Paul Verhaeghe – Dát is vervreemding: dat wat tegen ons lijf ingaat


De mens heeft geen ‘zelf’, maar is wel vervreemd. Maar waarvan dan? In zijn essay voor de Maand van de Filosofie slaat de Vlaamse psychoanalyticus Paul Verhaeghe via de fysica een bijna mystieke weg in.

Lodewijk Dros


De intimiteit van de verliefde puber Paul. Het ontdekken van seksualiteit. Wie het werk van de Gentse emeritus hoogleraar Paul Verhaeghe (66) een beetje gevolgd heeft, vindt in zijn essay voor de Maand van de Filosofie, Intieme vreemden, de thema’s terug waar hij eerder over schreef.

Hij begint op vertrouwd terrein, zeker voor een psychoanalyticus: bij de vervreemding in de maatschappij. Ook de (on)mogelijkheid van zelfkennis komt langs, bekend uit zijn boek Intimiteit (2018). Maar Verhaeghe eindigt totaal ergens anders, bij de thermodynamica en de nieuwste fysica.

Al schrijvend ontwikkelde zich dat zo, vertelt Verhaeghe. “Ik liep al langer rond met ideeën over energie, maar die kon ik nooit in verband brengen met mijn eigen vakgebied.”

In het essay vat hij in twee alinea’s 2.500 jaar denkgeschiedenis samen: “Vanaf de vierde eeuw voor onze tijdrekening stond het ‘Ken jezelf’ ingeschreven op het fronton van de tempel van Apollo in Delphi. Tot niet eens zo lang geleden was het resultaat een vonnis: je deugt niet, geef toe, je bent slecht. Pas in de vorige eeuw kwam daar verandering in. De overtuiging dat ons lot in de sterren of in de handpalm van God geschreven stond, lieten we achter ons. Er klonk een nieuwe opdracht: ‘Word jezelf!’ De mens is maakbaar: ik kan, ja, ik moet worden wat ik wil, lang leve de zelfrealisatie!

“Na 2000 was het feestje voorbij. Er werden gaten geprikt in de manisch-megalomane ballon. Eigenlijk stel ik niet zoveel voor, misschien ben ik wel een imposter, een bedrieger. We zullen onszelf opnieuw moeten uitvinden, met als voorwaarde het afschudden van ons oude ik. De nieuwe uitdaging luidt: ‘Verlies jezelf!’”

In uw boek Identiteit (2012) betoogde u al dat psychische identiteit een construct is. Dan zijn oproepen tot jezelf kennen of jezelf verliezen dus zinloos.

“Ja, een ‘oorspronkelijke identiteit’ bestaat niet. Dat heeft twee gevolgen. Vervreemding van dat zelf bestaat niet. En: elke identiteit is een vervreemding, want ze komt van buitenaf, we bouwen haar op met woorden, beelden, ideeën die anderen ons aanreiken.”

Vervreemding veronderstelt een groeiende afstand. Maar tot wat, als het niet dat ‘zelf’ is?

“Niet tot een vaststaande identiteit, die bestaat inderdaad niet. Daar sluit de hedendaagse hype van het non-binaire bij aan, een vaste identiteit als vrouw of als man ontbreekt. In onze maatschappij was dat eeuwen de norm en dat heeft veel mensen ongelukkig gemaakt. Nu zijn er alternatieven. Maar dan komt het paradoxale: het non-binaire wordt een karikatuur van zichzelf en duwt mensen opnieuw in hokjes. ‘Jij bent een transgender, en je hoort dus aan deze kenmerken te voldoen.’ Het antwoord op de twee hokjes is méér hokjes, en dat is winst, er valt meer te kiezen, maar het blijven hokjes. In naam van de vrijheid verandert er niets aan. Zo blijft de onvrijheid.”

In uw essay voert u de vader van de psychoanalyse ten tonele, Sigmund Freud. Zijn idee dat accurate zelfkennis leidt tot gezondheid, wijst u af. Later voert u hem toch weer met instemming op. Vanwaar die bijzondere wending?

“Freud is uiterst boeiend, een kind van zijn tijd, maar hij ontsnapte er als geniale denker ook aan. Hij zag seksuele onderdrukking, die hij tot altijd geldende theorie verheft, terwijl het typisch was voor de victoriaanse tijd. Na 1970 is dat achterhaald.”

Waarmee Freud bij het grof vuil belandde.

“Ja, maar dat miskent zijn genie. Hij zag onze psychische verdeeldheid, onze gespletenheid, en dat er iets in ons aan het werk is dat onszelf overstijgt. Hij noemde dat het driftmatige, reduceerde dat eerst tot het seksuele, maar zag toen dat het groter was. Diep binnenin ons werken Eros en Thanatos. Liefde en dood. De hang naar verbinding en naar ontbinding. Dat ontdekken we in ons lichaam. Dat laadt op en ontlaadt zich.”

Voor Verhaeghe is dat het antwoord op een bekend probleem uit zijn klinische praktijk. “Bij ziekte vinden we het normaal dat iemand uitgeput raakt, geen energie meer heeft. Maar die vermoeidheid treedt ook op bij mentale problemen – van de ouderwetse neurasthenie tot de hedendaagse burn-out – en is daar nauwelijks verklaarbaar. Het heeft maatschappelijke oorzaken waarvoor een collectieve oplossing noodzakelijk is.

