Vrijmetselaars houden al 250 jaar vast aan geheime rituelen


Ben je de trotse drager van de eregraad ‘Sublieme ridder van de lichtende driehoek’? Volg je de strikte richtlijnen van de Grand Lodge of Ancient Free and Accepted Masons of Scotland? Of bind je weleens een schootsvel rond je middel, voor je met passer en winkelhaak aan het werk gaat? In al deze gevallen zal het nieuwste boek van historicus Herwig De Lannoy voor jou veeleer een aanvulling dan een openbaring betekenen. Voor alle andere lezers vormt het boek Broederschap. Vrijmetselaars En Hun loges een uitstekende introductie tot een gemeenschap waarvan de leden zichzelf en hun bezigheden bewust en consequent met een mantel van geheimzinnigheid blijven omhullen. En dat al eeuwenlang.

 Geert D’Hulster  – GVA


“Dat er genetwerkt wordt, daar moet je niet aan twijfelen”

Herwig De Lannoy


Waarom ben je aan dit boek begonnen? Er zijn ongetwijfeld veel meer toegankelijke, beter gedocumenteerde onderwerpen voor een historicus te vinden.

Herwig De Lannoy: “Mijn interesse voor de geschiedenis van de vrijmetselarij in ons land komt eigenlijk voort uit een wetenschappelijk artikel dat ik schreef over de totstandkoming van de traditionele politieke partijen in het jonge België.”

“Bij mijn research was me opgevallen dat rond 1850 de vrijmetselaars vanuit hun loges een rechtstreekse rol hebben gespeeld bij de stichting van de liberale partij. Meer nog, dat ze graag zelf ook een politieke rol wilden spelen. En dat is op zich al vrij uitzonderlijk, want in andere Europese landen, misschien op Frankrijk na, hadden de vrijmetselaars die ambitie niet.”

“Opvallend is ook de antiklerikale en antigodsdienstige houding die de vrijmetselaars hierbij aanhielden. Al mag je stellen dat de Kerk zelf ook van bij het begin een agressieve houding aannam ten opzichte van de vrijmetselaars. In 1837 hadden de Belgische bisschoppen tegen al hun katholieke volgelingen al gezegd dat ze, op straffe van eventuele excommunicatie, met onmiddellijke ingang uit de loges moesten stappen.”

“Dat was niet geheel naar de zin van een groep liberaal-katholieken die de loges best interessante ontmoetingsplaatsen vonden. Een gesloten milieu waar iedereen vrijelijk zijn gedacht kon zeggen, zonder dat er kerkelijke luistervinken aanwezig waren.”

Auteur Herwig De Lannoy. 
Auteur Herwig De Lannoy. ©  Joris Herregods

Begrijp je dat er mensen zijn die die hele vrijmetselarij maar een vreemd iets vinden. Een clubje excentriekelingen dat zich voornamelijk met onduidelijke rituelen lijkt bezig te houden en in schimmige oorden complotten lijkt te smeden. En dat er in de loop der eeuwen heel wat roddels over hen zijn gelanceerd?

“Voor een deel klopt dat beeld natuurlijk wel. Toen de loges zich aan het begin van de 18de eeuw op gang trokken, hebben zij goed naar de Kerk gekeken.”

“De manier waarop deze georganiseerd was, het belang van de gebouwen, symboliek en rituelen, de hiërarchie: het waren allemaal heel bruikbare modellen.”

“Maar wat vaak door de nadruk op de rituelen, de vreemde handdrukken en de ronkende graden en titels wordt vergeten, dat is de basismissie van de vrijmetselarij: werk, samen met anderen, aan jezelf en aan een betere wereld.”

“Vaak wordt vergeten dat een zichzelf respecterende loge ook aan liefdadigheid doet. Je kan het op dat vlak gerust met een serviceclub vergelijken.”

“De katholieke kerk had er natuurlijk alle baat bij dat er zo veel mogelijk roddels over de loges werden verspreid. Dat er in de tempels zogezegd schabouwelijke, zelfs onnoemelijke dingen gebeurden.”

“Er werden zelfs mensen en organisaties gesteund om structuur aan deze zwartmakerij te geven. In belangrijke politieke dossiers als de schoolstrijd bijvoorbeeld speelde dit gegeven zeker mee.”

“Een en ander werd natuurlijk door de vrijmetselarij zelf ook wel wat uitgelokt. Hun bewuste geheimdoenerij riep vanuit zichzelf heel wat vragen op. Maar dat was de prijs die ze voor hun eigenheid wilden betalen.”

“Liever tonnen bagger over je heen krijgen dan volledige openheid en toegang tot je diepste innerlijkheid moeten verschaffen.”

Een diorama in de grootloge in Berlijn. 
Een diorama in de grootloge in Berlijn. ©  RR

Wat me opvalt, is het aantal verschillende soorten loges met nog eens allerlei afsplitsingen, die dan ook nog eens allemaal hun eigen regels en rituelen handhaven. Kunnen ze daar eigenlijk zelf nog aan uit? Is een vrijmetselaar niet gewoon een vrijmetselaar? En dan hebben we het nog niet gehad over al die verschillende graden die je op je traject naar vervolmaking kan behalen.

