Godvergeten – Rik Devillé – Bij een priesterwijding voel ik alleen nog medelijden


De walging die sinds Godvergeten door Vlaanderen trekt: hij voelt ze al een half leven. Rik Devillé, de pastoor die nooit ‘meneer pastoor’ is geweest, kent de slachtoffers en de verhalen al vele jaren. Hij luisterde, hij schreef het op, hij gaf ze een stem. Natuurlijk voelt deze nationale woede als een finale gerechtigheid. ‘Maar gooi alstublieft de Bijbel niet weg.’

Guinevere Claeys – De Standaard


‘De strijd is nog lang niet gestreden.’


De kelder is leeg. Dat benadrukt hij.

Rik Devillé had hier thuis naar de eerste aflevering van Godvergeten gekeken, waarin hij zichzelf in zijn eigen kelder die vele kostbare dossiers, zeg maar mensenlevens, zag doorbladeren, en de transparantie van de hele scène drong toen pas echt tot hem door. Hij voelde zich plots al te zichtbaar.

‘De ochtend na die eerste aflevering heb ik meteen mijn kelder leeggemaakt, en heb ik al die dossiers met die zovele kwetsbare verhalen elders ondergebracht. Ah ja, natuurlijk. Mijn adres is makkelijk te vinden, en de kelder, ja, dat is duidelijk de zolder niet.

´Hoeveel locatiegegevens kon ik prijsgeven? Dat ik daar niet eerder aan had gedacht. Dat vond ik toch wat onvoorzichtig van mezelf.’

Blijft u zo hard op uw hoede?

‘Dat het grote publiek nu mijn verontwaardiging deelt over dat wrede en brede machtsmisbruik maakt mij niet minder gehaat door het kerkinstituut. Integendeel. En ik heb al zoveel onwaarschijnlijks meegemaakt met dat instituut, ik schrik nergens nog van.

´Natuurlijk blijf ik op mijn hoede. Ik ben al dertig jáár, sinds de publicatie van mijn eerste boek, op mijn hoede.

´Vorige zaterdag, na de tweede aflevering van Godvergeten, kreeg ik een mail van een Brusselse priester. Ik zette me al schrap, maar in die mail bleek hij me te bedanken voor alles wat ik heb gedaan.

´Ik wist niet wat ik las. Ik was zo aangedaan. Ik heb hem pas de volgende dag kunnen antwoorden.

´Dit was de allereerste keer, in dertig jaar heeft een collega-priester daarbuiten mij nooit een vriendelijk bericht gestuurd, laat staan dat hij dankbaarheid uitsprak.

´Het was een zeldzaam lichtpunt in mijn mailbox.’

Wat krijgt u daar nu vooral binnen dan?

‘De verhalen van misbruik blijven maar komen, en sinds Godvergeten weer in een versneld tempo. Net weer een verhaal uit het Brusselse Sint-Jan-Berchmanscollege. Het houdt niet op. En elk slachtoffer verdient het gehoord te worden, dat is nu toch wel het minste.

´Die mensen hebben na zoveel jaren eindelijk de moed verzameld om de pijn in de ogen te kijken, om net dátgene te doen waar ze al hun hele leven van weglopen, om eindelijk eens echt te durven bestáán.

´De courage en de kracht en de overgave die ik hier, aan deze tafel, al voor mijn ogen heb zien gebeuren, dat kun je je niet voorstellen.

´Wat goed van documentairemakers Ingrid Schildermans en Ibbe Daniëls dat zij die kracht in Godvergeten hebben kunnen overbrengen.

´Want jij bent hier nu wel voor mij, maar dit gaat natuurlijk helemaal niet over mij. Dit gaat over hén: al die dappere mensen die rechtop gaan staan en durven te spreken.’

Dertig en alleen

Het begon bijna dag op dag 31 jaar geleden met wat uitgever André Van Hale­wyck de beste promotiecampagne ooit noemt, ‘die we zelf nooit hadden kunnen bedenken’.