“Dát is vervreemding: dat wat tegen ons lijf ingaat. Waar ons lijf protesteert, zit de vervreemding. Of de nieuwe keuzes die we kunnen maken, beter zijn voor ons, of dat we een ander soort ziekmakende vervreemding tegemoetgaan, dat vertelt ons niet onze liefdespartner, maar onze intiemste onbekende, het lichaam. Dat beseffen we te weinig.”

Hoe is het met het lijf van de auteur?

“Van mij, bedoelt u? Ik ben katholiek opgevoed, met de taboes rond seksualiteit. Daarna kwam de kanteling: wat ooit verboden was, werd verplicht. Daar moest ik – excuseer voor de gratuite woordspeling – mee zien klaar te komen. Dat was een worsteling, maar ik heb daar geen reusachtige schade aan overgehouden.”

Verhaeghe schrijft dat Freuds theorie over Eros en Thanatos “maar weinig mensen zal overtuigen”. Dan neemt hij een onverwachte afslag: naar de natuurwetenschap. Hij beschrijft de ideeën van Nobelprijswinnaar Erwin Schrödinger over entropie, “de neiging van energie om zich gelijkmatig te verdelen over de omgeving”. En combineert dat met onze intimiteit en onze vervreemding, die hij duidt als kosmische processen waar geen ontkomen aan is.

De mens, zegt Verhaeghe, is een kanaal voor de toename van entropie, door energie te verzamelen en die af te staan. Zo is het lichaam levenslang het toneel van “spanningsopbouw en spanningsontlading”, van Eros en Thanatos.

Het leven is onderworpen aan dat ritme. “Dat is de zelfkennis die Freud heeft beschreven. Beschreven, hij doorgrondde het niet, het systeem van Eros en Thanatos, zoals ook Schrödinger er niet in slaagde om entropie te verklaren.”

Wat hebben Eros en Thanatos met vervreemding te maken? Verhaeghe licht toe dat vervreemding te boven valt te komen door connectie met ‘iets anders’ te leggen. “Wat als mijn lijf slechts een onderdeel is van en een schakel binnen een groter geheel?” Verhaeghe staat een “radicaal andere benadering” voor dan de moderne nadruk op het zelf. Een waarin “energiestromen vooropstaan”, en waarbij “de verhouding tussen levende wezens neerkomt op continue uitwisselingen”.

Vroeger werd je met zulke opvattingen als “naïef en onwetenschappelijk weggezet”, zegt Verhaeghe, maar er is “een paradigmashift bezig in de wetenschap die het vorige beeld over onszelf en de wereld razendsnel aan het uitwissen is”.

Wat u bepleit is ‘systeemdenken’. Alles hangt met alles samen, in een oneindige uitwisseling van energiestromen. Daar is een ander woord voor: holisme, maar daar houdt u zich verre van. Waarom eigenlijk?

“Bepaalde woorden zijn besmet, dan kun je beter een ander woord kiezen, neutraler. Als je ‘holistisch’ zegt in een lezing, dan haakt de ene helft van het publiek af en valt de andere helft in katzwijm. Het heeft een emotionele lading die ik wil vermijden. Holistisch werd ooit gebruikt als wapen tégen de wetenschap. Als je nu kijkt, is het systeemdenken de norm en het vorige denken is achterhaald.”

In het slothoofdstuk slaat Verhaeghe een filosofische brug tussen zijn ervaringen als therapeut en de jongste natuurwetenschappelijke inzichten. Hij schrijft over een uitwisseling van energie en dat de mens in dienst daarvan staat, over een speelveld van Eros en Thanatos die ons overstijgen, transcenderen, over het samenvoegen met het grote geheel en het zich ervan afwenden.

Dat zijn ideeën die in een bundel met moderne mystieke teksten niet zouden misstaan. Herkent u dat?

“Dat zou kunnen. Figuren als Schrödinger – ondanks dat het topnatuurkundigen zijn – komen vroeg of laat bij die grens uit. Schrödinger bestudeerde Spinoza en het hindoeïsme, dat is mystiek.”

Hebt u zelf die mystieke neiging ook?

“Nee. Ik ben het wel eens met Shakespeare: There are more things in heaven and earth, than are dreamt of in your philosophy. Het fascineert me dus wel. Maar vraagt u het maar aan mijn vrouw, ze zal u zeggen: ‘Er zit weinig mystiek in hem.’”

null Beeld Lemniscaat/Maand van de Filosofie
Paul Verhaeghe, Intieme vreemden Beeld Lemniscaat/Maand van de Filosofie
Emeritus hoogleraar Paul Verhaeghe: ‘Er is een paradigmashift bezig in de wetenschap die het vorige beeld over onszelf en de wereld razendsnel aan het uitwissen is.’ Beeld Jimmy Kets

Lees ook

Portret – Paul Verhaeghe

Bron: De Morgen

Naar boven

Naar de website


Scroll naar boven