‘België was niet een van de geallieerden.’ Dat bewijst Antwerps rector en historicus Herman Van Goethem in de herwerkte versie van zijn boek 1942. Een gesprek over oude en nieuwe oorlogen.
Bart Eeckhout en Yannick Verberckmoes
‘De situatie in Oekraïne nu is erg vergelijkbaar met die in 1942 hier.’
Herman Van Goethem
Good guys versus bad guys, zo wordt de Tweede Wereldoorlog doorgaans voorgesteld. Maar eigenlijk is het een verhaal met zwart, wit, grijs en de vele tinten daartussen.
Als we zeggen dat de nazi’s zwart waren en de geallieerden wit, welke kleur had België dan?
Nadat Duitsland in 1940 het Belgisch leger had verslagen, werd dat een moeilijke vraag om te beantwoorden.
Precies in die vraag beet Herman Van Goethem zich de voorbije dertig jaar vast.
Van Goethem, behalve als historicus ook bekend als rector van de Universiteit Antwerpen, doorploegde duizenden documenten en gebruikte zijn historisch kompas om de positie van de regering-Pierlot, die in 1940 naar Londen vluchtte, exact te bepalen.
“Er is een algemeen verspreide opinie dat de regering-Pierlot toen al aan de kant van de Britse premier Churchill en de andere geallieerden stond”, zegt Van Goethem.
“Maar eigenlijk klopt dat niet. Je kunt zeggen dat België en de geallieerden ‘in dezelfde richting vuurden’, maar België was niet een van de geallieerden.”
De Belgische regering was een kleine garnaal in een wereldcrisis. Ze had geen land want dat hadden de Duitsers bezet, en geen leger – hoogstens een paar duizend aangespoelde soldaten.
Groot-Brittannië moest in de eerste jaren vechten voor zijn eigen voortbestaan. De Belgen wilden zich niet aansluiten bij een kamp dat misschien wel zou verliezen, en wilden ook geen Britse orders aannemen.
Pas toen eind 1942 de kansen op het slagveld keerden, keerde ook de Belgische regering haar kar.
Plots zag het ernaar uit dat de geallieerden de oorlog zouden winnen en België zouden bevrijden.
Het is de academische verdienste van Herman Van Goethem, zeg gerust zijn professionele levenswerk, dat hij het moment van die kanteling precies heeft kunnen vaststellen.
“Het Britse leger behaalde in november 1942 een grote overwinning bij de Egyptische stad El Alamein”, legt Van Goethem uit.
“De strijd in Afrika kantelde helemaal. De Britten en de Amerikanen kregen Noord-Afrika in handen en konden optrekken naar Italië.
“Vlak na de Slag bij El Alamein kwamen de Duitsers ook in moeilijkheden in Rusland. Het Duitse leger zou er een zware nederlaag lijden bij Stalingrad.
“Op dat moment maakte de regering-Pierlot een nieuwe analyse. Want het bleek ineens mogelijk om Duitsland helemaal te verslaan.”
Van Goethem baande zich een weg door het onlangs vrijgegeven archief van Pierlot en kan nu precies aanduiden wanneer de Belgische regering van koers veranderde: 14 november 1942.
Die dag kwamen Pierlot en zijn ministers samen voor een ministerraad die negen uur zou duren. Ze namen erg belangrijke beslissingen over de collaboratie door Belgische ambtenaren, hoe de koning zich in België zou moeten opstellen en het nieuwe buitenlandse beleid.
Wat ging er in u om toen u dat verslag van de ministerraad vond?
“Dat was een emotioneel moment.
“Toen ik de stelling begon te verdedigen dat het Belgische standpunt over de geallieerden lange tijd dubbelzinnig bleef, kreeg ik best wel wat kritiek.
“Maar hier heb ik het onomstotelijke bewijs van de positieverandering in handen.
“Ik heb al heel wat gezien in mijn leven, maar dat het bewijs zo helder zou zijn, had ik zelf ook niet verwacht. Ik had nooit gedacht dat alles in één ministerraad beklonken was.