Op 22 september 1992 zou het kerkkritische boek De laatste dictatuur voorgesteld worden, in bijzijn van de uitgever, van auteur Rik Devillé en van kerkjurist Rik Torfs.

Maar daar kwam iets tussen: een telefoontje, de avond voordien, vanuit het bisdom.

Het gevolg was dat de uitgever helemaal alleen op de boekvoorstelling zat, tussen twee lege stoelen.

André Van Halewyck herinnert het zich nog helder: ‘Gelukkig was Jan Becaus daar met een ploeg van Het journaal.

´De beelden van een boekvoorstelling waarop de auteur zélf niet aanwezig mocht zijn, die waren zo krachtig dat ik me niet kan voorstellen dat kardinaal Danneels zich die avond voor zijn televisietoestel niet keihard voor het hoofd heeft geslagen.

´Het was een scène die de titel van het boek op een prachtige manier bevestigde. Wat een cadeau van het bisdom. Een godsgeschenk.

´Anderhalve maand later zaten we al aan de vierde druk. Ik herinner me dat geestelijken ze stiekem bij ons in het magazijn in Leuven kwamen kopen. Het maakte echt van alles los. Ik heb Riks speech voor de boekvoorstelling hier trouwens nog liggen.’

In die speech die Rik Devillé nooit heeft mogen uitspreken, besluit hij met zijn drijfveer voor het boek: 

‘Ik wil mezelf vrijpleiten van de gewetensvraag: ik heb het geweten en ik heb er niets aan gedaan.’

U hebt er meer dan iets aan gedaan.

Devillé: ‘Dat hoop ik dan. Ik krimp nog altijd ineen als ik aan die 22ste september denk. Ik zat thuis te huilen bij die beelden van de lege stoelen. Ik voelde me zo kwaad, zo machteloos.

´Dit was mijn eerste boek, waar ik zo lang aan had gewerkt, waarvan ik ook zo hard hoopte dat het een en ander in gang zou zetten.

´´En dan had ik het in dat eerste boek nog niet eens over seksueel misbruik. Die verhalen zijn pas nadien bij mij geraakt – omdat mensen in mij plots het juiste aanspreekpunt zagen voor al wat fout liep in de kerk.

´In dat eerste boek klaagde ik vooral de blinde en oerconservatieve machtswillekeur van het Vaticaan aan. Bijna alles waarvoor ik ooit priester was willen worden, zag ik onder druk komen te staan. In dat boek kwamen mijn teleurstelling en mijn hoop samen.’

Waarvoor was u ooit priester willen worden?

‘Dat is simpel: om mijn leven te kunnen wijden aan de evangelische schoonheid. Ik wou gehoorzamen aan die prachtige waarden van respect, tolerantie en samenhorigheid. Wat een sprong voorwaarts de mensheid ooit, dankzij dat evangelie, niet heeft gemaakt.’

Wanneer hebt u die schoonheid ontdekt?

‘Ik ben er deels in groot geworden, denk ik. Maar dan moet ik je even terug meenemen naar de jaren 50.

´Ik groeide op in een boerenfamilie in Bogaarden, diep in het Pajottenland. Mijn grootmoeder die bij ons inwoonde, een Nederlandse, was zeer katholiek, ik ging altijd met haar mee naar de mis, en ik was nogal onder de indruk van al die beelden, die heiligenlevens en verhalen. Ik was daar zeer vatbaar voor.

´Als misdienaar werd ik bovendien bij elke begrafenis uit de klas gehaald – al die levensgrote, indrukwekkende bijeenkomsten heb ik dus bovengemiddeld vaak van kleins af meegemaakt. De kerk, dat was mijn leefwereld.’

Uw beslissing kwam dus bijna vanzelfsprekend?

‘Toch niet. Ik naderde het einde van mijn humaniora en ik weet nog dat ik de vraag “wat wil ik doen met mijn leven?” heel ernstig nam.

´Een mens leeft maar één keer, dat besefte ik heel goed, dus wou ik voor het allerhoogste en het allerbeste gaan en dat was voor mij: het evangelie.

