Hetero. Wit. Man. Minstens één hoogopgeleide ouder. Aso gestudeerd. Hogere studies gedaan. Hier geboren. Als u deze zeven kenmerken kunt afvinken, komt u volgens Joris Luyendijk (50) aardig in de buurt van de elite. In zijn nieuwe boek De zeven vinkjes toont de bekroonde Nederlandse journalist aan de hand van zijn eigen levensverhaal aan dat onze maatschappij geen eerlijke loopwedstrijd is, omdat mannen zoals hij nog altijd de spelregels bepalen.
‘Het is tijd voor een aanval op mannen zoals ik’
Joris Luyendijk
Als Joris Luyendijk zich ergens in vastbijt, levert dat vaak verrijkende inzichten op. Zijn eerste bestsellers, Een tipje van de sluier en Het zijn net mensen, waren de vruchten van zijn periode als correspondent in het Midden-Oosten (1998-2003).
Na een intermezzo in Nederland, waar hij Zomergasten presenteerde en voor NRC Handelsblad schreef, verhuisde hij naar Londen, waar hij in de hoofden van de bankiers uit de City kroop.
Het resultaat was Dit kan niet waar zijn, wéér een voltreffer, in de staart van de bankencrisis. Na zijn terugkeer naar Amsterdam publiceerde hij onder meer Pessimisme is voor losers, een lange briefwisseling met CEO Kees van Lede over populisme, complotdenken en elites die elkaar de hand boven het hoofd houden. En nu zoomt Joris Luyendijk in op de privileges van zevenvinkjesmannen, zoals Joris Luyendijk.
Mijn eerste reactie was: wéér een boek dat de witte man van alles de schuld geeft. Maar De zeven vinkjes is echt een eyeopener. Ik had nooit zó stilgestaan bij de voordelen die ik bij mijn geboorte en opvoeding cadeau heb gekregen. Is dat het effect dat u beoogt?
“Laten we bescheiden blijven: ik vertel hoe het in mijn leven is gegaan en neem de lezer mee op die ontdekkingstocht. Automatisch ga je dan nadenken over je eigen parcours. Wanneer had het anders kunnen lopen? Aan wie heb ik mijn baan te danken? Was ik ook zo ver gekomen als ik op mijn achtste vanuit Marokko naar hier was gekomen? We doen alsof iedereen gelijke kansen heeft, maar de jacht naar succes is geen eerlijke wedstrijd. Wij, zevenvinkjesmannen, starten met een halve ronde voorsprong.”
Waarom is dat zo?
“Wij zijn de enige groep die ondiscrimineerbaar en sociaal onkwetsbaar is. Ik hoef me niet af te vragen of ik straks mijn energiefactuur kan betalen. Ik word op straat niet aangevallen of beschimpt. De politie houdt mij niet tegen vanwege mijn huidskleur. Het gevaar is dat je daardoor gaat denken dat de wereld best oké is, en je niet begrijpt waarom al die activisten zo boos zijn.
Dat is de sfeer onder politici, bedrijfsleiders en journalisten. ‘Kunnen we niet een beetje gezellig doen? Er is toch geen schreeuwend onrecht?’ Terwijl dat onrecht al begint in het onderwijs. Migranten- en arbeiderskinderen worden systematisch naar de verkeerde scholen gestuurd. Dat is bepalend voor hun verdere leven.”
Studio 100-baas Gert Verhulst gaat er prat op dat zijn succes helemaal zijn verdienste is. Hij vindt ook dat mensen minder moeten klagen en de media wat positiever nieuws moeten brengen, ‘want het leven is toch mooi’.
“Hij heeft geen idéé van hoe geprivilegieerd hij is. Ik dacht vroeger ook dat mijn succes te danken was aan m’n eigen durf en voortreffelijkheid. Maar tijdens het schrijven van dit boek zijn er een paar pilaren onder mijn zelfbeeld gesneuveld. Ik ontdekte dat ik nederig en dankbaar moet zijn voor de plek waar ik ben geboren en de kansen die ik heb gekregen.