“Ook Pierlot heeft er het belang van ingezien. Zijn voorbereidingen van andere ministerraden zijn zelden bewaard gebleven. Maar van die op 14 november heeft hij al zijn documenten meticuleus bijgehouden.”
Wat waren de gevolgen van die koerswijziging?
“Van dan af wil België meevechten met de geallieerden tot de finale overwinning op Duitsland.
“De Brigade Piron werd in die periode opgericht, die in 1944 zou deelnemen aan de bevrijding van ons land.
“Op een volgende ministerraad, 17 december 1942, paste de regering ook de strafwet over collaboratie aan. In België deden ambtenaren gewoon wat de Duitsers hen opdroegen.
“Eigenlijk is dat niet zo onlogisch: de besturen werkten mee om de openbare orde te handhaven of om de voedselbevoorrading te organiseren.
“Maar op die ministerraad zei Pierlot dat alle samenwerking moest stoppen. De regering veranderde in de wettekst over collaboratie het woord ‘willens’ door ‘wetens’.
“Voordien waren collaborateurs alleen strafbaar als ze zelf lieten blijken dat ze het prima vonden om met de vijand mee te werken. Maar nu was iemand al in fout als hij wist dat hij iets deed wat de belangen van de Duitsers diende. In principe stond er de doodstraf op.”
Lokale besturen gehoorzaamden ook als de Duitsers hen inschakelden voor de Jodenvervolging.
“Inderdaad, en de ministers waren daar ook van op de hoogte.
“Op 16 september 1942 kreeg Paul-Henri Spaak (toen minister van Buitenlandse Zaken, red.) een rapport van de Staatsveiligheid.
“Daarin beschreef een geheim agent hoe Joden in Brussel massaal werden opgepakt. Ze wisten ook dat in Nederland en Frankrijk eerder al hetzelfde gebeurd was, en ze hadden contact met intellectuelen die vanuit bezet België naar Groot-Brittannië overkwamen.
“De regering wist dus dat de lokale overheden, van Oostende tot Aarlen, sinds het najaar van 1940 meededen aan die Jodenvervolging.”
Had de regering vanuit Londen iets kunnen doen?
“Jazeker, de regering heeft op dat vlak een verkeerde inschatting gemaakt.
“De ministers hadden op zijn minst invloed op de publieke opinie kunnen uitoefenen.
“In Frankrijk hadden twee bisschoppen en een kardinaal zich daarom openlijk uitgesproken tegen de Jodenvervolging.
“De Belgische ministers begingen een ongelooflijke misser door dat niet te doen. Ik vind dat we daar streng over mogen zijn.”
Belgische politieagenten werden in 1942 opgetrommeld om Joden op te pakken. In Wil zien we hoe het eraan toeging. Wat vond u van die film?
“Klopt, je ziet voor welke moeilijke keuzes die agenten stonden. Konden ze misschien een moeder en haar kind redden door alleen de vader van het gezin mee te nemen?
“De tranen die over het gezicht van één agent rollen, symboliseren die afwegingen voor mij. In dat opzicht vind ik het een goede film.
“Maar de film staat al vrij ver af van de historische werkelijkheid die ik in mijn boek beschrijf, en waar de roman van Jeroen Olyslaegers nog dicht bij aansluit.
“De film is gemaakt voor een publiek dat snelle actie wil. Het geweld dat erin zit, is overdreven. De grote historische context krijg je als kijker niet mee. Er wordt niets gezegd over waarom het Antwerpse stadsbestuur meewerkte of hoe de oorlog in dat jaar kantelde. Nu goed, ik denk ook niet dat zoiets in een film van twee uur mogelijk is.”
Vijf jaar geleden veranderde Antwerpen door de publicatie van uw boek de naam van het Delwaidedok in het Bevrijdingsdok. Leo Delwaide was in de oorlogsjaren burgemeester van de stad en u toonde aan dat zijn bestuur erg welwillend was geweest voor de bezetter. Wie moet er volgens u nog sneuvelen?
“Ik zou de vraag liever omdraaien: wie moet er een standbeeld krijgen?
“Voor mij is dat Joseph Vandemeulebroek, de burgemeester van Brussel. In de zomer van 1941 al werd Vandemeulebroek door de Duitsers afgezet. Maar hij liet via affiches weten dat hij de wettige burgemeester van Brussel bleef, en de tekst ervan besloot hij met ‘Leve België!’.
“Door zijn acties had hij een impact op de Brusselse publieke opinie, waardoor de ambtenaren er minder meehielpen bij de Jodenvervolging dan hun collega’s in andere steden.
“Jammer genoeg zijn er van de hoofdstad weinig archieven bewaard, zodat het moeilijk is om dat goed te bestuderen.”
Mogen we zeggen dat uw generatie historici, met ook bijvoorbeeld Bruno De Wever, Vlaanderen geleerd heeft om het eigen oorlogsverleden in de muil te kijken?
(glimlacht) “Wij zijn allemaal de erfgenamen van Maurice De Wilde (oud-journalist bij de VRT, beroemd om zijn tv-reeksen over de collaboratie, red).
“En wij hebben hier in Vlaanderen ook allemaal de collaboratie bestudeerd. En niet het verzet. Dat is, achteraf bezien, best wel een confronterende vaststelling. Maar goed, je kunt ook niet alles doen, hè.”
De VUB richt nu een leerstoel op om het onderzoek te doen naar het verzet.
“Ja, onder meer historicus Dany Neudt zit daarachter. Op zich vind ik dat een goed initiatief, maar ik denk dat de studie van het verzet om dezelfde reden heel lastig is.
“Verzetsorganisaties hielden uiteraard geen documenten bij, waarin ze opschreven wat ze deden.
“De tijd waarin je verzetsstrijders kon interviewen over hun ervaringen, is ook voorbij. Sommige belangrijke figuren uit de verzetsbewegingen hebben dat na de oorlog zelfs nooit gewild.
“Wat bijvoorbeeld wel kan, is nagaan hoeveel aanslagen er zijn geweest en hoe die chronologisch zijn verlopen. Daar kan zeker interessant cijfermateriaal mee worden opgebouwd.”
Bewijst de Oekraïense president Zelensky ook hoe uitzonderlijk verzet is? Hij had ook een andere keuze kunnen maken, zoals Leopold III bij ons deed.
“Jazeker, wat hij gedaan heeft, is ongelooflijk sterk.
“Onder leiding van Zelensky hebben de Oekraïners de Russische invasie tegen gehouden en hebben ze de publieke opinie in heel Europa achter zich gekregen.
“Eerst werd nog met Zelensky gelachen omdat hij vroeger een acteur was. Mensen die met hem hebben gesproken, zeggen me dat hij een zeer verstandig man is, die goed begrijpt wat er rond hem gebeurt. Al komen er nu wel barsten in zijn populariteit.”
Het optimisme van het eerste oorlogsjaar is wel weggesmolten.
“De situatie ginds nu is erg vergelijkbaar met die in 1942, weliswaar zonder dat er een grote kans is dat Rusland, zoals nazi-Duitsland in 1943, tegen een zware nederlaag gaat aanlopen.
“Maar net als toen zitten we nu in een patstelling. Niemand weet hoe dit gaat eindigen, en dus zie je dat er scenario’s gaan rondzingen.
“Je leest nu ook speculaties over wat met Poetin zou kunnen gebeuren als zijn regime zou instorten.
“Dat klinkt net zoals Churchill in 1941 ook zat te fantaseren over een mogelijke verbanning van Hitler naar een eiland, zoals met Napoleon was gebeurd.”
Welke toekomst ziet u voor Oekraïne, met uw kennis van het verleden?
“De Russische offensieven boeken nu ook enigszins succes. Dan komt daar nog een uitspraak van Trump bij, die zegt dat Poetin mag doen wat hij wil met NAVO-landen die niet genoeg besteden aan defensie.
“Trump is ook sterk gekant tegen hulp aan Oekraïne. Dus denk ik dat de kans op onderhandelingen toeneemt.
“Er zijn altijd gesprekken aan de gang tussen de protagonisten in zulke conflicten. Er zijn altijd nota’s die onder tafel worden uitgewisseld.
“Die onderhandelingen zullen gaan over de Donbas en de Krim, over oorlogsschade en het NAVO-lidmaatschap van Oekraïne.
“Het kan nog decennia duren voor Oekraïne effectief lid wordt, maar het land ligt duidelijk wel in de invloedssfeer van de NAVO.”
U maakt in de nieuwe uitgave van uw boek de vergelijking met het jaar 1942. Alleen is het uitgangspunt anders. We begonnen de oorlog in Oekraïne met het idee dat we de Russen zouden verslaan. Nu dat niet lukt, stevenen we op een compromis af. In de Tweede Wereldoorlog ging het krek omgekeerd.
“Inderdaad, zolang de afloop van de Tweede Wereldoorlog niet duidelijk was, werd er rekening gehouden met onderhandelingen.
“Politici dachten na over een scenario waarbij Duitse militairen Hitler zouden afzetten en gesprekken met de geallieerden zouden aanknopen.
“Er waren geruchten dat Wallonië misschien aan Frankrijk kon worden gegeven, als de Duitsers de Elzas zouden opeisen (de Elzas ging na de Eerste Wereldoorlog naar Frankrijk, red.). Wallonië zou dan compensatie zijn voor Frankrijk.
“Misschien zouden we ook een deel van Congo moeten afstaan.
“Door al die geruchten waren de Belgische ministers in Londen erg op hun qui-vive. Ook daarom hielden ze zich afzijdig van de geallieerden.
“Als er over vrede zou worden gesproken, zouden Duitsers ook met de Belgische regering onderhandelen. De geallieerden konden België dan niet zomaar een akkoord opdringen.
“Door haar onafhankelijke positie was de Belgische regering in Londen anderzijds niet ingewijd in de geheimen van de geallieerde leiders.
“Ze wist niet waar de geallieerden precies over spraken en vertrouwde het voor geen haar. Wij hebben nu toegang tot de documenten van Churchill en de Amerikaanse president Roosevelt. We weten meer dan de Belgische ministers toen.”
Er is ook nog die andere oorlog. Hoe leeft het conflict tussen Israël en Hamas aan de universiteit?
“Zeer velen zijn ermee bezig. Aan onze universiteit hebben we zowel studenten met een Joodse als met een Arabische afkomst. Je merkt dat er spanning is.
“Er zijn weleens incidenten: studenten die uitgescholden worden omdat ze een keppeltje dragen, of een prof die in een les te veel zijn persoonlijke mening geeft. Zulke incidenten kunnen we in dialoog oplossen.
“Ik denk ook dat profs in hun lessen de actualiteit kunnen betrekken. Alle standpunten mogen hier gehoord worden.
“Anderzijds zijn de gemoederen zo verhit dat je je kunt afvragen of we over dit thema vandaag wel een debat kunnen voeren. Ik weet het eerlijk gezegd niet. Het water is toch wel heel diep.”
In de VS kwamen rectoren van prestigieuze universiteiten als Harvard en MIT onder vuur te liggen, omdat ze te weinig deden tegen antisemitisme op de universiteit.
“Als ik te maken zou krijgen met een oproep tot genocide, zou ik onmiddellijk klacht indienen bij het parket. Dat is voor mij evident.
“Ik weet niet wat er op die Amerikaanse campussen precies gezegd is. Maar freedom of speech wordt in de Verenigde Staten veel ruimer ingevuld dan bij ons. Amerikanen mogen, als ze dat willen, met nazivlaggen zwaaien.
“Wij hebben gelukkig een wettelijk kader waarbij aanzetten tot haat en geweld strafbaar is.”
Over de militaire operatie in Gaza wil uw universiteit geen standpunt uitdragen?
“Zoals ik in een opiniestuk in De Standaard schreef, moeten universiteiten als instelling geen standpunt innemen bij zulke conflicten. Daar sta ik nog steeds achter.
“Bij de Russische inval in Oekraïne hebben we dat wel gedaan. Het waren vooral de andere rectoren die erop aanstuurden, ik was er niet 100 procent van overtuigd.
“In elk geval is het niet zo dat wij nu over elk conflict een stelling moeten innemen omdat we dat over Oekraïne hebben gedaan. We hebben daarmee geen precedent geschapen.”
We hadden in onze krant een open brief, ondertekend door meer dan 350 professoren, die de aanvallen op Palestijnse onderwijsinstellingen aankaartten. Kunt u zich daar dan wel over uitspreken?
“Er is een verschil tussen de professoren en de universiteit in haar geheel. Professoren zijn niet apolitiek, zij kunnen hun mening vertolken. De enige voorwaarde is dat ze binnen de wetenschappelijke standaarden blijven.
“Ben ik voor vrije meningsuiting aan de universiteit? Ja, natuurlijk. Maar als je vanuit je functie spreekt, kun je niet zomaar wat zeggen.
“Als professor moet je je aan de regels van de wetenschapsbeoefening houden, je moet bijvoorbeeld je bronnen toetsen. Daarom is de academische vrijheid beperkter dan de vrijheid van meningsuiting.”
Het klinkt een beetje alsof u geen standpunt wil innemen over Israël?
“Ik zeg dat wij in zulke conflicten neutraal moeten zijn.
“Als we een standpunt uitdrukken over Gaza, waarom zwijgen we dan over Oost-Congo? Waarom zeggen we niets over Iran of over het regime van Kagame in Rwanda?
“Bij Oekraïne was de redenering dat we moesten reageren, omdat het over een oorlog in onze achtertuin gaat. Eigenlijk vind ik dat zelf geen sterk argument.
“Ik vind dat we geen stelling moeten innemen over grote politieke conflicten die ons intern verdelen en waar veelheid van argumentatie mogelijk is.
“De spanning die wij hier zelf op de werkvloer ondervinden, geeft aan dat we hier beter voorzichtig mee omgaan en eerder moeten inzetten op dialoog. We zijn geen politieke partij en we zijn geen actiegroep.”
Rectoren begonnen de laatste jaren als publieke intellectuelen op het debat te wegen. Creëerde u daarmee niet zelf de verwachting dat u ook over Gaza een standpunt zou innemen?
“Dat is erg geleidelijk gegroeid. Toen ik in 2016 rector werd, liep de samenwerking tussen de universiteiten erg stroef. Zeker Leuven, met Rik Torfs toen als rector, voer liever een eigen koers.
“Dat is dan gaandeweg veranderd.
“De eerste keer dat we samen een open brief publiceerden, was toen de kleine Mawda door een politieagent werd neergeschoten (Belgische rectoren vroegen in 2018 om de regularisatie van het Koerdische gezin, red.).
“We zaten toen in een context van een toenemende polarisatie in de samenleving, waarbij we van het ene incident naar het andere gingen.
“Er was ook die brandstichting in het asielcentrum in Bilzen. We hebben toen een open brief gepubliceerd om op te roepen om rustiger met al die samenlevingsproblemen om te gaan.
“Ik denk dat die oproep nuttig was, al weet ik ook niet of ik die brief vandaag opnieuw zou schrijven.
“En toen kwam corona en hebben we een paar keer een scherp standpunt ingenomen over het regeringsbeleid.
“Ik vind dus wel dat we vanuit de expertise aan de universiteit iets kunnen zeggen over belangrijke maatschappelijke thema’s, zoals polarisatie in de samenleving of over het beleid rond corona. Dat is anders dan een politiek conflict in Gaza.”
De kritiek op het beleid werd u niet altijd in dank afgenomen.
(blaast) “Het was onze plicht om onze mond open te doen. Wij kregen toen vanuit de universitaire labo’s en ziekenhuizen zeer verontrustende informatie. We zaten erbovenop en zagen hoe de regeringen talmden.”
U was ook scherp in de commotie over Kazerne Dossin. Samen met andere historici bent u met slaande deuren vertrokken uit de wetenschappelijke adviesraad, omdat Joodse stemmen in het bestuur te veel hun stempel doordrukten.
“Ik kan er niet omheen dat ik soms een standpunt heb ingenomen. Maar in die discussie heb ik me gemengd als Herman Van Goethem, niet als de rector van de Universiteit Antwerpen.
“Het was duidelijk dat ik toen als oudgediende sprak (Van Goethem heeft Kazerne Dossin mee opgericht, red.).
