Er zijn stappen gedaan in de aanpak van seksueel geweld, vinden de ouders van Julie Van Espen vier jaar na de moord op hun dochter. Maar wie in de magistratuur een fout maakt, wordt nog veel te weinig op zijn verantwoordelijkheid gewezen. De ouders vragen in een brief aan politici om daar werk van te maken.
Nikolas Vanhecke – Heleen Debeuckelaere
‘Vooruitgang bij Justitie, maar nog een berg werk’
‘Julie had nog geleefd als iedereen bij het gerecht zijn verantwoordelijkheid had opgenomen.’
Dat is, behalve het verdriet om het verlies, het basisgevoel bij de nabestaanden van Julie Van Espen.
De 23-jarige studente werd in mei 2019 verkracht en vermoord door Steve Bakelmans, een dakloze die op vrije voeten was in afwachting van zijn proces wegens zedenfeiten.
Wegens personeelsgebrek sloot een afdeling van het Antwerpse hof van beroep de deuren, waardoor de zaak van Bakelmans samen met een zeventigtal andere dossiers op de lange baan werd geschoven.
De dader verdween van de radar van Justitie en had in 2019 een slaapplek gevonden onder een brug aan het Albertkanaal. Toen Julie daarlangs fietste, op weg naar vriendinnen in Antwerpen, sleurde hij haar van de fiets.
De feiten leidden tot een immense publieke verontwaardiging. Er kwam een betoging met 15.000 mensen en de aanpak van seksueel geweld kwam prominenter op de politieke agenda.
De familie van Julie Van Espen speelt daarin een niet te onderschatten rol. Een jaar na de moord schreven onder anderen haar ouders en de vader van haar vriend Thomas een brief naar politici met concrete aandachtspunten.
‘Sinds de dood van hun geliefde Julie heeft de familie zich tot doel gesteld om de politiek blijvend te sensibiliseren om grote prioriteit te geven aan de strijd tegen seksueel geweld’, zegt advocaat John Maes, die de familie vertegenwoordigt.
In een nieuwe brief maakt de familie vandaag een balans op. Ze begint met de oproep voor een verbeterde tuchtregeling voor de magistratuur.
Dat is een technische, procedurele kwestie, maar ze gaat wel naar de essentie van het toezicht op en verbetering van de derde macht.
De termijn voor de indiening van een klacht tegen een magistraat moet van zes maanden naar minimum een jaar, vindt de familie.
‘Bovendien zou de Hoge Raad voor Justitie hier een veel actievere rol in kunnen spelen. Die kan ook een klacht indienen, en de Raad zou online duidelijker kunnen communiceren dat ook burgers dat kunnen doen.’
Te weinig opvolging daders
Hun oproep om de korpschefs in de magistratuur – de bazen van een parket of rechtbank – te evalueren, sluit daarbij aan.
‘Ongelooflijk maar waar: sinds 2008 krijgen zij geen evaluatie meer’, schrijven ze. Opnieuw raken ze een essentiële kwestie aan.
‘Als we dat willen veranderen, is een wijziging van de grondwet nodig. We willen jullie met aandrang vragen om het artikel daarover te plaatsen op de lijst met “voor herziening vatbare artikelen van de grondwet”, en dit nog voor het einde van deze regeerperiode.’
Een ander punt van kritiek is de opvolging van daders van seksueel geweld. Die zou verplicht moeten zijn, ook na het einde van een straf.
‘Er zijn verschillende wetsvoorstellen ingediend, maar er komt geen concrete wet. Er zijn ook enkele proefprojecten, maar de meeste zedendelinquenten blijken gewoon hun straf uit te zitten om niet behandeld te moeten worden.
´Ook de moordenaar van Julie wilde niet behandeld worden en deed gewoon zijn straf uit bij een vorige veroordeling.
´Er zijn dringend extra investeringen nodig in bijkomende forensische psychiatrische centra (waar geïnterneerden verblijven, red.) en in begeleiding in de gevangenissen zelf.’
Aangifte en hulp op één plek
De familie ziet ook een reeks punten waar de evolutie positief is. Dat gaat van projecten zoals de digitalisering van justitie en het online raadplegen van een strafdossier, tot meer tastbare zaken als de Zorgcentra Seksueel Geweld. Daar kunnen slachtoffers terecht voor medische en psychologische hulp en kunnen ze ook meteen aangifte doen.