Als je succesvol bent, is het natuurlijk leuker om te geloven in mantra’s als ‘willen is kunnen’ en ‘als je maar hard genoeg je best doet, kom je er wel’. Dan kun je beweren dat het een eerlijke wedstrijd was, die jíj hebt gewonnen dankzij je genialiteit. En degenen die het niet haalden? ‘Die wilden het kennelijk niet hard genoeg, of hebben foute keuzes gemaakt. Pech voor hen.’ Dat is zo’n miskenning van de realiteit.”
Ook in de politiek is dat het dominante discours. Zelfs sommige politici met migratieroots zeggen dat jongeren hun kansen moeten grijpen, in plaats van te zeuren.
“Zij zijn daar beter voor geplaatst dan ik. Laat mij maar uitleggen dat er structurele mechanismen bestaan waardoor mensen met hún achtergrond veel harder moeten knokken dan ik. Dan kunnen zij zeggen: ‘Oké, maar in plaats van hasj te roken met je vrienden, kun je ook keihard studeren, sporten en opleidingen volgen.’ Conservatieve politici beweren graag dat er structureel niks mis is, maar waarom spelen mannen zoals ik dan overal de baas?”
Hoe komt dat?
“Omdat wij de spelregels bepalen. Wie wil meedoen, kan maar beter zo hard mogelijk op ons lijken. De zevenvinkjesmannen zijn met 3 procent, maar in de toplaag wordt dat twee op de drie. Minstens.
Maak de oefening voor België: regeringsleden, partijvoorzitters, professoren, hoofdredacteurs, rechters, het zijn overwegend zevenvinkjes. Dat komt doordat een grote groep witte mannen met andere sociale achtergronden ons verdedigt. Als je bent opgegroeid bij twee Poolse ouders die het niet breed hebben, ben je helemaal anders dan ik. Maar je wordt bij mijn groep opgeteld. Met dat hulpleger erbij zijn we met 40 procent.”
U deelt middenklassers zoals u en ik bij de elite in, maar ik heb mezelf altijd gezien als de gewone, hardwerkende Vlaming.
“Als je veel mensen kent die op wintersportvakantie gaan, lijkt het alsof iedereen dat doet. Terwijl maar één op de twintig Nederlanders jaarlijks gaat skiën. De hogere middenklasse is veel kleiner dan ze denkt. Minder dan 4 procent heeft een abonnement op een kwaliteitskrant, in mijn omgeving is dat 80 procent. Eén op de zes werkende Nederlanders heeft een universitair diploma. Als dat in jouw omgeving de helft of meer is, leef je in een bubbel.
“Ik heb met hoogleraren gesproken van wie de koning weet wie ze zijn. ‘De elite? Nee, daar hoor ik niet bij.’ Dan noemen ze een groep die nóg meer heeft. Kees van Lede was een uitzondering: hij gaf toe dat hij al zes generaties tot de elite behoort. Daarom schonk hij grote bedragen aan liefdadigheid. De elite moet goed zorgen voor de rest, vond hij. Maar als je blijft volhouden dat je niet geprivilegieerd bent, vervalt de morele plicht om wat terug te geven. Zulke mensen vergelijken zich nooit met een arbeider of migrant. Ze klagen alleen dat ze te veel belastingen moeten betalen.”
TOPTRANFSER
Waar had het bij u anders kunnen lopen?
“Op mijn zevende kreeg ik een hersenvliesontsteking. Pas na weken onderzoek vonden de dokters de oorzaak. Mijn ouders vreesden dat ik in een rolstoel verder zou moeten. Dan had mijn leven er helemaal anders uitgezien.
“Op mijn elfde haalde ik een slechte score op het centraal examen. ‘Niks van aantrekken,’ zei mijn leraar, ‘jij moet naar het gymnasium.’ Dat was cruciaal. Tijdens mijn lezingen over het Midden-Oosten zitten er vaak slimme jongeren met Arabische wortels in de zaal. Als ik met hen spreek, blijkt dat ze vastzitten in een rotjob, doordat ze op school slechte ervaringen hadden met leraren die niet in hen geloofden.
Tegen ons zeiden ze op het gymnasium dat we het neusje van de zalm waren. Daar krijg je zelfvertrouwen van. Op mijn 18de won ik een beurs, waardoor ik een jaar in Amerika kon gaan studeren. Zo verzamelde ik, via allerlei duwtjes en gelukjes, een grote voorsprong.”