“Het heeft toen inderdaad geknald, maar sinds de coronacrisis is die storm gaan liggen. Al kan ik me voorstellen dat het in Kazerne Dossin, door wat er nu gebeurt in het Midden-Oosten, weer spannend is.
“Kijk, Kazerne Dossin is een museum over de Holocaust en mensenrechten, waarin de link wordt gelegd naar genocidaal geweld buiten de context van de Tweede Wereldoorlog.
“Denk maar aan wat er in Rwanda of in het voormalige Joegoslavië is gebeurd. Centraal staan de 25.500 slachtoffers die vanuit Mechelen naar Auschwitz zijn gedeporteerd.
“Het is ongepast om uitgerekend op zo’n tragische plaats van herinnering, deze slachtoffers te instrumentaliseren in het Israëlisch-Palestijns conflict. Daar hebben zij niets mee te maken. Het is een heel delicaat evenwicht.”
Zou je in Kazerne Dossin een expo kunnen organiseren met beelden van Gaza?
“Ik vind het geen geschikte plek om zoiets in te richten. Het zou de nabestaanden van die 25.500 slachtoffers ook zwaar schofferen.
“Maar het neemt niet weg dat er in het verleden wel al tentoonstellingen zijn geweest waarbij de Palestijnse kwestie zijdelings werd aangeraakt.
“Met enige zin voor diplomatie kan zoiets wel, en zag je dat er geen probleem van werd gemaakt.”
Na die discussie in Kazerne Dossin hebt u samen met andere universiteiten het Hannah Arendt Instituut opgericht, dat onderzoek doet naar polarisatie. Wat kunnen academici op dat vlak bijdragen?
“Door de toenemende polarisering zitten mensen en organisaties met vragen. Dan moet je hun handvatten aanreiken. Dat is wat het instituut doet.
“Aan de universiteiten van Antwerpen, Gent en Brussel gebeurt er heel wat onderzoek rond armoede en diversiteit. We brachten die expertise samen en namen daarin ook de andere universiteiten mee.
“Maar of dat gaat helpen om de polarisatie tegen te gaan? Dat weet ik natuurlijk niet.
“Ik hoop in elk geval dat de werking van het instituut rond stedelijkheid, burgerschap en diversiteit, mensen kan inspireren.
“Ik wil ook graag zeggen dat Kazerne Dossin goede verhoudingen heeft met het Hannah Arendt Instituut.”
Wat doet het instituut concreet?
“Er loopt bijvoorbeeld een studie rond de Denderstreek. In steden als Ninove en Geraardsbergen is er iets bijzonders aan de hand.
“We zien dat mensen zich er meer en meer in de steek gelaten voelen, wat zich onder meer vertaalt in extreem stemgedrag.
“Door een analyse te maken van wat eigen is aan die regio, kun je ook gerichte bestuursmaatregelen voorstellen.
“Onderzoekers reiken kennis aan, zodat beleidsmensen erover kunnen nadenken.
“Soms zijn de onderzoeken van het instituut gericht op high-level bestuurszaken, maar soms is het ook heel praktisch.
“Wat moet een lokaal bestuur doen als er een vluchtelingencentrum in de gemeente wordt ingericht? Hoe kan het dan zo goed mogelijk met de bevolking communiceren?
“Het instituut heeft de expertise in huis om besturen erbij te helpen.
“Er loopt ook een project, PolarProf, dat ambtenaren van lokale besturen in contact brengt met experts, zodat ze samen kunnen nadenken over het bestrijden van haatspraak en desinformatie.”
Volgend academiejaar gaat u met emeritaat. Wat gaat u dan doen?
“Ik heb nog twee of drie boeken in mijn pen zitten. Misschien wil ik voortgaan op die relatie tussen België en de geallieerden tussen 1940 en 1942.
“Er waren vier ministers die tot in Londen waren gevlucht en acht anderen die niet verder dan Frankrijk zijn gegaan.
“De koning is tijdens de oorlog in België gebleven.
“Ik zou verder willen analyseren hoe die drie spelers zich in de eerste oorlogsjaren hebben opgesteld. Dat boek zou ik graag in het Engels uitbrengen, zodat het een internationaal publiek kan bereiken.