´Dáár kwam al dat allerbeste in samen. Niet in een relatie. Daar was ik niet mee bezig. Dat was geen item, toch niet bij mij thuis, er werd nooit over gesproken. Ik zag dat dus ook niet als iets zingevends, of iets waar je betekenis uit kon halen. Een relatie was voor mij maar een vorm.

´Raar eigenlijk, want ik herinner me wel nog momenten dat ik stomverliefd was. Maar dat was iets dat passeerde, en dat vond ik veelzeggend. Het seminarie leek me echt de beste keuze.

´Ik heb daar mijn ouders geweldig groot verdriet mee berokkend, en daar kan ik nu soms zo’n spijt van hebben. Wat heb ik die mensen toch aangedaan?’

Omdat u enig kind was, bedoelt u?

‘Ah ja! Ze hadden maar één zoon, en die besloot dan nog eens priester te worden. Achteraf bekeken had ik dat niet mogen doen. Dat was te hard. Ze hadden tenslotte ooit al een zoon verloren. Guido. Mijn kleine broertje.

´Ik was zes toen hij geboren werd en wat was ik blij. Eindelijk niet meer alleen. Maar hij heeft niet lang geleefd. Ik hoor mijn moeder nog roepen vanuit haar kamer: “Guidootje is dood!”

´Ik weet niet waaraan hij gestorven is. Wiegendood? Dat werd toen allemaal niet uitgesproken.’

Rik Devillé in ‘Godvergeten’. ‘De strijd is nog lang niet gestreden.’
Rik Devillé in ‘Godvergeten’. ‘De strijd is nog lang niet gestreden.’ © vrt

‘Ook mijn beide ouders zijn vroeg, als jonge vijftigers, gestorven – in dezelfde week nog wel. Dat blijft een moeilijk verhaal.

´Eerst is mijn moeder gestorven, aan suikerziekte. In de dagen na haar dood ben ik thuis gaan slapen om mijn vader gezelschap te houden. Maar één avond kon ik niet blijven, omdat ik die zondagochtend als onderpastoor de vroegmis in mijn parochie moest leiden, en ik kon daar, vanwege autoloze zondag, anders nooit op tijd geraken. Nu kreeg ik nét die nacht een blindedarmontsteking en belandde in het ziekenhuis.

´Die zondag is mijn vader te voet – 9 kilometer! – naar het ziekenhuis gekomen, hij heeft me daar zien liggen en heeft me niet willen wekken, waarna hij terug naar huis is gestapt, door de sneeuw, en zich daar heeft opgehangen.

´Een week na mijn moeder heb ik mijn vader begraven. Ik was dertig en ik stond alleen. Enfin, ik doe dat nu misschien wat dramatisch klinken. Maar daar kwam het toch op neer.’

Tous ensemble

Rik Devillé praat met een ontzagwekkende openheid. Hij lijkt totaal bereikbaar.

Met hetzelfde gemak huilt hij, lacht hij, slaat hij met de vuist op tafel. Je krijgt hem helemaal te zien.

Als de telefoon rinkelt, neemt hij op – ‘’t Is Rik!’ – en voert hij dat gesprek ongehinderd in je bijzijn. Alsof hij even demonstreert hoe makkelijk het kan zijn, niets te verbergen te hebben.

‘Spreek vrij en gij zult vrijgesproken worden’, het is een van zijn meest geliefde verzen, uit het evangelie volgens Lucas.

Finaal is het de hypocrisie van de rooms-katholieke kerk waartegen Devillé al zijn langstdurende strijd voert, tegen al dat machtige stilzwijgen en oorverdovende gefluister.

Aan de kerkdeur van zijn parochie Buizingen had hij lange tijd een waarschuwing hangen: Betreden op eigen risico. 

Een andere keer formuleerde hij het zo: Hier binnengaan kan uw gezondheid schaden. 

Een beetje om te lachen natuurlijk, en ook een beetje heel erg niet.

‘Ik wou daarmee aangeven: laat je hier niets wijsmaken. Het enige ware woord is het woord dat je zelf spreekt.’