Uw vader was psycholoog, uw moeder docent Nederlands. Waren jullie rijk?
“Niet in vergelijking met sommige klasgenoten. Maar ik had een eigen kamer, we keken naar het nieuws, er slingerden kranten en tijdschriften rond, mijn moeder legde goede boeken op mijn nachtkastje. Geld voor schooluitstapjes was nooit een probleem en mijn ouders vonden het logisch om naar oudercontacten te gaan.
Vergelijk dat met een kind dat opgroeit in een gezin van acht, in een klein appartement, bij een werkloze, alleenstaande moeder die amper of geen Nederlands spreekt. Die vindt het misschien gênant om naar een oudercontact te komen, omdat haar kinderen voor haar moeten tolken. Stel dat jij in dát gezin was geboren, was je dan ook journalist geworden?”
Er is toch ook een stuk eigen verdienste? U nam als doctoraatsstudent antropologie het heft in handen door Arabisch te leren en in Caïro een scriptie te gaan maken over de levensstijl van moslims.
“Ja, dat heeft niet iedereen gedaan. (lacht) Daardoor kon ik al op mijn 26ste correspondent worden voor de Volkskrant. Maar veel mensen zijn in hun kindertijd vanuit Noord-Afrika naar hier gekomen. Zij moesten van nul beginnen, de taal leren, alles regelen voor hun laaggeletterde ouders, en ze hebben het gered. Als dat geen buitenlandervaring is! Maar dat zien we als een handicap, waar we niks meer van willen merken, terwijl míjn avontuur als een troef wordt gezien.”
Hoe was het om in Egypte de buitenstaander te zijn?
“Ik woonde een jaar op een simpel flatje in een arme buurt, tussen mensen met wie ik niet kon praten. Dat vond ik heel radicaal van mezelf. Ik was de enige westerse student op een universiteit met vijftigduizend studenten. In de bioscoop zat ik tussen honderden mensen die smakelijk lachten om clichébeelden over westerlingen: witte vrouwen waren meestal hoeren, witte mannen laffe, agressieve slechteriken. Dat was heftig.
“Maar eigenlijk kwam ik daar heel geprivilegieerd de vervreemding opzoeken. Ik kon op elk moment naar huis, de Nederlandse ambassade stond paraat en mijn onderzoek werd beoordeeld in Nederland. Ik had vooraf ook mijn netwerk geraadpleegd om te checken of het daar veilig was. Via een klasgenote raakte ik aan de praat met de Nederlandse ambassadeur van Soedan: hij stelde me gerust. Sindsdien kan ik de zin ‘wat is de wereld toch klein’ niet meer horen.
Wij zijn met 17 miljoen Nederlanders. Dat zijn 340 voetbalstadions van 50.000 man. De kans dat ik nét op het stoeltje naast die ambassadeur beland, is miniem. Maar als er stadions zijn waar alleen de autochtone hogere middenklasse zich begeeft, wordt die kans veel groter.”
Vreemd genoeg had u het moeilijker bij The Guardian, terwijl het daar barstte van de witte mannen en vrouwen met dezelfde achtergrond.
“Ik zag mezelf als een spits die een toptransfer had versierd, maar ik kwam er nauwelijks van de bank. Ik wilde de lezer meenemen in mijn leerproces over bankiers, maar de leiding was sceptisch en wilde geen risico nemen. Plots kreeg ik het voordeel van de twijfel niet. Het klikte ook niet met de collega’s, omdat ik hun sociale codes niet begreep. Ik kon niet mee lachen met hun grapjes, en na vergaderingen wist ik vaak niet wat er was beslist, hoewel ik elk woord had verstaan. Daar heb ik geleerd dat uitsluiting ook onbedoeld en subtiel kan verlopen.
“Zevenvinkjes met macht vertellen me dat het vaak misloopt met werknemers met diverse achtergronden, omdat ‘het niet klikt’. Dat heeft te maken met verschillende omgangsvormen: met culturele bagage, oogcontact maken, je mening durven ventileren. In sommige culturen leren kinderen dat het een provocatie is om een overste in de ogen te kijken. Wat is hier het toppunt van onbeleefdheid? Géén oogcontact maken. Ze keurt me niet eens een blik waardig, denkt de baas. Hij weet niet eens hoe dat meisje is opgevoed.»
Moeten wij rekening houden met die verschillen? Of is het aan migrantenkinderen om zich aan te passen aan onze gebruiken?
“Ik ben voor gebedsruimtes en halal eten. Maar oogcontact maken is even essentieel als rechts rijden op de baan. Op dat vlak is volledige assimilatie nodig.
Over homo- en vrouwenrechten sluiten we ook geen compromissen.
Dus zeg je tegen je nieuwe collega Salima: ‘In Egypte mocht je mensen niet in de ogen kijken, hier móét het. Maar ik zal je helpen om het te leren.’ Je moet haar ook de andere sociale codes uitleggen. ‘Zag je hoe dat idee werd afgeschoten tijdens de vergadering? De zin ‘Laten we er nog eens goed naar kijken’ betekent eigenlijk: ‘Dit doen we voorlopig niet.’
Zulke gesprekken voeren we te weinig. We zeggen tegen mensen met een andere afkomst dat ze gewoon zichzelf moeten zijn. Maar dat geldt alleen voor mannen zoals ik. Als een moslima of homo helemaal zichzelf is, leidt dat vaak tot problemen.”
U schrijft dat de selectiecriteria voor bepaalde jobs ook niet eerlijk zijn.
“Nee, want wíj bepalen ze, ze zijn op ons lijf geschreven. Je moet om te beginnen het juiste diploma hebben. Bij voorkeur heb je daarnaast ook andere activiteiten ontwikkeld: een jaartje buitenland of de organisatie van een evenement. Voor iemand uit de onderklasse is dat moeilijker: die is bezig met studentenjobs om z’n studies te betalen.
Als je promotie wilt maken, moet je charisma hebben en makkelijk een groep toespreken. Dat zijn bij uitstek kwaliteiten van witte mannen met veel zelfvertrouwen en een luide stem.
Vrouwen en mensen van kleur moeten een hogere drempel over: zij weten dat ze sneller commentaar krijgen op eigenschappen waar ze weinig aan kunnen doen. ‘Kijk wat een figuur ze heeft.’ ‘Moet je dat rare accent horen.’ Zo bestel je automatisch een Joris Luyendijk.
Een topvrouw van een selectiebureau zei me: ‘Jullie zijn gewoon op zoek naar een kerel zoals jullie, maar dan één met tieten en een andere huidskleur.’”
Welke oplossing ziet u daarvoor?
“We moeten leiderschap anders invullen, en eigenschappen die voortvloeien uit kwetsbaarheid meer waarderen.
Aanpassingsvermogen, incasseringsvermogen, empathie, creativiteit, dat leer je allemaal als je van het ene naar het andere land verhuist, of je moet invechten in een mannenwereld. Als dat lukt, heb je al veel bewezen. Daarom is het zo erg dat er in de drie vorige regeringen van Mark Rutte zo weinig vrouwen zaten, en zelfs geen énkele minister van kleur.
‘Ik had er graag meer willen hebben,’ zei Rutte, ‘maar we gaan voor de beste mensen.’ Dat hebben we gezien, ja! Uit die regering moesten ministers vertrekken, omdat ze staalhard gelogen hadden, omdat ze de coronacrisis niet aankonden of de toeslagenaffaire slecht hadden aangepakt.
Onze politici reageren ook systematisch te laks op crisissen. Ze hebben zo’n makkelijk leven gehad dat ze niet in staat zijn om dreigingen te herkennen. Zelfs bij grote crisissen denken ze dat het wel goed komt en blijven ze binnen de bestaande kaders.
Een minister van Volksgezondheid met een vluchtverleden zou in het begin van de pandemie waarschijnlijk alerter hebben gereageerd.”
Bij sommige leiders werkt het moderne discours over witte mannen averechts. N-VA-voorzitter Bart De Wever zei in Humo: ‘Als Jill Peeters in de krant zegt dat de klimaatopwarming veel te maken heeft met de wittemannencultuur, denk ik: de boom in!’
“Mannen met hun eigen koninkrijk, zoals De Wever en Verhulst, vormen een groot obstakel: zij hebben geen zin om hun gedrag in vraag te stellen. Het idee alleen al vinden ze vermoeiend. Ze hebben niet de vaardigheden om mensen met andere vinkjes te laten bloeien.
Oudere, witte mannen zitten doorgaans emotioneel op slot, ze kunnen niet om met kwetsbaarheid. Hun medewerkers kunnen dus niet met slecht nieuws en moeilijke boodschappen naar hen komen, want daar reageren ze slecht op. Dat maakt hen ongeschikt als leider.”
Moeten alle zeven vinkjes dan aan de kant?
“Nee, maar we zullen eraan moeten wennen dat wij het niet meer alleen voor het zeggen hebben. En we moeten bijleren. Vandaag sturen we vrouwen op een cursus ‘ruimte nemen’, maar wij hebben een cursus ‘ruimte geven’ nodig.
Leren luisteren, zodat anderen kunnen vertellen wat er misgaat in de organisatie. Voor gevoelige mannen kan er een fijnere wereld aankomen. Voor de macho’s wordt het grimmig. Al zijn dat diep van binnen ook kleine jongetjes die constant willen tonen: ‘Kijk papa, ik kan het wél, hou dan van me!’ Zoals Donald Trump.”
EDDY DEMAREZ
Zijn zevenvinkjesmannen onbewust allemaal racisten?
“Nee, maar we zijn patroonherkennende wezens. Als een slang twee van je familieleden heeft doodgebeten, weet je dat je moet rennen als je er één ziet. Honderden jaren lang hebben wij zwarte mensen afschuwelijk behandeld. Dat werkt op subtiele manieren nog altijd door.
In mijn kindertijd zongen wij: ‘Een kind onder de evenaar is meestal maar een bedelaar.’ Ik ben daardoor niet inherent racistisch, maar die stereotiepe zaadjes zitten wel nog altijd in mijn hoofd. Zoals ik ook schrik als ik een verhaal lees over een chirurg, en na tien zinnen ontdek dat het een ‘zij’ is.”
U schrijft dat u in Londen zelf racisme heeft ervaren na de brexit?
“Dat was heel beperkt. De brexiteers eisten hun overwinning op door mij en andere Europese vrienden te laten voelen dat we niet meer welkom waren. ‘Heb je de uitslag van het referendum niet gezien? Wat doe jij hier nog?’
Even voelde ik een ietsiepietsie van wat moslims al jaren meemaken. Die paar incidenten waren genoeg om mijn beeld van dat land te doen kantelen. Plots zag ik op de trein alleen maar maskers. ‘Misschien denkt iedereen hier zo?’ Discriminatie werkt zoals gif: één druppel is genoeg om het hele glas van kleur te doen veranderen.”
Zou u zichzelf omschrijven als woke?
“Dat woord staat niet in het boek. Het is een waardeloze term die alleen dient ter sabotage van een inhoudelijk gesprek. Wij hebben te maken met structurele achterstelling, ontmoediging en intimidatie van mensen met een bepaald nest en lichaam. Die mechanismen moeten we aanpakken met beleid. Of dat woke is, boeit me niet.”
Hoe ver moeten we daar in gaan? Veel mensen zijn in de war, omdat ze woorden als ‘neger’ of ‘mongool’ plots niet meer mogen gebruiken.
“Doen alsof het onrecht in de wereld verdwijnt als we maar op de juiste manier praten, is naïef. Maar denken dat je de onrechtvaardigheid kunt uitroeien zonder de taal aan te pakken die er ertoe bijdraagt, is dat ook. Bepaalde woorden hadden we beter nooit gebruikt, ze waren nooit oké. De vraag is niet ‘Wat mogen we nog zeggen?’, maar: ‘Moedig ik hier de griezels mee aan? Is deze opmerking of aangebrande meme koren op de molen van Tom Van Grieken en Thierry Baudet?’ Dat laatste kun je toch niet willen?”
Wat denkt u van de zaak-Eddy Demarez? De Sporza-commentator deed lacherig over de ‘manwijven’ en ‘lesbo’s’ van onze nationale basketbalploeg. Hij werd tijdelijk geschorst.
