Poëzie – Van ’t Stad los – Antwerpse stadsdichters vieren hun 20ste verjaardag op een kantelpunt


Twintig jaar na het Boerentoren­gedicht van Tom Lanoye vieren de stadsdichters donderdag hun twintigjarige bestaan in de Roma. Tijd om terug te blikken en vooruit te kijken: hoe ziet de toekomst eruit nu de stadsdichters onafhankelijk van de stad opereren?

Veerle Vanden Bosch – De Standaard


Antwerpen was in 2003 de eerste Vlaamse stad die een stadsdichter aanstelde.

Twintig jaar na het Boerentorengedicht van Tom Lanoye vieren de stadsdichters donderdag hun twintigjarige bestaan in de Roma.

Op de eind 2021 overleden Bernard Dewulf na tekenen alle huidige en voormalige stadsdichters present, van Lanoye, Ramsey Nasr en Joke van Leeuwen tot de huidige poule van vijf.

Het is een mooie line-up die getuigt van de rijke traditie die het Antwerpse stadsdichterschap heeft opgebouwd.

Al is dat vandaag in een andere constellatie dan voorheen: de huidige stadsdichters opereren sinds een jaar onafhankelijk.

Ze namen ontslag, nadat een gedicht van Ruth Lasters over het onderwijs op een njet van het stadsbestuur was gestuit.

Tom Lanoye, Boerentorengedicht (2004).
Tom Lanoye, Boerentorengedicht (2004). 
© Sven van Baarle

De viering van twintig jaar stadsdichterschap is zowel een terugblik als een moment om na te denken over de toekomst, nu de stadsdichters het zonder de ondersteuning van de stad moeten rooien.

De coördinatie gebeurt niet langer door Antwerpen Boekenstad, maar door voormalig stadsdichter Stijn Vranken en Lotte Dodion, die samen met Ruth Lasters, Lies Van Gasse, Cleo Klapholz en Yves Kibi Puati Nelen deel uitmaakt van de huidige poule.

“Met dit feest willen we het indrukwekkende parcours en de ongelooflijke variatie van de afgelopen twintig jaar belichten”, zegt Vranken.

“Tegelijk willen we voor het voetlicht brengen wat de artistieke en maatschappelijke waarde van het stadsdichterschap kan zijn.”

Want dit is een scharniermoment. Het afgelopen jaar was heftig met de heropstart na de breuk met het stadsbestuur, erkent Vranken.

“Gelukkig hebben we goede partners gevonden in het culturele middenveld, die het stadsdichterschap mee dragen.

“De betrokkenheid van organisaties als De Roma, De Studio, Behoud de Begeerte en andere geeft een andere dynamiek dan wanneer je alleen de stad als partner hebt.

“Maar je wil natuurlijk werken in het stedelijke weefsel. Vroeger waren de lijnen met de stad heel kort via Antwerpen Boekenstad. Nu moeten we officiële procedures doorlopen voor alles wat we willen doen in de openbare ruimte. Dat maakt alles trager en moeizamer.

“Het idee dat de stad weer in bad stapt als medepartner is een piste die we graag willen bekijken. Het conflict van vorig jaar maakte de samenwerking onmogelijk, maar eigenlijk is het de logica zelve.

“Na de verkiezingen willen we die dialoog aangaan: is er interesse, en hoe kunnen we die dan vormgeven?”

Vieren in mineur

De Studio is een van de organisaties die het stadsdichterschap ondersteunen.

“Dat doen we met veel liefde,” zegt algemeen directeur Marc Verstappen, “maar ook met tegenzin.

“In die zin dat we hopen dat het een tijdelijke fase is en het stadsdichterschap kan terugkeren onder de vleugels van het stedelijk apparaat.

“Het stadsdichterschap is heel snel een waardevolle traditie geworden.

“Dit stadsbestuur schermt graag met tradities, maar heeft hiermee wel een heel mooie traditie overboord gegooid.

“Dus we vieren voor een stukje in mineur, al staat er dan een Champions League van de Nederlandse poëzie op het podium.

“Dit feest is tegelijk een oproep aan de stad om het stadsdichterschap weer op te nemen waar het thuishoort.”

Joke van Leeuwen, ‘Liedje voor de Kanaalzone’ (2009).
‘Liedje voor de Kanaalzone’ (2009)
Joke van Leeuwen © rr

Wat de stadsdichters nu neerzetten, is mooi, maar het is niet hetzelfde als een gedicht aan de Boerentoren of op een kaaimuur, dat appelleert aan de hele bevolking, vindt Verstappen.

“Die ampleur is nodig.

“Ik zie dat de stadsdichters aan zelfcensuur doen: er worden geen projecten op touw gezet zoals een kaaimuurgedicht van 200 meter, of een brief die in tienduizenden bussen wordt gepost, vanwege de financiële, maar ook de logistieke implicaties die dat meebrengen, rond vergunningen et cetera.

“Het stadsbestuur privatiseert de openbare ruimte in een rotvaart, maar poëzie biedt een meerwaarde die de commercie niet kan bieden.

“Ik lees in Gazet van Antwerpen dat de schepen van Cultuur het ondernemerschap van de stadsdichters toejuicht. Maar het middeleeuwse Beatrijsgedicht opende al met: ‘Van dichten comt mi cleine bate’. ­

“Poëzie is niet commercieel en niet op het grote geld gericht. Stadsgedichten ontstaan uit liefde voor de taal, de stad en haar inwoners.”

“Het gaat niet alleen om de fysieke openbare ruimte, zegt Verstappen, maar ook om de debatruimte:

“Poëzie kan tegenspraak en ontregeling brengen die broodnodig zijn in een democratische ruimte.”

Zichtbaarheid gezocht

Hoe kijken de stadsdichters zelf terug op het afgelopen jaar?

“Er zijn enkele goed zichtbare initiatieven geweest, zoals de krijtgedichten op Open Stratendag en het gedicht van Lies Van Gasse in de binnentuin van de Hofkamer”, zegt Vranken.

“Er was het gedicht van Ruth Lasters voor de herdenking van de slachtoffers in de strijd voor het algemeen stemrecht, er zijn de actualiteitsgedichten.

“Sommige projecten zijn wat onder de radar gebleven, maar we zijn tevreden. Het vergt tijd om grootschalige projecten op te zetten, er staan het ­komende jaar nog een aantal dingen op stapel.”

Bernard Dewulf, ‘Tramtram’ (2012).
Bernard Dewulf, ‘Tramtram’ (2012).  © rr

Dodion noemt het voorbije jaar een avontuur:

“In het vroegere concept wist je hoeveel projecten je per jaar zou realiseren. Nu weet je nooit hoe de komende weken en maanden eruit zullen zien. Het vraagt meer groeitijd om ideeën te laten incuberen.

“Je start met een idee, lege handen en enthousiasme, vervolgens moet je van nul op zoek naar een partner en een context waaraan je het kunt vastknopen. Ik hoop dat er dit jaar projecten landen die wat meer zichtbaarheid genereren.”

Die zichtbaarheid kan dus beter. Dat het stadsdichterschap nu een poule is, helpt daar niet aan, aldus Vranken.

“Je moet verschillende mensen tegelijk ondersteunen en in de kijker plaatsen, dat is complexer, duurder en minder helder.

“Er is niet één duidelijke figuur op wie mensen zich kunnen focussen. In de toekomst gaan we wellicht ­terug naar één stadsdichter.”

Sociaal tegenwicht

Dodion ziet de toekomst rooskleurig in:

“Antwerpen heeft zoveel poëtisch talent dat we nog lang kunnen doorgaan. En we moeten doorgaan.

“In deze almaar killere en hardere tijden zijn er initiatieven nodig die kunstzinnig en warm zijn, en een sociaal tegenwicht bieden.

“Poëzie is voor mij een soort warmtenet onder de stad, dat woorden geeft aan de dromen, verlangens en zorgen van mensen.

“De combinatie van het artistieke en het sociale maakt het stadsdichterschap zo waardevol. Ik hoop dat de partners die nu aan boord zijn enthousiast blijven.”

Je kunt op veel verschillende manieren stadsgedichten tot leven brengen, zegt Dodion:

“Ik word bijvoorbeeld telkens weer geraakt door Ramsey Nasrs gedicht ‘Een minimum’ op het Mechelseplein. Ook na jaren blijft dat voorbijgangers aanspreken: een heel democratische manier om poëzie te tonen.

“Maar een stadsgedicht hoeft niet altijd megalomaan te zijn. Je kunt ook participatief werken en verzen naar plekken brengen waar weinig poëzie voorhanden is, en waar je er mensen rechtstreeks voor kunt warm maken.

“Beide vormen zijn mooi. Poëzie heeft iets verbindends.

“Het is ironisch dat het stadsbestuur oordeelde dat het afgekeurde gedicht van Ruth Lasters niet verbindend zou zijn.

“Het nut van een stadsgedicht is dat het mensen aan het denken zet. Dat het helend kan zijn, zoals het gedicht dat Bart Moeyaert schreef na de racistische moorden door Hans Van Themsche.

“Dat het woorden geeft aan wat er leeft, aan wat goed gaat en niet goed gaat. Dat is de sociale component.

“Maar het is ook een mooie manier om poëzie toegankelijk en laagdrempelig te maken, en uit de papieren bundels op de straat te brengen.”

De stadsdichters reiken dus de hand naar het bestuur, maar de kans dat de stad daarop ingaat, lijkt klein.

Schepen van Cultuur Nabilla Ait Daoud (N-VA) beklemtoont dat de stadsdichters zelf zijn opgestapt.

“Ze hebben zelf beslist om op eigen benen te staan. Het stadsdichterschap wordt voortaan extern georganiseerd. De dichters geven blijk van vrij initiatief en cultureel ondernemerschap.

“Ik heb daar niet het minste probleem mee, want de dichters spreken vrank en vrij, ongebonden.

“Het werkt nu zoals zij het willen. Ik vind het prima zo en zij vinden het prima zo. Ik heb hen nog niet horen klagen. Mogelijk hebben ze er spijt van, maar dat moet u hen zelf vragen. Ik voel geen wrok en wens hen proficiat.”


Lees ook

Vul hieronder de zoekopdracht Cultuurprotest of Stadsdichters in en vind meer berichten.


Bron: De Standaard

Welkom op Facebook

Naar de website


Scroll naar boven