Deze kiescampagne barst van de paradoxen, schrijft Tinneke Beeckman. In de politiek is elke situatie bovendien anders, daardoor worden zelfs de grootste kenners wel eens verrast. Intuïtieve voorspellingen kun je dus beter niet doen.
Tinneke Beeckman – De Standaard
Voor filosofen zijn paradoxen intrigerend. In deze kiescampagne duiken er wel wat op.
In een programma als Het conclaaf spatten ze zelfs van het scherm:
- Iedere kijker ziet machtige mensen die machteloosheid uitstralen
- Iedere kijker ziet politici die weten dat ze ooit moeten samenwerken, maar die zich asociaal en haast onuitstaanbaar gedragen.
- Iedereen hoort politici klagen over intrusieve media terwijl ze zelf zeer persoonlijke informatie op sociale media gooien.
Nu goed, er zijn interessantere paradoxen.
Zoals deze: als de partijen aan de uitersten van het politieke spectrum – PVDA en Vlaams Belang – groter worden, krimpen de centrumpartijen (waartoe ik gemakshalve de vijf andere partijen reken; Groen, Vooruit, CD&V, Open VLD en N-VA).
Tegelijk neemt de kans toe dat die krimpende partijen toch in de regering belanden. Dat komt doordat meer centrumpartijen nodig zijn om een meerderheid te vormen.
Die dynamiek creëert dan weer gunstige voorwaarden voor de uitersten om nog te groeien. Niet omdat kiezers per se radicaler of onverdraagzamer worden (al kan dat soms het geval zijn), maar omdat ontevredenen een echt alternatief willen.
Alleen de uitersten lijken dat te bieden als alle andere partijen op het een of andere niveau deelnemen aan het beleid.
Er is dus een dynamiek waarbij ontevredenen ofwel niet meer stemmen, ofwel aangetrokken worden tot extremen.
Maar in een democratie is een vredevolle, veilige machtswissel heel belangrijk.
Idealiter kunnen burgers politici macht geven of ontnemen, zonder dat het democratische kader op zich in het gedrang komt.
Dat mechanisme helpt om machtswissels stabiel te laten verlopen. Maar de laatste jaren hapert deze machtswissel.
Dat leidt tot nog een tweede paradox: meer profilering kan tot meer antipolitiek leiden, en daar komt nog meer profilering van.
Als een regering uit veel partijen bestaat, stijgt de noodzaak voor elke partij om haar eigenheid in de verf te zetten.
Omdat het regeringsbeleid iedereen wat moet gunnen en dus uit compromissen bestaat, kan negatieve profilering een tactiek worden: trots verkondigen dat men andermans plannen heeft gekelderd.
Dergelijke campagnes voeden de antipolitiek, en maken de extreme partijen groter.
Of nog een variant: de centrumpartijen rechtvaardigen hun onverstoorbare aanwezigheid in regeringen met slogans als:
- “Wij redden de democratie”
- “Zonder ons is het chaos”.
Alles wat de redders van de democratie doen is goed, want … Die houding maakt hen evenwel immuun voor zelfkritiek.
Zo blijven die partijen blind voor de rol die ze zelf spelen in de neergang van de democratische stabiliteit. Waarna ze weer de democratie moeten redden met hun deelname.
Andere tegenstellingen doemen op als je het bredere plaatje bekijkt. Zo is er een spanning tussen wat beleid vraagt en wat een deel van de kiezers verdraagt. De samenleving wordt ingewikkelder.
Beleid voeren vereist meer technisch inzicht:
- Wetgeving opstellen
- Regels naleven
- Commissies aftoetsen
- Juridische en contractuele overeenkomsten respecteren
- Procedures volgen
- Samenwerkingsverbanden opzetten …
Tegelijk hebben sommige kiezers de buik vol van die complexiteit, die een technocratische aanpak vraagt.
Kiezers vinden politici aantrekkelijk die er prat op gaan dat ze al die regeltjes niet willen volgen, dat ze vanuit hun buikgevoel en hun verbeelding veranderingen willen doorvoeren.
Voor commentatoren is dat een lastige zaak. Ze rekenen erop dat hun rationele weerlegging van onhaalbare voorstellen – over economie, migratie of wat dan ook – kiezers zal ontmoedigen.
Maar die kiezers geloven redelijke overwegingen juist niet meer. Vaak worden ze daarbij opgejut door desinformatie.
Tot slot is er nog deze spanning: het schijnbaar onmogelijke kan ooit werkelijkheid worden.
Politiek is onvoorspelbaar. Dat maakt het moeilijk om vanuit een intuïtieve benadering waardevolle prognoses te doen.
Dat geldt zelfs voor professionals met veel zelfvertrouwen, volgens Daniel Kahneman in Ons feilbare denken.
Intuïtieve voorspellingen kunnen correct zijn, schrijft Kahneman, maar alleen in bijzondere gevallen: als mensen lange tijd ervaringen opdoen in reguliere, ordelijke kaders.
Dat geldt bijvoorbeeld voor verplegers of brandweerlui. Zij kunnen vrij correct inschatten hoe een complexe situatie zal aflopen, terwijl een niet-geoefende toeschouwer geen idee heeft.
Maar politiek is een zero-validity environment: elke situatie is anders. Daardoor worden zelfs de grootste kenners wel eens verrast.
Denk maar aan:
- Het Franse referendum over de Europese grondwet in 2005
- De Brexit in 2016
- De verkiezing van Donald Trump tot Amerikaans president in 2016
Niemand kan experts verwijten dat ze zich vergissen, stelt Kahneman. Maar hij betreurt dat ze er amper bij stilstaan dat ze hun eigen intuïties vaak overschatten.
Dit alles om te zeggen dat niemand weet wat er zal gebeuren na 9 juni.
Niet alles, maar veel is mogelijk.
Tinneke Beeckman is filosofe en schrijfster.
Haar column verschijnt tweewekelijks op donderdag.
Lees ook
Klik hier of op de hyperlink hieronder en vind andere columns van
Bron: De Standaard