Waarin wortelt die revolutionair in u?

‘Ik heb me dat ook al zitten afvragen. Het heeft vast te maken met de koppigheid van de Pajottenlandse boer in mij, een koppigheid die ik me trouwens ook al eens beklaagd heb.

´Maar fundamenteler zijn toch de grote dromen van de jaren 60 waarmee mijn seminariejaren samenvielen.

´Met het Tweede Vaticaans Concilie wou paus Johannes XXIII ramen en deuren van de kerk eindelijk opengooien.

´De geest van zijn aggiornamento – het “bij de tijd brengen” – tilde ons allemaal op.

´Een van de nieuwe constituties was: “De kerk is het volk van God, onderweg.” Dat was een gigantische ommekeer. De kerk was dus niet meer: één paus, twee bisschoppen, de priesters, de paters en de nonnen, en helemaal onderaan het plebs.

´Nee, de kerk was nu: tous ensemble. Allemaal samen onderweg.

´Dat was zo’n mooi beeld. Wij seminaristen stonden te popelen om daar werk van te maken, alles leek mogelijk.

´Maar elk volgend decennium zou weer een stap achteruit betekenen. Elke nieuwe paus keerde iets verder terug in het verleden.’

Waarom?

‘Dat weet ik niet. Dat is Rome. Met als hoogtepunt, of dieptepunt dus in mijn ogen: paus Johannes Paulus II. Die heeft echt voor eeuwen kapotgemaakt.

´Terwijl wij nog dachten dat het allemaal goed zou komen, dat priesters niet veel later zouden mogen huwen en dat ook vrouwen priester zouden mogen worden, heeft hij op dat vlak eigenhandig de klok teruggedraaid.

´Om maar te schetsen hoe op die inspirerende seminariejaren één langgerekte teleurstelling volgde.

´Een teleurstelling die me razend maakte. En vooral daarin wortelt mijn engagement, vermoed ik. En niet dat van mij alleen, trouwens. Er zijn er nog. Zoals mijn goede kompaan Norbert Bethune.’

Halleluja, met pensioen

In hun strijdlust en onvrede vonden ze elkaar als vanzelf, de pastoor van Buizingen en de ziekenhuispastoor van Tielt.

‘We hadden elkaar al eerder ontmoet, ergens in de jaren 80, bij de Priesters en Religieuzen voor Gerechtigheid en Vrede’, zegt Norbert Bethune aan de telefoon.

‘Maar we zijn pas echt goede vrienden geworden toen hij me later belde, nadat ik in een interview een tsunami aan meldingen van seksueel misbruik in de kerk had voorspeld. Daar was ik al mee bezig sinds de jaren 80.’

Samen richtten ze de werkgroep Mensenrechten in de Kerk op, waar de vele slachtoffers zich konden en zouden melden.

Zo gingen ze samen de strijd aan, en werden ze ook samen aangeklaagd (en vrijgesproken) voor laster en eerroof jegens René Stockman en zijn Broeders van Liefde.

Rik schreef al de verhalen van de slachtoffers zorgvuldig neer, en archiveerde ze. Dat was een even simpele als krachtige strategie.

´Hij is iemand die zeer goed en empathisch kan luisteren. Dat heb ik zelf ondervonden.

´Twee jaar geleden ben ik ernstig ziek geworden, en die volle vijf maanden heeft hij me elke dag gebeld – élke dag luisterde hij naar me, pepte hij me op. Hij is een koppige mens, zeker, maar hij is dat ook in zijn vriendschap.’

Norbert Bethune

In 1992 werd Norbert Bethune als priester geschorst omdat hij in het huwelijk was getreden met zijn Lydia, waarna hij Rent A Priest-Emmaüs oprichtte en daarbinnen pastoraal actief bleef.

Hij noemt het verplichte celibaat een ‘zonde die de kerkleiders met een koppigheid blijven bedrijven. De kerk slaagt er maar niet in seksualiteit positief te benaderen’.

Daar is Rik Devillé het mee eens.

‘Daar is nog zo’n lange weg te gaan. Al die priesters die gefrustreerd zijn geweest in de stiekeme beleving van hun seksualiteit.’

‘Het celibaat is al lang afgeschaft,’ schrijft u in Het misverstand, ‘alleen weet Rome dat nog niet.’

‘Zo is dat.

´Er ís geen celibataire priester meer. Iedereen heeft wel een relatie, en why not? Dat Rome er zo hardnekkig aan vasthoudt, heeft met macht te maken.

Rik Devillé

´Daarom is het celibaat ook ooit ingevoerd: om macht en controle te houden over de priesters. Bovenal financieel. Want als priesters mogen trouwen, dan zou de kerk mogen fluiten naar hun erfenis. Daarover gaat het.

´In Rome heeft alles altijd met macht en controle te maken. En met de angst om die macht te verliezen: een zeer gevaarlijke angst.

´Terwijl het natuurlijk zo’n grote opluchting zou zijn, voor iedereen, ook voor de kerk zelf, om eindelijk met dat verplichte celibaat komaf te maken.’

Hoe bent u daar zelf mee omgegaan?

‘Ik heb ook relaties gehad. Niet veel. Het bleef een moeilijk evenwicht. Ik heb daar in de jaren 80 het meest van afgezien, denk ik.

´Maar ik heb er ook nooit veel ruimte voor gehad, zeker sinds die inzet voor de slachtoffers van kerkelijk misbruik was begonnen. Dat vergde mijn volledige aandacht en engagement.

´Dat is grotendeels mijn “relatie” geworden, zeg maar.

´Maar ik zie het dus helaas nog niet snel gebeuren dat Rome het celibaat zal afschaffen.

´Vroeger, toen ik naar een priesterwijding keek, had ik daar nog een goed gevoel bij. Nu voel ik alleen nog medelijden. Wat moet die mens nog doormaken?’

U bent zelf wel nooit uit het instituut gestapt.

‘Ah nee. Want dat wilden ze maar al te graag.

´Ik heb nooit zo snel antwoord gekregen van het bisdom als toen ik mijn pensioen heb aangevraagd. Bij eerdere brieven moest ik weken, soms maanden wachten op een antwoord. Nu kreeg ik dat binnen een week.

“Bedankt voor uw inzet en pastorale ijver, geprezen zij de Heer, amen, halleluja.”

´Enfin, zoiets. (lacht)

U bent op uw 65ste met pensioen gegaan.

‘Dat heb ik heel bewust gedaan. De meeste priesters blijven doorgaan tot ongeveer hun 75ste, maar ik wou absoluut plaatsmaken voor een jongere generatie.

´Altijd overal die opa’s die te lang aan de macht blijven. Ik ben ook 20 kilometer verderop gaan wonen. Ik wou niet als een schoonouder blijven meekijken.’

U bent in Buizingen niet opgevolgd door een priester, maar wel door een ploeg leken, waarvan de coördinatie in handen is van een vrouw, Els Pari­daens.

‘Het is geweldig hoe die ploeg dat daar aan het doen is. Hoezeer die parochie lééft. En ineens bleken er dit jaar ook weer tachtig communicanten te zijn. Dat aantal gaat daar uitzonderlijk in stijgende lijn.

´In Het misverstand, het boek dat ik als afscheid bij mijn pensioen heb geschreven, pleit ik voor een “eeuw van de leek”.

´Het wordt tijd dat katholieken niet langer in de waan blijven dat aan de mis en de klassieke priester niet mag worden geraakt.’

Hoe kijkt u naar die vele aanvragen voor ontdoping naar aanleiding van Godvergeten?

‘Ik kan dat begrijpen, ik heb daar respect voor. Het is het enige middel dat mensen hebben om uit te drukken hoe kwaad ze zijn. Maar het haalt natuurlijk weinig uit.

“Aangezien God dat zo heeft beslist”, kan geen enkele naam uit het doopregister geschrapt worden, er kan hoogstens iets naast geschreven worden.