“Ik geloof in een dialoog waarin die vrouwen kunnen uitleggen hoe dat bij hen aankwam. Daar leren we meer van. Als dat niet helpt, moet je wel grenzen stellen.”
Die dialoog is er ook gekomen.
“Mooi, toch? Als je tot de dominante groep behoort, moet je extra op je taal letten. Het is te makkelijk om te vinden dat je alles moet kunnen zeggen, als er over jouw groep nooit wat lelijks wordt gezegd. Je kunt iemand uitschelden voor homo, maar niet voor hetero. Voor hoer, maar niet voor gigolo. Voor slet, maar niet voor macho.”
Er zijn veel mensen met een bepaalde kwetsbaarheid. Mogen we dan nergens meer om lachen?
“Sadistisch en minachtend lachen zou beter verdwijnen. Dat ík dat zou missen, komt doordat je om mij niet sadistisch kunt lachen.”
Auteur Marnix Peeters hekelt de ‘langtenerij’ en ‘toenemende verkramping’. ‘Ik spreek met buschauffeurs en metsers, die de laatste 10 euro bijeenzoeken om kattenbakvulling te kopen. Die moeten dan in de krant lezen ‘of het woord zwartrijden nog wel gebruikt mag worden’. Gun de mensen eens wat tijd, zeg’, zei hij in De Morgen. Zo’n zaak-Demarez betekent volgens hem telkens 1 procent extra voor Vlaams Belang.
“Hij erkent dus dat sociale klasse belangrijk is. En wanneer je de achterstelling van kortgeschoolden negeert, terwijl je hen wél aanspreekt op het privilege van hun huidskleur en seksuele voorkeur, lopen ze naar populisten.”
Dat is toch volop bezig?
“Het kan best dat er in arbeiderskringen zo tegenaan wordt gekeken. Maar ik wantrouw hoogopgeleiden die drie arbeiders kennen en daar dan hun eigen politieke standpunt onderschuiven. Als ik het goed begrijp, is Marnix niet tegen diversiteit, maar vindt hij dat het te snel gaat. Dus we zeggen tegen mensen van kleur: ‘Sorry, maar je gaat nog een leven lang te maken krijgen met discriminatie, en alle negatieve termen die erbij horen, want wij zijn er nog niet klaar om ze te bannen. Maar voor je kinderen komt het wel goed, dus hou op met zeuren.’ Wat een vreselijke boodschap!”
Het past in een discours waarin mensen het gevoel hebben dat ze steeds meer verworvenheden moeten afgeven. Zélfs hun traditionele kinderfeest en kerstmarkt!
“Op de ‘wintermarkt’ smaakt de jenever nog altijd hetzelfde. Het Sinterklaasfeest gaat ook nog gewoon door, met roetpieten. Mensen zeggen dat Zwarte Piet niks met racisme te maken heeft, omdat hij zwart ziet van de schoorsteen. Maar waarom zijn z’n kleren dan nog schoon? Waarom heeft hij kroezelhaar en dikke lippen? Sinterklaas is door de jaren heen ook van karakter veranderd. Vroeger was dat een klassieke patriarch die stoute kinderen in elkaar sloeg. Dat vonden de conservatieven prima. Nu is bijna iedereen het erover eens dat je kinderen niet slaat.
“Ik deel wel de bekommernissen van Marnix over de arbeidersklasse. Maar de oplossing is niet om hen uit te spelen tegen kleurlingen of holebi’s. Dat gebeurt al te vaak. Wij krijgen in Nederland jaarlijks minstens vijftigduizend immigranten binnen: vluchtelingen, maar ook arbeidsmigranten die we nodig hebben om onze openstaande vacatures in te vullen en de vergrijzing op te vangen, omdat we onze eigen bevolking slecht behandelen en naar foute scholen sturen. Ondertussen staan witte arbeiderskinderen tien jaar op de wachtlijst voor een sociale woning. Zij denken: ik woon nog bij mijn ouders, maar de sociale woning in mijn straat gaat naar Afghanen.”
Bij ons wil bevoegd minister Matthias Diependaele (N-VA) een half miljard euro, bedoeld voor sociale woningbouw, cadeau geven aan de privésector.
“Zo plavei je de weg voor Vlaams Belang. Je zet de witte onderklasse op tegen de gekleurde onderklasse, terwijl je hen collectief naait door te weinig betaalbare huurwoningen te voorzien. Beleidspartijen moeten toegeven dat ze het hebben laten lopen op het vlak van huisvesting, toegang tot zorg en gelijkekansenonderwijs. Beloof dat je dat eindelijk deftig gaat aanpakken, maar dat het dan óók gedaan moet zijn met discriminatie. Links heeft een charismatische leider nodig die dát verhaal brengt.”
U hebt veel gepraat met ‘klassenmigranten’, die vanuit laagopgeleide gezinnen naar jobs voor hoogopgeleiden zijn gesprongen.
“Ik ben ervan geschrokken hoeveel pijn daar zit. Veel klassenmigranten hebben het gevoel dat ze er nooit echt bijhoren. Ze hebben last van het ‘indringerssyndroom’: ze hebben schrik om door de mand te vallen en doen alsof ze zijn zoals ik. Ze leren hun accent af, dragen dezelfde kleren, gebruiken dezelfde ironie, maar ze zeggen nooit dat hun vader buschauffeur is. Ze schamen zich voor iets wat een troef is, namelijk dat ze twee werelden kennen.”
Zelfs het afstudeermoment is voor kinderen uit arbeiders- of boerengezinnen blijkbaar niet altijd een feest?
“Witte kinderen uit de hoogopgeleide middenklasse vieren dat met papa en mama, die op de uitreiking helemaal op hun gemak zijn en een goed restaurant hebben gereserveerd voor nadien. Door je opleiding te voltooien, rijd je de kloof met je hoogopgeleide ouders dicht. Bij de onderklasse diep je die kloof juist uit. Mijn kind hoort vanaf nu bij die lui met hun witte hemdjes, denken sommige ouders. Veel klassenmigranten beschrijven het als een moment van ontworteling.
Veel migrantenkinderen maken dat ook mee, omdat ze hier beter aarden. Ze zweven tussen twee werelden. Hun ideeën over politiek, klimaat, racisme en vaccins evolueren, waardoor ze heftige discussies krijgen met hun ouders. Voeg daar nu de vrouwen en holebi’s bij die zich moeten invechten in zevenvinkjesmilieus, en je komt aan 80 procent van de bevolking.
Sociologisch lijken die categorieën niet op elkaar, maar ze delen veel ervaringen van ontmoediging en uitsluiting. Als zij inzien dat wíj het obstakel zijn, en ze trekken aan hetzelfde zeel, dan zijn wij wég.”
Historicus David Van Reybrouck zei in De Morgen dat het neoliberalisme tot de vernedering van de blanke arbeider heeft geleid. Hij voorspelt een opstand van laagopgeleiden tegen ‘de hoogopgeleiden die zich Masters noemen’.
“Ik wijt de groeiende boosheid en polarisering vooral aan de ineenstorting van de sociaaldemocratie. Die beloofde altijd om de wereld rechtvaardiger te maken. De sterkste schouders zouden de zwaarste lasten dragen. Dat is een leugen gebleken, het woord ‘solidariteit’ bestaat haast niet meer. Ons politieke veld is vijftig tinten neoliberaal.
Tijdens de coronacrisis is gebleken hoe essentieel de technische beroepen zijn. Wij hebben tekorten in de zorg, in het onderwijs, in transport. De normale oplossing is dan: hogere lonen en betere arbeidsvoorwaarden. Maar daar is ‘geen geld voor’. Zo ondermijn je de bestaanszekerheid van mensen. Ze geloven niet meer dat er voor hun kinderen nog een woning, een baan en een pensioen zal zijn.”
Misschien heeft het verzet tegen de coronamaatregelen en de vaccins wel meer te maken met ongelijkheid en sociale frustraties dan met wat er in die spuiten zit.
Joris Luyendijk
Zevenvinkjes zijn wellicht ook meer geneigd om vertrouwen te hebben in de overheid en de wetenschap?
“Natuurlijk! Wij zaten aan de universiteit, we hebben wetenschappers in ons netwerk, onze identiteit is daar deels op gebouwd. Dan wordt het moeilijk om te zeggen: ‘Maar dat éne vakgebied aan de universiteit verkoopt leugens.’ Maar als je ver van die wereld afstaat, en je leiders hebben nooit naar je omgekeken, en díé mensen vragen nu om je vertrouwen, dan zeg je: m’n rug op!
“Maar een opstand is niet voor meteen. Daar is de gemiddelde leeftijd in Europa te hoog voor. Wij hebben nog altijd een brede middenklasse die veel te verliezen heeft. In Egypte is dat anders: mensen zijn jong en straatarm.
Zij verdrinken op de Middellandse Zee om het leven te krijgen waarvan mensen hier zeggen dat het onaanvaardbaar is.”
ZELFHATENDE ACTIVIST
Hoe kijkt u naar het MeToo-schandaal bij The Voice of Holland?
“Ook daar zie je dat één nare ervaring een enorme impact kan hebben op je verdere leven. In mijn boek gaat het er niet echt over, maar als vrouw zou ik er wellicht wel een hoofdstuk aan hebben gewijd. Dat geeft aan hoezeer je lichaam je blik bepaalt.”
Dit schandaal zal de tv-wereld blijvend veranderen, zegt men.
“Daar lijkt het wel op. De activisten van Black Lives Matter zijn bang dat we straks weer naar het pre-George Floyd-tijdperk afglijden, maar met MeToo is dat onmogelijk. Door de stortvloed van verhalen en schandalen is de strijd voor vrouwenemancipatie voorbij een kritisch punt. Onze nieuwe regering heeft nu een flink aantal vrouwen aan boord, en we vinden het doodnormaal dat een vrouw de Europese Commissie leidt.”
Zouden wij beter bestuurd worden door een regering van vrouwen?
“Vrouwen lijken minder bezig met ego en haantjesgedrag, maar misschien verergert dat zodra hun onderdrukking voorbij is. De arbeidsmarkt zou er wellicht anders uitzien. Met vrije dagen tijdens de menstruatie, in plaats van het weekend. Zorgtaken zouden worden verloond zoals een echte job. Er zou meer waardering zijn voor ouderschap.
Een leider die een tijdje minder is gaan werken om zijn kinderen deftig op te voeden, dat zou terecht een belangrijk vinkje voor kwaliteit zijn. Maar hoe zou de arbeidsmarkt eruitzien als alleen mannen ze mogen vormgeven? Zoals nu. Veel werkgevers willen in níéts merken dat je een vrouw met kinderen bent.”
U hebt twee jaar aan dit boek gewerkt. Halfweg mailde u me dat het een marathon was. Hoe kwam dat?
“Ik behandelde het als het zoveelste onderwerp waar ik eens diep in zou duiken. Tot ik het liet lezen aan enkele vriendinnen van kleur. Zij zeiden: ‘Gast, voor ons is dit een realiteit! Als jij de verhalen van mensen die lijden onder achterstelling samenbrengt en het behandelt als ‘een onderwerp’, zou dat verschrikkelijk zijn.’
Plots begreep ik dat mijn onderwerp moest zijn dat er een kleine groep in de samenleving is voor wie onrecht maar een onderwerp is, een beleidskwestie. En dat ik die groep van binnenuit moest beschrijven. Toen heb ik het helemaal omgegooid. Dit boek heeft mijn kijk op de wereld veranderd.”
Dat u zelf een zevenvinkje bent, maakt het sterker.
“Precies. Ze kunnen mij niet afschilderen als een hysterisch wijf, een overgevoelige homo of een gefrustreerde migrant die voor zijn eigen groep pleit. Maar als het boek effect heeft, zullen tegenstanders me zeker proberen te kwalificeren als een zelfhatende linkse activist. Vooral mensen die het niet lezen.
“Na mijn boek over de banken vertelden bankiers me dat ze het de hele tijd cadeau kregen. Mensen die De zeven vinkjes hebben gelezen, zeggen dat dit het ‘we-praten-pas-verder-als-je-dit-hebt-gelezen-boek’ wordt. Dat zou mooi zijn.”
Bron: De Morgen