“Ik zou ook graag een dagboek uitbrengen over hoe ik als rector de coronacrisis heb meegemaakt.
“Ik wil dat koppelen aan een project dat ik tijdens de eerste golf heb gedaan.
“Ik beheer een gigantische collectie van oude foto’s met Belgische stadsgezichten. Op mijn publieke Facebookpagina heb ik toen vijftig afleveringen gemaakt van ‘Reizen corona’.
“Ik postte dan een aankondiging:
‘Beste mensen, we zitten allemaal thuis, maar morgen gaan we op reis naar de negentiende eeuw. We gaan het Steen bezoeken in 1884. Gelieve laarzen aan te doen, want het is een werf. Dames, kleed u zedig, want de bouwvakkers hebben ruwe gewoonten.’
“Ik scande mijn oude foto’s in plaatste ze de volgende dag online met een tekst erbij. Op den duur had ik 10.000 volgers. We hebben met ‘Reizen corona’ eerst Antwerpen bezocht en daarna Oostende, Gent en Brugge.
“Ik zou mijn dagboek en die fotoreizen graag in één publicatie gieten.
BIO
- Geboren op 20 december 1958 in Mortsel
- Historicus, jurist en hoogleraar
- Is sinds oktober 2016 rector van de Universiteit Antwerpen; gaat volgend academiejaar met emeritaat
- Expert politieke geschiedenis van België
- Publiceerde in 2019 1942. Het jaar van de stilte, waarin hij beschreef hoe het Antwerpse stadsbestuur in de oorlog actief aan de Jodenvervolging meewerkte
“Mijn schrijven wil ik wel anders aanpakken. Pas als ik een boek klaar heb, ga ik ermee naar een uitgeverij. Voor mij geen deadlines meer: boeken afmaken was nachtwerk. Daarna lag ik uitgeteld in de touwen.
“In mijn emeritaat wil ik op mijn gemak kunnen schrijven, misschien nog iets doen rond de kunstcollectie van de universiteit, reizen, expo’s bezoeken en tijd doorbrengen met mijn gezin. Ik wil opnieuw mijn agenda in handen hebben.
“Rector zijn was fantastisch, maar intens en vermoeiend.”
Hoe bent u erin geslaagd om het rectoraat met al dit onderzoekswerk te combineren?
“Ik heb er elke dag een beetje tijd voor genomen. Ik werkte bijvoorbeeld vier minuten en dertig seconden aan mijn boek en dan moest ik weer iets anders doen. Dan pakte ik nog een slot van tien minuten en dan nog eens een van zeven.
“In het boek 1942 gebruik ik ook een dagboekstijl. Die structuur heeft me geholpen omdat ik dan gewoon dag per dag kon gaan.
“Dat werken in hokjes heb ik altijd erg goed gekund. Het heeft het voor me mogelijk gemaakt om te blijven publiceren.”
U verwerkt ook uw eigen familiegeschiedenis in 1942. Uw grootvader collaboreerde als oorlogsburgemeester overtuigd met de Duitse bezetter. Speelde die geschiedenis een rol in uw keuze om de oorlog te onderzoeken?
“Ha, de therapeutische vraag. (lacht)
“Elke historicus die over de Tweede Wereldoorlog schrijft, moet de confrontatie met zijn eigen familiale geschiedenis aangaan.
“Elke historicus die werkt op de Tweede Wereldoorlog heeft grootouders en overgrootouders die ergens een positie hebben gehad in de oorlog.
“Het is puur toeval dat ik in de Tweede Wereldoorlog ben beland, echt waar. Ik had met evenveel plezier de twaalfde eeuw bestudeerd.
“Na mijn doctoraat wilde ik werken op de Franse Revolutie, maar Jan Velaers (hoogleraar staatsrecht, red.) overtuigde me om samen een boek over de Koningskwestie en Leopold te maken. Zo ben ik in de oorlog verzeild geraakt, en ik ben er niet meer aan ontsnapt.”
Lees ook
Lees ook
Vul hieronder de zoekopdracht Herman Van Goethem in en vind meer berichten.
Bron: De Morgen