Herman Van Goethem is rector van de Universiteit Antwerpen. Die instelling verleent Rik Devillé een eredoctoraat voor zijn inspanningen tegen kindermisbruik in de kerk. De rector verklaart waarom dat nodig is in zijn ogen en wat er nog meer dient te worden ondernomen.
Herman Van Goethem – De Morgen
Zou de kerk haar morele autoriteit niet beter gebruiken om iets te doen voor de slachtoffers?
Herman Van Goethem
De Universiteit Antwerpen verleent Rik Devillé een eredoctoraat uit erkentelijkheid voor zijn inspanningen als klokkenluider om kindermisbruik in de kerk te benoemen en aan te klagen, en uit dankbaarheid voor zijn steun aan de slachtoffers.
Als priester en activist pleit Rik Devillé voor een kerk van onderuit, zonder hiërarchische machtsstructuren.
In 1992 was hij medeoprichter van de werkgroep Mensenrechten in de kerk en begon hij op te komen voor slachtoffers van kindermisbruik in de kerk.
In de jaren 90 kwam ook in andere landen een dergelijke beweging op gang. In België veroorzaakten de onthullingen over bisschop Vangheluwe in 2010 een aardschok, die tot op vandaag uitdeint.
Rik Devillé blijft ook actievoeren. Het is immers nog steeds de vraag hoe genoegdoening te verschaffen.
Schadevergoedingen
Een juridisch antwoord moest er zeker komen. De Belgische kerk heeft na de oprichting van een parlementaire commissie in 2010, op vraag van die commissie, een zeshonderdtal dossiers afgehandeld.
Daarbij werden vaak, in het bijzonder wanneer de feiten verjaard of de dader overleden was, schadevergoedingen uitbetaald in de context van een dading.
Dat is een overeenkomst tussen partijen met een minnelijke schikking, waarbij een rechter dus geen uitspraak doet.
Door die dadingen werden enerzijds forfaitaire schadevergoedingen uitbetaald, anderzijds betekent een dading dat de partijen het geschil beëindigen. Daarmee werd een dossier dus ook formeel afgesloten.
Dat laatste blijkt echter in een heel aantal gevallen problematisch. De juridisering van de oplossing stelt immers lang niet altijd een einde aan het psychologische letsel.
Het gaat dan om slachtoffers die, door kwetsuren die niet voorbijgaan, eigenlijk ‘levenslang’ kregen. Zij hebben nood aan permanente professionele psychologische begeleiding.
Kindermisbruik doet zich voor ongeveer 80 procent voor in familiaal verband. Maar ook organisaties zoals de kerk, jeugdbewegingen en sportverenigingen zijn een bijzondere biotoop voor die bijzondere vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag.
De kerk is evenwel een aparte speler, want ze beroept zich op hoge morele autoriteit.
Vanuit die autoriteit moet ze zich afvragen of ze ook op niet-juridische wijze moet bijdragen aan het helen van de kwetsuur.
Hoe dat zou kunnen?
Onlangs werd in Zaventem de achtste verjaardag van de aanslagen van 22 maart 2016 passend herdacht, in een ceremonie waaraan ook de overheid bijdroeg.
Of neem nu de Tweede Wereldoorlog. Overheden die zelf toen verantwoordelijkheid droegen door hun nu eens passieve, dan weer actieve gewilligheid, nemen vandaag verantwoordelijkheid in herdenkingen, waarbij zowel de feiten als de slachtoffers en hun nabestaanden worden erkend en benoemd.
Als er al schadevergoedingen komen, zijn ze vaak vooral symbolisch, als een teken van morele schulderkenning.
Wanneer zelfs burgerlijke overheden in staat blijken om, als instituut, een historische en politieke verantwoordelijkheid te nemen en ook niet-juridisch herstel en heling kunnen brengen door monumenten en jaarlijkse rituelen, dan moet ook de kerk daartoe in staat zijn.
Haar morele geloofwaardigheid is weliswaar aangetast, maar hadden landen als Frankrijk en België geen probleem met hun politieke geloofwaardigheid wanneer zij, vele decennia na de feiten, verantwoordelijkheid namen door een beleid gericht op erkenning, met verbindende herdenkingen, monumenten en musea?
Helende initiatieven rond kindermisbruik kunnen zinvol van onderuit worden opgezet, maar dat volstaat niet.
Zoiets moet permanent, krachtig en heel zichtbaar vanuit de hoogste kerkelijke hiërarchie worden uitgedragen.
De kerk moet dan haar gewaden van de macht afleggen, omdat haar stijl, taal en vorm samenhangen met macht die kindermisbruik net mogelijk maakte. De gekozen woorden, gebaren en symbolen zijn dus essentieel.
Devillé kreeg zijn eredoctoraat toevallig op Witte Donderdag, wat clerici misschien wel kan inspireren op zoek naar een setting die, Devillé indachtig, veraf staat van het instituut kerk.
Cruciaal is vooral dit: geef oprecht berouw en gedeeld verdriet een permanente plaats.
Een jaarlijkse ceremonie in de kille basiliek van Koekelberg, symbool van preconciliaire klerikale hiërarchie, lijkt me alvast problematisch.
Intussen kijken we ook aan tegen onbeholpen strategie en slechte communicatie.
Vangheluwe vele jaren later toch maar laïciseren wegens een ‘nieuw feit’ in het dossier, toont dat een juridisering soms enkel schamele resultaten oplevert.
In afwachting daarvan kan een klokkenluider zoals Rik Devillé alleen maar actief blijven en steeds opnieuw blijven hameren op wat gebeurd is.
Devillé kan in bepaalde opzichten, door wat hij doet, worden vergeleken met de Franse advocaat Serge Karsfeld, die enerzijds het Vichy-regime aanklaagde, en anderzijds werkte aan het memoreren en benoemen van slachtoffers.
Karsfeld of Devillé, het zijn grote mensen die waardering en eerbied verdienen.
Daarom kent de Universiteit Antwerpen dit eredoctoraat toe aan Rik Devillé.
Lees alle berichten in deze categorie
Bron: De Morgen