Het verhaal van Manke Lies en De Kleine Man


HET VERHAAL 

Heel lang geleden in een land, of beter gezegd een gemeente, hier heel ver… eh, nee… hier heel dichtbij. Super dichtbij, want het was hier.

Lang geleden dus, hier in Edegem woonde de kleine man. Vreemd genoeg was die kleine man zo groot dat hij zich moest bukken om door de poort van het koetshuis te kunnen, maar dat is dan weer een ander verhaal.

Op een avond was die kleine man op weg naar huis, na een dag lang en hard te hebben gewerkt. Met een paar zilveren munten op zak liep hij langs het fort, voorbij de donkere kikkerpoel waar Manke Lies kwam spoken.

Hij moest flink doorstappen want het was hier ’s nachts niet veilig. Overdag zag je hier kinderen spelen, maar als het donker werd kwamen de rovers, bandieten en zelfs joggers… duidelijk geen plek voor eerlijke mensen.

Maar voor Manke Lies was hij pas echt bang. Volgens de oude legende zat ze verstopt in een holle knotwilg naast de stinkende poel, waar ze loerde op stropers en eenzame reizigers. Als ze je te pakken kreeg, viel je onder haar betovering en niemand wist wat er dan zou gebeuren.

Het was al laat en hij moest opschieten maar haast en spoed…. Eén seconde niet opgelet en hij stootte zijn voet keihard tegen een dikke wortel die uit de grond stak. Hij kermde het uit van de pijn en greep met twee handen naar zijn pijnlijke gezwollen enkel.

Het begon al te schemeren en hij was bang, hongerig en moe, heel moe. De kleine man trok zijn schoen uit en zette zich tegen een boom met zijn voet in het koude, slijmerige water. Heel even maar, tot de zwelling een beetje minder was en dan zou hij weer vertrekken.

Maar hij vertrok niet, gelijk met het ondergaan van de zon vielen zijn ogen toe. Moe van het harde werk, lag hij zacht te ronken tegen een boom. Maar het was niet zomaar een boom, wat had je gedacht! Het was de boom van Manke Lies.

Gelukkig was Manke Lies niet het gevaarlijk spinwijf zoals de mensen dachten, in tegendeel. Toen Manke Lies nog leefde was ze altijd een enorm lief, zelfs een beetje verlegen meisje geweest. Ze had een heel groot hart en ze wilde de mensen maar vooral de dieren helpen.

Maar door dat jarenlange gespook had ze naam en faam gemaakt in de wijde omgeving.

Om de stropers uit het bos te jagen liet ze ’s nachts alle vallen afgaan, waardoor de konijnen en herten zonder schrik konden rondspringen. Als ze iemand een boom zag omhakken ging ze zo hard te keer dat elke houthakker tot in het uilenbos zijn bijl liet vallen en ging schuilen onder de rokken van de pastoor.

Zeg wat je wil, maar als spook had ze wel een punt en dat wist de burgemeester ook, maar hij had meer schrik van spoken dan van rovers en bandieten.

In een oud verslag, dat begraven ligt in het Archief aan de Prins Boudewijnlaan, staat dan ook geschreven dat rovers, stropers, bandieten en illegale houtkappers niet thuis horen in deze gemeente, met die joggers kunnen we eventueel nog leven.

Maar het allerbelangrijkste is dat er een einde komt aan dat gespook.

Zo kwam het dat Adolphe du Bois d’Aische een voorstel deed aan Manke Lies. De burgervader zou alles in het werk stellen om mens en natuur in harmonie te laten leven, dat was zijn gelofte en als die vervuld was zou alles beter worden.

De mensen zouden hun energiefacturen kunnen betalen en kinderen in alle veiligheid naar school fietsen. Dieren zouden terug genoeg ruimte krijgen, de natuur zou weer gezond zijn en Manke Lies zou nooit meer moeten spoken.

Maar nu even terug naar de slapende kleine man, die met zijn pijnlijke voet nog steeds in het water zat.

Manke Lies keek naar de slapende reus, ze wist ten slotte niet dat ze hem de kleine man noemden. Lies durfde geen geluid te maken want dan zou hij wegvluchten. Het was al zo lang geleden dat ze een levend mens van zo dichtbij had gezien en ze wilde niet dat hij vertrok.

