden en uiteindelijk naar de grensovergang van Rafah. Daar konden ze op 19 december oversteken naar Egypte.

Zondag landden ze in Zaventem. We ontmoeten hen in het appartement van Al Ghorra’s broer in Berchem, waar behalve haar broer ook andere familieleden aanwezig zijn.

Na meer dan twee maanden in een oorlogszone bent u terug thuis. Welk gevoel overheerst nu?

“Ik heb de kans nog niet gehad om mijn gevoelens te analyseren. Ik zit nog steeds ergens tussen de realiteit en de droom vast.

“Mijn leven hier en mijn leven in Gaza voelen als twee compleet verschillende werelden. Alles om me heen lijkt niet echt. Ik ben nog altijd daar. De stemmen, de geluiden, de geuren, de beelden: het leeft vanbinnen nog altijd heel erg voor mij.”

“Het verschil is zo groot. Als je in België iemand ontmoet die je een maand niet hebt gezien, is er vaak amper iets nieuws te vertellen. Het leven loopt hier zo langzaam, elke dag lijkt op de vorige.

“In Gaza is het zelfs niet mogelijk om één dag te beschrijven.”

U kon, door uw Belgische paspoort, al langer Gaza uit raken. Toch bleef u: u wou uw ouders niet achterlaten.

“Inderdaad, vijftien dagen na 7 oktober kon ik vertrekken. Het zou onzinnig geweest zijn om hen na vijftien jaar te gaan bezoeken en hen daar dan achter te laten toen de oorlog begon. Ofwel bleef ik daar met mijn ouders, ofwel zouden we samen vertrekken.

“Ik ben zo dankbaar dat ik naar huis kon komen met mijn ouders, en dat ze nu kunnen rusten zonder dat ze bommen moeten horen en zonder dat er drones boven hun hoofden zweven.

“Dankbaar ook dat ik hun ’s nachts een bed met een goede matras kan geven, dat ze geen honger hebben, dat ze iets warms kunnen drinken. Hier is drinkbaar water. Er is zuivere lucht!”

“Voor mijn ouders was de oorlog niet nieuw. Ze hebben het meegemaakt in 2000, 2008, 2012, 2014, enzovoort.

“Eerst waren ze bezorgd om mij. Ze waren nooit met zichzelf bezig. Mijn moeder, die zonder wandelstok niet kan stappen, vroeg zelfs om haar achter te laten.”

Vindt u de woorden om te beschrijven wat u in die 74 dagen in Gaza meegemaakt hebt?

“Natuurlijk niet. Dat kun je niet vatten in woorden.

“Elke dag waren er de bombardementen en raketten die ons om de oren suisden, er was bijna geen manier om te overleven. Elke plaats in Gaza ligt onder vuur. Er is geen garantie op veiligheid als je van de ene naar de andere plek vlucht. Dus blijf je waar je bent, tot iets je dwingt om weer verder te trekken.

“Weet je, dat is wat ik geleerd heb: zelf geen beslissingen nemen in Gaza. Wacht op een teken van het universum.”

In welke omstandigheden moesten jullie overleven in het Al-Qudsziekenhuis in Gaza-Stad?

“Er is de honger. Er zijn de nachten toen we op de grond sliepen in de ziekenboeg van het ziekenhuis, waar een massa mensen samenleefde zonder privacy.

“Er is de miserie die we doorstonden om naar het toilet te gaan. Er waren zo weinig toiletten voor zoveel volk dat je nooit kon zitten zonder mensen die kloppen op je deur om je op te jagen.

“We moesten ons wassen met zeewater, als we dat konden krijgen. Elektriciteit was extreem schaars.”

“Nergens was het veilig voor de bommen en raketten. In het Al-Quds-ziekenhuis raakte een nichtje gewond aan het been toen een brokstuk van een raket haar trof. Had ze neergezeten, dan was het in haar rug of nek gevlogen.

“Het is daar dat mijn neef, een jongen van 21, terugkeerde met een kogel in zijn hoofd toen hij buiten een kopje koffie wou drinken.

“Ik was vijftien jaar weg, ik heb nooit de kans gehad om hem te leren kennen. De dag nadien moesten we uit het ziekenhuis evacueren omdat het Israëlische leger voortdurend aanviel.”

“Dan wandelden we door de wijk waar we woonden, maar dat was niet dezelfde buurt. Het was alsof ik door Berlijn in 1945 liep. Het leek onecht.

“Mijn broer droeg intussen het lichaam mee van zijn overleden zoon. Hij weigerde hem achter te laten in het ziekenhuis.

“Ik moest mijn moeder, (Al-Ghorra grijpt haar hand stevig vast, red.) die haar huis tijdens de Nakba in 1948 al op blote voeten moest verlaten toen ze vier jaar oud was, helpen om dat opnieuw te doen.

“Ze kan zonder hulp geen vijf meter wandelen. Nu moest ze te voet 10 tot 15 kilometer stappen.”

Toen begon de lange weg naar Khan Younis.

“We wandelden langs ons huis en konden niet eens de medicatie van mijn vader ophalen, uit schrik voor de sluipschutters. Ik had die medicijnen uit Egypte meegenomen omdat ze in Gaza peperduur zijn.

“Bij een Israëlische controle moest mijn moeder meer dan tweeënhalf uur rechtstaan. De Israëlische soldaten vernederden een van de mannen door hem naakt te laten paraderen voor onze ogen.

“Toen de tanks vertrokken en onze rij in twee sneden, lieten ze een grote stofwolk achter die in onze oren en longen binnendrong.

“Langs de weg konden we lijken zien. Verbrande lichamen. Het was pure horror.”

“Veel mensen leven er in tenten. Wij hadden het geluk dat we in Khan Younis in een flat konden verblijven. Maar ook daar moesten we slapen onder het eeuwige gezoem van de drones.

“Na een tijdje heb je het gevoel dat het geluid niet in je oren, maar in je hoofd zit. We noemen ze “zanana”, gezoem, naar het geluid. Ik wed dat je het zelfs niet kunt verdragen als je nu enkele seconden moet luisteren.”

“Toen we aankwamen aan de grens, in Rafah, moesten we nog tien dagen wachten. We verbleven er met negen mensen in één kamer, die een familielid ter beschikking stelde. Godzijdank, anders had ik op straat moeten slapen.

“Toen een andere familie erbij kwam, sliepen we met ongeveer twintig in een kamer. Onze gastheer heeft zelfs een houten kast aan stukken gehakt zodat wij vuur konden maken en eten koken. Ik heb veel geluk gehad.”

Hebt u nog familieleden die in Gaza vastzitten?

“Natuurlijk. Meer dan zestig. Een van hen is mijn schoonzus, die na de dood van haar man acht kinderen alleen moet voeden.

“Vijf van die kinderen hebben een beperking, drie van hen zijn meisjes. De jongste is zestien of zeventien jaar oud. Dat betekent dat ze allemaal menstrueren.

“Al meer dan twee maanden overleven ze in een tent vlak bij een school, met niks meer dan een plastic toilet. In vergelijking met haar heb ik enorm veel geluk.”

Maandagavond, een dag na uw terugkeer in België, was u te gast in De afspraak. Toen presentator Bart Schols u vroeg naar de impact van de “terreuraanslag” van Hamas op 7 oktober, weigerde u hun moordpartij zo te omschrijven.

“Daar begon het niet. Hij vroeg me of ik niet blij was om daar te zijn.

“Blij? Als ik niet zo goed opgevoed was, dan was ik weggelopen van het gesprek. Misschien had ik dat beter gedaan, ik was uitgeput van de reis en ik kwam niet goed uit mijn woorden in het Nederlands.

“Het woord “terrorisme” maakte iets los in mij. Het enige terrorisme waaraan ik kon denken, was wat ik meer dan 75 dagen lang meemaakte, een onophoudelijke stroom van horror en terrorisme.

“Ik had niet verwacht dat ik zo gepusht zou worden. Ik ben getraumatiseerd en heb tijd nodig om te herstellen.”

“Ik ben geen politica, ik ben dichteres. Ik was daar niet om over Hamas te praten. Ik ben tegen het doden van burgers, gelijk wie en gelijk waar ter wereld.

“Dat ik het geen terreuraanval wou noemen? Op basis van het internationale recht heeft elk land het recht om zich te verdedigen.

“Ik ben het niet eens met de manier waarop, en ik vind niet dat burgerdoden gerechtvaardigd zijn. Elke kinderziel is belangrijk, ongeacht haar taal of kleur.

“Maar om mij aan te spreken over 7 oktober en mijn verhaal te ontwijken, waarvoor je me uitgenodigd hebt?

“Ik steun Hamas absoluut niet. Het is een principekwestie voor mij. Ik steun geen enkel regime dat zich baseert op religie.”


Fatena Al-Ghorra samen met haar ouders.  © Fred Debrock

Lees ook


Lees andere berichten in deze categorie


Bron: De Standaard

Welkom op Facebook

Naar de Website


Scroll naar boven