Als rechtse politici jeremiëren over het Belgische economische beleid, schrijft Marc Reynebeau, propageren ze een ideologische agenda: de index opdoeken.
Marc Reynebeau – De Standaard
Een klasse politieke doemdenkers heeft een waarschuwing klaar: het internationale financiewezen, genre IMF of zo, staat paraat om stoottroepen in Zaventem te laten landen, die dan in de Wetstraat de hefbomen van de economie overnemen.
Daarmee vergeleken zou wat Griekenland tien jaar geleden overkwam, klein bier zijn. Het heet dat in België dringend orde op zaken moet worden gesteld, nu het land zelf daartoe niet meer in staat zou zijn.
De Cassandra’s voorspellen dat de chaos de Belgen spoedig in de collectieve verarming zal storten.
Voor die politici en de praatzuchtigen die in hun periferie verkeren, dient dat apocalyptische discours als politiek wapen tegen met name de federale regering. Maar het is ook te horen bij economische lobby’s.
Ook zij verbinden er, met het vermeende gezag van hun objectieve terreinkennis, een uitdrukkelijk politieke dimensie aan, nu er over een halfjaar verkiezingen aankomen.
Aan grote woorden geen gebrek. Het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) vreest een ‘volledige stuurloosheid’ van België.
Het in Voka verzamelde Vlaamse patronaat waarschuwt voor ‘nog eens vijf jaar aanmodderen’.
Het VBO is iets concreter in wat het ziet als alternatief voor die eventuele impasse:
- Geen automatische koppeling meer van lonen en uitkeringen aan de index
- Werkloosheidsuitkeringen beperken tot twee jaar
- Een algemene verlaging van de vennootschapsbelasting
Ja, vragen staat vrij.
Niettemin valt alvast over de economische groei weinig te mopperen. In het derde kwartaal van dit jaar groeide het bruto binnenlands product (bbp), in vergelijking met het vorige kwartaal, met 0,4 procent.
Vergeleken met het derde kwartaal van 2022 bedroeg de groei 1,4 procent. Dat oogt bescheiden, maar België is daarmee toch een toppertje in de EU. Die moet als geheel vrede nemen met een bleke nulgroei.
Het zo vaak als een voorbeeld voorgehouden Nederland ondergaat al een tijd een beperkte maar aanhoudende krimp (-0,5 procent tegenover vorig jaar).
Andere landen waar België zich graag mee vergelijkt, tonen evenzeer een krimp, zoals
- Ierland (-5,6 procent)
- Luxemburg (-1,8)
- Oostenrijk (-1,6)
- Zweden (-1,4)
- Finland (-1,2)
- Duitsland (-0,4)
Of ze groeien veel trager, zoals
- Denemarken (+0,3)
- Zwitserland (+0,4)
- Frankrijk (+0,6)
Meer nog, die 1,4 procent groei van België is zowat gelijk aan de bbp-groei onder ‘Zweeds’, de vorige rechtse regering-Michel die van een veel gunstigere conjunctuur kon profiteren.
In datzelfde derde kwartaal van dit jaar groeide de werkgelegenheid in België met 0,2 procent, net zoveel als het EU-gemiddelde.
Gemeten over een jaar bedroeg die stijging 0,7 procent, goed voor 35.000 nieuwe jobs. In totaal zal de federale regering bijna 300.000 nieuwe banen gecreëerd hebben.
En de Belgen houden de moed erin: in enquêtes over de economische verwachtingen noteerde de Nationale Bank vorige maand bij zowel consumenten als ondernemers een groei van het vertrouwen.
Nog zo’n cijfer waarover België niet hoeft de blozen: de inflatie.
Die verbrak vorig jaar records van een halve eeuw geleden en maakte het leven voor gezinnen en bedrijven erg duur.
In november bedroeg de inflatie volgens de Nationale Bank een bescheiden 0,76 procent. Volgens de Europese Commissie bleven de prijzen in die maand globaal onveranderd en viel de inflatie, vergeleken met de records van november 2022, zelfs negatief uit: -0,7 procent.
Ter vergelijking, voor diezelfde periode liep de inflatie in de Eurozone nog op tot 2,4 procent. Ja, geen enkele Europese lidstaat kan de inflatie beter intomen dan België.
Met die cijfers kon premier Alexander De Croo (Open VLD) op 10 oktober het parlementaire jaar openen met de boodschap dat België ‘in goeie doen’ is. Want geen enkel land slaagde erin om de koopkracht even efficiënt op peil te houden als België.
Dat kwam deels door een reeks overheidsingrepen, deels door de indexkoppeling. Zo bleef de koopkracht beschermd, waarmee de gezinnen de motor van de economische groei konden worden.
Gecombineerd met een in toom gehouden inflatie kan de gemiddelde Belg nu welvarender zijn dan toen De Croo en de Vivaldi-coalitie aantraden en de covid- en energiecrisissen nog moesten volgen.
Maar hoe crisisbestendig de Belgische economie ook blijkt te zijn, er vertoeven nog genoeg olifanten in de kamer. Zoals de kaduke staat van de overheidsfinanciën die een volgend kabinet mogelijk tot besparingen kan dwingen.
Of de weinig optimale werkzaamheidsgraad. Met daarbij nog de fiscale hervorming die er niet komt, al kon ze helpen om arbeid lonender te maken.
Of om de overheidsinkomsten en -uitgaven meer in balans te brengen.
Al zal die laatste gedachte in economisch conservatieve kring niet snel opduiken, wat allicht ook verklaart waarom van die hervorming niets terechtkomt.
Achter de doemscenario’s over de Belgische economie schuilt dan ook een onversneden ideologische agenda, met in het centrum daarvan een felle kritiek op de indexkoppeling.
Daar wil het VBO dus van af en ook Voka stelt erover besmuikt dat ze aan ‘herziening’ toe is.
Het zijn stellingen die de Nationale Bank in een studie met enig historisch besef omschrijft als uitzonderlijk en ‘zeer radicaal’.
Zo wil een theorie dat de indexkoppeling een loon-prijsspiraal op gang brengt, de inflatie aanwakkert, met nieuwe indexeringen en nog meer inflatie als gevolg.
Maar van zo’n inflatoire spiraal is het voorbije jaar in België niets gebleken, integendeel.
Meer nog, de geïndexeerde koopkracht hield de binnenlandse consumptie en dus de groei van het bbp en van de werkgelegenheid onder stoom. En de indexkoppeling garandeert de sociale vrede en de economische stabiliteit.
Landen waar ze niet bestaat, zoals Nederland, krijgen af te rekenen met sociale onrust over looneisen die al snel boven de 10 procent uitstijgen. Werknemers hebben er het koopkrachtverlies van het voorbije jaar immers nog helemaal in te halen.
Bedrijven koesteren nu een ander bezwaar: het indexmechanisme drijft de loonkosten op, wat de concurrentiekracht schaadt. Toch tot wanneer ook de Nederlandse stakers erin slagen om hun koopkrachtverlies in te halen.
Maar hoe oprecht is dat gesomber over de begroting dan?
Want zie, elke indexering brengt de staatskas wel mooi 1,5 miljard euro extra op.
Voor MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez is dat echter niet eerlijk.
In Bouchezland is eerlijk wel: dat extraatje ‘teruggeven’, een derde aan de werknemers, dubbel zoveel aan de bedrijven.
Met zulke vrienden hebben de staatskas en het werkvolk geen vijanden meer nodig.
Marc Reynebeau – Journalist verbonden aan De Standaard. Zijn column verschijnt wekelijks op woensdag.
Lees ook
Vul hieronder de zoekopdracht Marc Reynebeau in en vind meer berichten.
Bron: De Standaard