Plots hoorde ze het gekraak van voetstappen in het bos en even later zag ze een paar verdachte manspersonen uit het struikgewas komen. Ze hadden het spoor van de kleine man gevolgd, misschien wilden ze zijn zilveren munten stelen, of misschien wel iets veel erger.

Als bezeten schudde Manke Lies aan de wilg waardoor takken en blaadjes naar beneden vielen. Al snel was de kleine man verborgen onder een berg van groen. De rovers zochten en zuchten en een van de boeven krapte zelfs even aan zijn kont, de kleine man was onvindbaar.

Maar tot overmaat van ramp begon de kleine man plotseling heel luid te snurken en als er nu één ding was dat hij heel erg goed kon, dan was het wel heel luid snurken.

Met getrokken messen gingen de schurken naar de ronkende berg bladeren. Voetje voor voetje slopen ze dichterbij en op het moment dat ze wilden toeslaan schoot er een heldere flits uit de knotwilg, met een oorverdovend gekrijs vloog Manke Lies recht naar de bandieten.

Van de enorme schrik deden ze alle twee, spontaan in hun broek. Stinkend en strompelend vluchtten ze zo snel als ze konden door de bramen en het dichte struikgewas.

Het duurde niet lang voor alle struikrovers in de wijde omgeving hun relaas hadden gehoord en, net zoals de meeste stropers en illegale houtkappers, een legale bron van inkomsten zochten, onder andere als vastgoedmakelaar en verzekeringsagent.

Ondertussen was de kleine man natuurlijk wakker geworden door al dat kabaal, verstijfd van schrik bleef hij roerloos liggen. Hij probeerde door de blaadjes en takken te kijken naar wat er gebeurde en zag nog net de hielen van de schurken verdwijnen in het donkere bos.

Hij bleef nog even liggen en toen hij dacht dat de kust veilig was trok hij zijn voet uit de modder en kroop voorzichtig van onder de berg. Behoedzaam keek hij om zich heen. Omdat hij zo groot was keek hij recht in de kruin van de knotwilg, recht in de ogen van Manke Lies!

Hij schrok zoals hij nog nooit had geschrokken. Manke Lies keek hem aan en hij wilde vluchten maar zijn voeten leken wel vastgenageld aan de grond.

“Hallo, ik ben Manke Lies.”

De kleine man stond bijna neus tegen neus met Manke Lies. Ze had groenig blauwe ogen en rood haar dat was vergroeid met klimop, bloemen en hooi. Ze was duidelijk niet het enge monster van de legende.

“Wie ben jij?” Vroeg Manke Lies. “Ik, eh… ben de kleine man,” stamelde de kleine man.

“Kleine man? Je bent zo groot als de holle boom waar ik in zit,” zei Manke Lies.

“Tja… Dat is een lang verhaal. Maar waarom zit jij eigenlijk in die boom?”

Manke Lies vertelde over haar gelofte en dat ze pas uit de boom kon komen als een goede ziel haar zou helpen. Het probleem was dat ze na al die jaren in die boom te hebben gewoond, niet meer wist wat haar gelofte was.

Had het iets te maken met de natuur, misschien wel met kunst? Of was het iets met kleine mensen, grote mensen, oude mensen… Wat vreselijk, ze wist het echt niet meer.

“Manke Lies,” zei de kleine man. “jij hebt mijn leven gered. Ik beloof te helpen om jou gelofte te vervullen. Al moeten we elk goed doel van de hele planeet steunen.”

De kleine man hielp Manke Lies uit de boom en tot zijn verbazing was Manke Lies nog groter dan hij. Voor het eerst in zijn leven kon iemand hem terecht ‘kleine man’ noemen maar Manke Lies zei, “kleine man, jij bent de nieuwe reus.”

Samen trokken ze naar het Gemeenteplein waar ze de verbaasde menigte vertelden over hun voornemens. Vanaf nu zouden ze elk jaar een gelofte maken en die samen met de burgemeester, burgers, verenigingen en bedrijven zo goed mogelijk vervullen.

Elk jaar opnieuw, om te werken aan een betere wereld voor mens en dier.


Help jij Manke Lies?



Lees ook

Vul hieronder de zoekopdracht Erfgoed in en vind meer berichten.


Bijhorende Website

Manke Lies

Bron: Manke Lies

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven