Tenzij er een mirakel gebeurt, wordt Vlaams Belang zondag de grootste Vlaamse partij, schrijft Paul Goossens. Met dank aan de N-VA, en aan opiniemakers die er een ‘bijna normale’ partij van hebben gemaakt. Wat ze voor alle duidelijkheid lang niet is.
Paul Goossens – De Standaard
Als de peilingen kloppen, moeten we ons opmaken voor een nog veel zwartere zondag dan die van 24 november 1991, toen het Vlaams Blok 10 procent van de Vlaamse stemmen binnenhaalde.
Vandaag zou zo’n score Vlaams Belang in zak en as storten en alle andere partijen euforisch maken.
In 1991 was het precies het tegendeel: extase bij extreemrechts, ontreddering bij al de rest.
Een betere illustratie dat Vlaanderen tussen 1991 en 2024 wezenlijk is veranderd, is nauwelijks denkbaar.
Als zondag meer dan een kwart van de Vlaamse kiezers voor extreemrechts stemt, is er reden tot groot alarm. Niet zozeer over de begroting, wel over een dijkbreuk die de ankerpunten van de Vlaamse samenleving dreigt mee te sleuren.
Vragen ten gronde over de donkere Vlaamse identiteit zijn dan onvermijdelijk.
Hoe groot de ontreddering van de politieke kopstukken in 1991 was, blijkt uit de memoires van Jean-Luc Dehaene:
“Ik was er kapot van, vol onbegrip ook.
Ik zag het echt niet meer zitten in de politiek en was vastbesloten om er afstand van te nemen.”
Toch was het Dehaene die 104 dagen na de verkiezingsramp premier van een rooms-rode regering werd en na de verkiezingen van 1995 met dezelfde coalitie doorging. Het schip strandde met de dioxinecrisis en de electorale opdoffer van mei 1999.
Als je de memoires van Dehaene leest, verbaast het hoe vlug de commotie verdampte en het in de Wetstraat weer business as usual was. In enkele weken verschraalden de dure eden van zwarte zondag.
Voor Dehaene en de rooms-rode partijleiders waren de staatshervorming (Sint-Michiels akkoord) en de sanering van de begroting (het Globaal Plan) de topprioriteiten.
De sociale kloof dichten – die kloof was nochtans de ideale biotoop voor extreemrechts – moest wijken voor een toegangsticket tot de eurozone.
Zoals in de jaren 90 gaat het ook vandaag weer over budgettaire versobering en institutionele architectuur.
In 1991 geloofden de politieke boegbeelden dat ze met meer federalisme en minder begrotingstekorten uiteindelijk extreemrechts konden droogleggen.
Niet in Vlaanderen. Ondanks het cordon sanitaire, dat in 1992 door alle democratische partijen werd onderschreven, ging de opmars van het Vlaams Blok onverminderd voort.
Op 13 juni 2004 schoot het met 24,1 procent van de Vlaamse stemmen door het plafond. Een nieuw record, een nog zwartere zondag dan die van 1991.
Enkele weken voordien was het Vlaams Blok voor racisme veroordeeld en dat rendeerde.
De partij kon zich als slachtoffer in de strijd voor vrije meningsuiting profileren en dat leverde compassie en stemmen op.
In 2009 sputterde de schijnbaar niet te stuiten opgang van Vlaams extreemrechts.
Nadat het Vlaams Blok tot Vlaams Belang was herdoopt, moest het in 2009 een klap en in 2014 een knock-out incasseren. Met 5,92 procent van de Vlaamse stemmen haalde de partij met moeite de kiesdrempel.
Allemaal het gevolg van interne clangevechten en de opkomst van de N-VA, een assertieve concurrent op de rechterflank, die de obsessies van Vlaams Belang – asiel en migratie, Vlaamse zelfstandigheid – iets minder potig op de agenda zette.
Met succes, want het leverde de N-VA 31 procent van de stemmen in 2014. Vlaams Belang leek definitief uitgeteld.
Nog eens vijf jaar later bleek ook dat een illusie te zijn. In 2019 maakte Vlaams Belang met 18,5 procent van de stemmen een onwaarschijnlijke comeback, die alleen mogelijk werd doordat de N-VA als gangmaker optrad.
Met haar campagne rond het Marrakeshpact en haar plotselinge vertrek uit de regering-Michel in 2018 pinde de N-VA de migratieproblematiek wekenlang op de voorpagina’s van de kranten vast.
Wat voordien een opgefokt en ranzig dispuut van extremisten was, werd een respectabel gespreksonderwerp in de Vlaamse salons en serviceclubs.
Zo spreidde Theo Francken, de orkestmeester van de Marrakesh-hallucinatie, het electorale bedje voor Vlaams Belang en faciliteerde hij de exit van vele duizenden kiezers uit de N-VA.
Vijf jaar later betaalt die partij nog altijd de rekening voor die onovertroffen blunder.
Weer dreigt spectaculair stemmenverlies en behoudens een mirakel is de N-VA het aureool van grootste Vlaamse partij kwijt aan extreemrechts.
In zijn memoires noemde Dehaene het Vlaams Blok “een separatistische partij, met duidelijk extreemrechtse fascistische trekken”.
Dat uitgerekend een volbloed pragmaticus als Dehaene, die allergisch was voor ideologische scherpslijperij, in 2012 het etiket fascistisch op de partij kleefde, verbaast zeer.
Tegenwoordig is er nauwelijks een politicus, zelfs niet aan de linkerkant, die zich daar nog aan waagt.
Zonder veel research te hebben gedaan, omschrijven opiniemakers en politicologen Vlaams Belang ondertussen als een bijna normale partij, van iedere fascistische smet witgewassen.
Ten onrechte. Graaf naar de wortels van Vlaams Belang en je komt bij figuren en denkbeelden terecht die Europa in de 20ste eeuw in de horror hebben gestort.
Bij Fratelli d’Italia van Giorgia Meloni en de meeste Europese extreemrechtse formaties is het niet anders.
Nooit heeft de leiding van Vlaams Belang ondubbelzinnig afgerekend met dat toxische gedachtegoed, nooit werden de banden doorgeknipt.
Op zowat alle sleutelposities van de partij zitten vandaag lieden die tot voor kort met kreten, woorden en gebaren flirtten die de Weimarrepubliek onderuithaalden en democratieën slopen.
Niet alleen is Vlaams Belang een partij die een vuile Europese erfenis meesleept, ze is er zelf het donkere resultaat van.
Lees ook
Klik hier of op de hyperlink hieronder en vind andere columns van
Bron: De Standaard