‘Dit is een grote meerwaarde. Hopelijk leidt dat ertoe dat slachtoffers meer geneigd zijn om open te getuigen over wat ze hebben meegemaakt.’
Ook positief is het verplichte uittreksel uit het strafregister voor wie met minderjarigen werkt – al stelt de familie zich de vraag waarom er een uitzondering geldt voor de jeugdsector – de betere afstemming van websites en meldpunten, en sensibiliseringscampagnes.
‘We zien ook dat er sinds 2019 heel wat inspanningen werden geleverd om op een structurele manier voldoende opleidingen aan te bieden aan magistraten, politiemensen en advocaten over hoe ze kunnen omgaan met zedendelinquentie en slachtoffers van seksueel geweld.’
Er moet nog verder worden geïnvesteerd in manieren om de risico’s van daders te bepalen. De hervorming van het seksueel strafrecht betekent ook een grote stap vooruit.
‘Mag niet bij woorden blijven’
‘Op basis van de jongste vier jaar kunnen we constateren dat er eindelijk vooruitgang bij Justitie wordt geboekt’, concludeert de familie.
‘Op sommige punten zijn we al een heel eind op weg, op andere staat er nog een berg werk te doen. Er wordt al volop gesproken over de verkiezingen van 2024, maar we gaan ervan uit dat er in dit laatste jaar nog veel werk kan worden verzet in het domein Justitie, in samenwerking met andere departementen zoals Welzijn, Onderwijs, Jeugd en Gelijke Kansen.’
Al de bevoegde ministers ontvingen de brief, net zoals de voorzitters van alle politiek partijen.
‘De familie richt de brief zo breed omdat ze blijft vrezen dat electoraal belang wetgevende initiatieven kan dwarsbomen. Ze hoopt dat reacties op de brief niet alleen bij woorden blijven. Dat is de kern van hun betoog.’
De brief zal op 10 mei aan bod komen in de Kamercommissie Justitie.
‘Uit deze brief blijkt dat er op federaal niveau nog veel werk aan de winkel is’, reageert commissievoorzitster Kristien Van Vaerenbergh (N-VA).
‘Daar zijn mijn fractie en ik het absoluut mee eens. We zullen dit bespreken met het parlement.’
Reactie kabinet-Justitie
‘De familie van Julie Van Espen zegt waar het op staat, zoals ze altijd doet’, reageert het kabinet van minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD).
‘We waarderen dat en hebben veel respect voor de manier waarop zij omgaan met wat ze hebben meegemaakt.
´Er zijn de voorbije jaren inderdaad veel inspanningen gedaan om seksueel geweld beter aan te pakken, met de grondige wijziging van het seksueel strafrecht en de uitbouw van de zorgcentra als uitschieters.
´Toen we de online raadpleging van dossiers mogelijk maakten, hebben we bewust prioriteit gemaakt van de dossiers rond zedenfeiten. We weten dat we er nog niet zijn. Er worden stappen vooruit gedaan, maar het is zeer begrijpelijk als zaken niet snel genoeg gaan.’
‘De brief kaart terecht zaken aan waar we ook aan werken. We weten dat we het grondwetsartikel over de evaluatie van de korpschefs voor herziening open moeten verklaren.
´Daarnaast zijn we bezig met een nieuw sociaal statuut voor magistraten, waarna het tuchtrecht ook aan bod zal komen. Ook werklastmetingen bij de rechtsprekende magistraten en het parket komen er aan.’
‘De familie vraagt ook om processen over zedenzaken altijd achter gesloten deuren te behandelen. We begrijpen dat dat in veel individuele gevallen een bekommernis is. Maar rechtspraak is in principe publiek. Het maakt deel uit van de controle op de rechterlijke macht.
´De openbaarheid voor bepaalde strafzaken wegnemen, zou als neveneffect hebben dat die controle vermindert. Het is een moeilijke afweging, want het zou kunnen dat het voor slachtoffers drempelverlagend werkt als ze weten dat een eventueel proces niet in de media komt.’
‘Wat de opvolging van zedendelinquenten na hun strafeinde betreft, is de discussie lopend in het kader het ontwerp voor een nieuw Strafwetboek. Nog voor de zomer moet dat worden besproken in het parlement.’
Lees ook
Bron: De Standaard