´Absurd, natuurlijk. En dat druist in tegen de rechten van de privacy.

´Ik hoop dat een jurist eens het lef heeft om daartegen een proces te beginnen, zodat het vroeg of laat op Europees niveau getild wordt. Europa zou Rome tot de orde moeten kunnen roepen.’

Rik Devillé

Foto Jimmy Kets

Hoe zou de kerk nu moeten reageren, vindt u?

‘Dan moet ik meteen denken aan het Bijbelverhaal van de barmhartige Samaritaan.

´Als je een mens ziet liggen op de grond, helemaal uitgeteld en kapot, dan moet je niet in een wijde boog om die mens heen lopen en zuchten dat die daar nu toch wel al héél lang neerligt – waar de omstreden reactie van bisschop Bonny zowat op neerkwam.

´Nee, dan moet je zeggen: “Ik ben hier nu, ik zie jou, ik luister naar jou, ik pak je bij de hand. Hoe gaan wij hier nu samen verder?”

´Zo simpel is het.’

U antwoordt weer met de Bijbel zelf. Uw geloof is altijd onaangetast gebleven?

‘Meer dan dat. Het is alleen maar sterker geworden. Hoe mooi ik de Bijbel toch blijf vinden. Wat ik daar aan inspiratie uit blijf halen.

´Dat vraag ik met nadruk: gooi, ondanks alle verontwaardiging over het instituut, de Bijbel níét weg.

´De evangelische inspiratie moet blijven bestaan en uitgedragen worden.’

Daar blijft u zelf ook de troost halen?

‘Bovenal. Ik moet daar niet flauw over doen, na mijn pensioen in 2009 is het niet altijd makkelijk geweest. Er heeft me weleens een gevoel van eenzaamheid en moedeloosheid overvallen. Zeker toen ook Operatie Kelk niet leek te slagen.

´Daarom ben ik al die getuigenissen beginnen te verzamelen voor mijn boek In de naam van de vader.

´Want ook al zou alle moeite voor niets zijn geweest, dan zou tóch niet vergeten worden wat die mensen is aangedaan. Dat was mijn troost, al heb ik maar een fractie van de verhalen kunnen overhouden. Mijn eerste versie telde 1.500 pagina’s.’

Dat boek, waaruit Godvergeten is ontstaan, verscheen al in 2019.

‘En de grote verontwaardiging komt er nu pas, dankzij deze documentaire. Tja, dat is de kracht van televisie.

´Ik ben zo blij dat Ingrid Schildermans mijn boek ooit heeft vastgenomen en dat dat heeft kunnen leiden tot wat nu gebeurt.

´Ik ben bijna tachtig, het is een opluchting te voelen dat de slachtoffers nu zo breed gezien en gesteund worden.

´Alles is niet voor niets geweest.’

En wat nu? Of wat morgen?

‘Ik zal blijven luisteren naar wie me dat vraagt. De strijd is nog lang niet gestreden. En ik blijf ook schrijven, dat doe ik graag. Ik heb nog genoeg te doen. Dit huis deel ik trouwens met een gepensioneerde collega-priester die al jarenlang een goede vriend is.

´Ik ben zeer blij dat ik mijn oude dag dus niet alleen moet doorbrengen. Wat een schrijnende eenzaamheid ik soms zie bij collega’s, je hebt geen idee. Daarom stellen die hun pensioen natuurlijk ook zo lang mogelijk uit.

´De overgang is vreselijk: van het hart van een parochie naar de totale eenzaamheid. Geen vrouw, geen kinderen, niemand.

´Ja, echt waar, “oude priesters”, daar zit ook nog wel een dossiertje in. Daar moet ik misschien nog eens werk van maken.’ 

In naam van de Vader
Het misverstand
Brief aan de paus

Rik Devillé Foto Jimmy Kets


Lees ook

Lees alle berichten in deze categorie


Wie vragen heeft of hulp zoekt bij seksueel grensoverschrijdend gedrag, misbruik of geweld kan terecht bij hulplijn 1712.


Bron: De Standaard

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven