Geert Van Istendael – De Grote Verkilling – Een resencie


Dit is een boek dat ik met groeiende sympathie gelezen heb. De auteur is een journalist, ooit onderzoeker, maar ook een dichter en literator. Bovendien is hij enorm gedreven, als mens en als burger. Al die eigenschappen samen leveren een bijzonder leesbaar en bij wijlen pittig boek op. Als lezer val je soms in verwondering, maar moet je ook soms lachen, en vaak ben je aangesproken in je ziel, of bij ontstentenis, je morele zelf. Rik Pinxten


Van Istendael liep al zeker tien jaar rond met de kritiek dat de sociale zekerheid een schitterend product is van de Europese beschaving, en dat hij niet begreep waar het succes van een roversideologie als het neoliberalisme op stoelde en mensen en zelfs politieke partijen zover kon krijgen om dit systeem af te breken. Dit boek is een scherpe analyse en meer systematische doorgronding van die kritiek.

Maar ik wil wat rigide tewerk gaan hier: het gebeurt relatief zelden dat een scherpe en onderbouwde politieke analyse ook nog eens literair sterk gebracht wordt. En dat verdient alle respect. De auteur begint zijn boek met de vaststelling dat er een spook in Europa rondwaart. Dat spook is dat van de aanval op de sociale zekerheid, een van de grote realisaties van Europese beschaving, zegt hij. Dat spook wordt langzaam duidelijk vanuit een historische schets: waar en wanneer begint de afbraak?

Hoe greep de merkwaardige ideologie van Thatcher en consorten de macht, en wat is de rol van de vroegere ontwerpers en bewakers van de sociale zekerheid, de sociaal-democraten en de christen democraten, in de huidige neergang? Waar is die onzin van de Derde Weg (UK) vandaan gekomen, en voor wiens belang?

Die historiek voert langs de verschillende landen van West Europa, waaronder ook onze zogenaamde Lage Landen. Daarbij wordt regelmatig het zich beroepen op het zogenaamde Algemeen Belang haarfijn ontleed en vervolgens als bedrog geduid.

De verkilling (in solidariteit en sociaal gevoel) begint daar door de versnippering van belangen en van bevolkingsgroepen. In tegenstelling tot het hedendaagse dogma noemt Van Istendael dit geen vooruitgang (we worden ‘vrij’ om zelf te kiezen) maar een schadelijke ontwikkeling (we werden zo vooral ‘vrij’ om in de miserie te belanden). De enigszins bizarre woekering van identiteitsdiscours laat zich hier het eerst opmerken.

De vrij verregaande verwarring van vandaag, waarin ook christen en sociaal-democraten niet meer voldoende opkomen voor de verdediging van dit beschavingsproduct, de algemene sociale zekerheid, en zich uitputten in nieuwe en vaak verdelende identiteitsconflicten (voor of tegen #MeToo, LGBTQI+, identiteiten, transgender-operaties, dierenpartij en dus tegen onverdoofd slachten of net niet, enz.) deed ook binnen die politieke families “progressieven” ontstaan, die echter sociaal-economisch niet meer “links” dachten, en al zeker de linkse waarden en idealen niet meer nastreefden of zelfs wilden verdedigen. Ze noemen zich wel progressief op die morele en identiteitskwesties, maar nemen hoogstens een zwakke positie in op het sociaal economische front.

De niet-bezittenden, zij die enkel hun arbeid hebben om zich een leven te kunnen verwerven, vinden uiteindelijk enkel nog verdedigers bij de extremere politieke woordvoerders (met opkomst van FN en VB, maar ook maoïstische groepen of “extreem” links die de toenemend geprecariseerde groepen nog willen horen of verdedigen. De neergang van de sociaal en christen democraten in Europa en de groei van de ‘extreme’ partijen getuigen van die ommekeer. In de loop van dit proces van neergang groeien “progressieven” en “linksen” steeds verder uit elkaar, en dat is een grote vergissing, betoogt Van Istendael.

Het beschavingsproject van de sociale zekerheid wordt zo overgelaten aan de aasgieren van de nieuwe kapitalistische centra: de banken, de verzekeringsfirma’s, de gehaaide financiële boekhouders die de herverdeling door faire belastingen voor hun superklanten (de 1 procent of is het 0,1 procent superrijken) leerden omzeilen, belastingparadijzen lieten ontstaan over de voorbije drie decennia en regeringen dat piratenboeltje lieten in wetten gieten.

In meerdere of mindere mate deden sociaal- en christen-democraten mee aan dit proces, om aan de macht te blijven, omdat ze dachten ‘beter in een regering dan aan de zijlijn te staan’, of omdat hun kaderleden in dezelfde ideologie (verkocht als economische wetenschap) werden geschoold om dan onmiddellijk in kabinetten te worden geparachuteerd en later ook nog ‘verkozen’ te worden in het parlement.

Modern, hedendaags, niet-oubollig is voor die kaders al evenzeer dat doorgeslagen marktdenken, en bovendien hebben die bollebozen geen enkel contact meer met de gewone mensen, die in slechte wijken, in kapotte oude industriegebieden bleven leven en daar ook nog eens een quasi onbegeleide instroom van migranten als nieuwe goedkope werkkrachten moesten ondergaan. Tijdens het lezen van die hoofdstukken dacht ik vaak aan Didier Eribon, zelf een kind van KP-arbeiders in Noord-Frankrijk (Reims) die zijn stad ontvluchtte en in Parijs een grote stem werd van de progressieven (voor LGBTQ-rechten, enz).

Als gevierde progressieve stem keert Eribon op latere leeftijd terug naar Reims, waar ‘zijn’ mensen ondertussen allemaal voor Le Pen stemmen, en zich volslagen vervreemd voelen van hun ‘gelukte’ zoon. Eribon maakt een kritiek van de progressieven, die vaak aan Van Istendael doet denken: hoe hebben wij, de progressieven, dat sociaal economisch links en de mensen die daarin hun ontvoogding hebben gekend zo kunnen vergeten? Of is het verraden? Van Istendael vermeldt hem, met instemming, even op het einde van zijn boek.

Ook Pierre Bourdieu, met zijn magistrale studies over de continuering van de elite via onderwijs en de structurele uitstoting van de onderlagen, hoort hier thuis, meen ik. Maar toegegeven, er zijn bitter weinig stemmen die progressief en links verenigen, of althans naar een synthese zoeken.

Jammer overigens, dat Van Istendael die inzet van een monument als Bourdieu (en zijn omgeving) niet vermeldt of bespreekt. Waarom is die boodschap, van een gewone arbeiderszoon die de sociale wetenschappen toch sterk heeft trachten te beïnvloeden, niet gehoord? Hoe lukte het de rechterzijde om die te neutraliseren?

Dat is mijn enige kritiek op dit boek: er zijn (weinig, maar toch) wel degelijk een aantal onderzoekers met een schitterend programma en prachtig werk die die synthese betracht hebben, maar ze zijn gemarginaliseerd. Hoe komt dat? Waarom is effectief ook in onze sociaal democratische en christelijke partijen dit soort stem niet gehoord, en de one-issue progressieven des te meer?

Het ongemak, de diepgewortelde gêne voor de eigen afkomst (zoals Eribon schrijft) of is het een overgangsdenken van grootburgers die liever kleinburgers meenamen na ’68 en hen wat promotie gunden, om zo de structureel socialistisch-voelende medestanders in onderzoek en in de partijcenakels te kunnen negeren, zoals ik dat zelf vaak meende te kunnen vaststellen? Hoe groei je daar uit?

De grote macht van de internationale financiële wereld wilde nooit herverdelen, maar beschouwde zichzelf als behorend tot een ander universum dan de “’gewone mensen” en dus werden ook de oprechte voorstellen voor gelijkheid en solidariteit (door oprechte onderzoekers en politieke activisten) vakkundig afgeblokt om door te groeien.

Naarmate de partijen van ‘linkse’ signatuur meer bleven participeren aan de macht leerden zij vermoedelijk dat dit de prijs was die moest betaald worden. Als dan de vervreemding ten opzichte van de eigen ‘gewone’ achtergrond reëler wordt doordat men zelf als christen of sociaal democraat wat luxe krijgt, dan gaat men denken en doen zoals de rijken en niet zoals de onderlaag uit wiens baarmoeder men kwam. Orwell was ook een gepaste referentie geweest, denk ik dan.

Geert Van Istendael schrijft een vlammend boek, maar simplificeert zelden. In het kader van de voorgaande discussie: verschillen, ook cultuurverschillen, gender, enzovoort zijn reëel en belangrijk. De progressieven hebben dus een punt. Maar de sociaal economische machtsverhoudingen zijn minstens even belangrijk, en als je die opgeeft of minstens niet meer verdedigt omdat je misschien een brokje toegeworpen krijgt van je ‘progressieve’ eisenprogramma’s, dan vernietig je een unieke beschaving van de Europese traditie, namelijk de sociale zekerheid.

En rechts, de superrijken die niet wensen te herverdelen van de eigen rijkdom en daardoor zichzelf als rovers opstellen (want ze gebruiken uiteraard ook onze wegen, onze universitaire kennis, onze computers en software, enzovoort, alles allemaal ontwikkeld door gemeenschapsinvesteringen ook in de USA en UK, laat u niets wijsmaken), komen weg met de roversideologie die enigszins mistig ‘neoliberalisme’ wordt genoemd.

De auteur fileert scherp en juist: de brokjes die worden toegeworpen en ‘progressief’ lijken gaan niet voor niets ten koste van de sociale zekerheid, de strijd tegen armoede van de gehele bevolking.

Dat de ideologie van de economische denkers van vandaag overwegend, die fel bevochten en bovendien zeer verstandige bescherming tegen armoe en ziekte van zwakkeren (en dus van ons allemaal de eerste en de laatste jaren van ons leven, en tijdens ziekte of onheil tussenin) als oubollig en ‘onvrij’ kan doen aanvaarden en tegelijk van de progressieve brokjes kan laten geloven dat dit de enige reële vooruitgang is, maakt het hen mogelijk de enorme massa middelen van de sociale bescherming te ‘privatiseren’ , en met woekerwinsten op de markt te brengen voor de middenklasse en de gegoeden.

Dit is, zoals de auteur opmerkt helemaal geen ‘vooruitgang’ zoals beweerd, maar een terugkeer naar de 19de eeuw of nog veel vroeger. Dat is en blijft ook zo, wanneer je dat de kracht van verandering noemt. Voer daar bovenop de efficiënte en dure controle van allen op allen in (bewaking, security, meer blauw, enz) en de verdeling van de maatschappij in identiteitsgroepen wordt een lucratieve bezigheid (met privé ziekenhuizen en … gevangenissen voor wie het kan betalen).

De oproep van Geert Van Istendael is krachtig en volledig terecht. Zonder meer is zijn oproep naar de traditionele sociale democraten en christen democraten om die kritiek ernstig te nemen meer dan dringend en bijzonder terecht. Dat groene partijen vanuit hun ‘progressieve’ positie daarbij front kunnen en moeten vormen met de twee ‘oude’ partners is een zeer juist idee.

Zal het gebeuren, of wil de auteur gewoon niet aannemen dat macht de machthebbers in grote getalen corrumpeert? En dus dat de eens machtigen automatisch anders gaan denken en doen, en hun idealen en hun afkomst maar al te vlug willen bijstellen ten nadele van de gewone mensen die zij in het begin oprecht wilden vertegenwoordigen? Van Istendael is niet cynisch en neemt dus die gedachte zelfs niet op.

Maar stel dat het zo gebeurt, hoe verzekeren we dan dat macht niet dat effect heeft? Hoe helpen we ook die politieke strijders, zo men wil? Want het ideaal van de sociale zekerheid en de juistheid van een aantal progressieve aannames verbinden zal door mensen gebeuren, die zelf via macht stappen zullen laten zetten. Democratie vraagt dat die mensen ook gecontroleerd worden, hoe goed van inborst ze ook waren of zijn bij aanvang van hun strijd.

Van Istendael heeft een prachtig pleidooi gehouden voor de sociale zekerheid als product van beschaving, en met name Europese beschaving. Dat is zeer zinvol, hopelijk wordt het ernstig genomen door onze vertegenwoordigers, en bespreken ze de volgende jaren (en generaties) hoe links en progressief kunnen en moeten samengaan , in onderling overleg met de gewone mensen, en liefst alle mensen, ook diegenen die tot voor kort niet van hier waren.

Met de auteur hoop ik dat dit boek veel ophef maakt en druk besproken wordt, pro en contra, in plaats van weer volle aandacht te geven aan een wetenschappelijk bedenkelijke ‘historische’ studie van een of andere demagoog of de misleidende propagandatekst van een progressief ogende ‘moderne’ kandidaat uit de mediawereld. We kunnen ons steentje bijdragen door het boek te lezen en erover te praten. Een burger heeft het gemaakt, zonder eigenbelang, maar uit een grondig geïnformeerde kwaadheid; dat lijkt me een goede basis voor democratie.


Bron: De Wereld Morgen

Naar boven

Naar de website


Scroll naar boven