“Er is inderdaad nogal wat variatie. De eerste vraag die een vrijmetselaar aan een andere vrijmetselaar doorgaans stelt is of hij een regulier of een irregulier is.”

“De reguliere loges volgen heel strak de internationale normen als daar zijn:

  • aanbidding van de opperbouwmeester van het heelal (wie dat is, mag je zelf invullen)
  • ze gebruiken de Bijbel of een ander religieus boek bij de opening en sluiting van hun zittingen of bij de inwijding en eedaflegging van een nieuw lid
  • er mag niet gediscussieerd worden over religie en politiek
  • vrouwen zijn uitgesloten.

“Voldoe je als loge aan deze vier voorwaarden, krijg je ook internationale erkenning. Loges die hier van afwijken, worden irregulier genoemd. Vrijmetselaars zelf spreken niet graag over verdeeldheid of versplintering, zij houden het liever op diversiteit binnen de rangen.”

“En wat die graden betreft: de reguliere loges erkennen er maar drie: leerling, gezel, meester.”

“Bij de irreguliere loges kan het met de aanvullende graden tot 33 graden oplopen met de meest bizarre namen als subtiele of uitverkoren meester, ridder van het Rozenkruis of sublieme ridder van de lichtende driehoek.”

“Anderen noemen zichzelf dan weer tempeliers, met een verwijzing naar de legendarische strijdmonniken uit de middeleeuwen.”

Een broche uit de Franse vrijmetselarij rond 1800. 
Een broche uit de Franse vrijmetselarij rond 1800. ©  RR

Betekent een hogere graad ook meer aanzien? Opent het de weg naar financiële voordelen?

“Het gaat hem toch vooral om aanzien en prestige, om een vorm van subtiele erkenning binnen de loge. Wat dat eventueel met zich aan voordelen of kansen meebrengt, dat valt moeilijk concreet onder woorden te brengen. Maar ik geloof wel dat een hoge vervolmakingsgraad de bezitter ervan een zeker aura verleent.”

Een vaak terugkerende term in je boek is het ‘spel’.

“Het spel is een geheel van rituelen. Je komt bijeen in een welbepaald kader, waar vaak raar klinkende spreuken en uiterst formele handelingen worden gehanteerd die bij buitenstaanders heel vreemd, zelfs lachwekkend kunnen overkomen.”

“Dat is ook een van de redenen waarom die geheimhouding zo wordt gekoesterd. Wil men het ‘spel’ in ere houden, dan moet het ook bloedernstig worden genomen. En daar horen geen lacherige pottenkijkers bij.”

“Het ‘spel’ is geen officiële term binnen de vrijmetselarij, maar omschrijft binnen die gemeenschap wel het geheel van regels en rituelen die met de nodige ernst dienen gevolgd te worden.”

“De ene loge gaat daar verder in dan de andere. Waar bij de ene loge deftige stadskledij volstaat, heb ik zeker weet van een Mechelse reguliere loge waarin je wordt verwacht elke bijeenkomst in pitteleer bij te wonen.”

Een tempel in Aarschot. 
Een tempel in Aarschot. ©  IF

Hoe verloopt een officiële zitting?

“Dat is een heel plechtige bedoening. Elk detail ligt duidelijk vast. Daar zal de voorzitter, de achtbare meester, samen met zijn dignitarissen zeker streng op toezien.”

“Eerst wordt het tableau uitgerold, dat is eigenlijk een klein tapijtje waarop de symbolen van de loge staan afgebeeld. Dan is er een verwelkoming, volgens vaste formules. Wie wanneer iets mag zeggen, ligt in de handen van de achtbare meester. Daar wordt niet van afgeweken. Het is een strikt gereglementeerd spel.”

“Wie het woord krijgt, mag bijvoorbeeld een ‘bouwstuk’ presenteren. Een soort lezing over een artistiek, wetenschappelijk of cultureel onderwerp. Of een onderbouwde visie op het een of ander humanistisch of filosofisch thema.”

“Het ademt allemaal nog altijd een beetje de sfeer van de Verlichting en de eerste natuurwetenschappelijke ontdekkingen en bevindingen uit.”

“Over de gepresenteerde ‘bouwstenen’ wordt daarna eigenlijk niet echt gediscussieerd. Dat laat het formele van deze zitting niet toe. Maar ik heb uit gesprekken met logebroeders begrepen dat er na het officiële gedeelte wordt verhuisd naar de ‘vochtige kamer’, waar de gesprekken en contacten een pak minder formeel verlopen. Wat daar wordt besproken en/of afgesproken onder elkaar, daar hebben we het raden naar.”

“Het voedt natuurlijk wel onze fantasie en de ‘ons kent ons’-geruchten. Maar dat er genetwerkt wordt, daar moet je niet aan twijfelen.”

“Ik denk dat de uurtjes in die vochtige kamer voor de meeste leden een meer dan welgekomen aanvulling op het officiële gedeelte betekenen.”

Een van de twee tempels in Leuven. 
Een van de twee tempels in Leuven. ©  dvg

Is het een oudemannenclubje?

“Gezien het formalistische karakter zou je dat inderdaad verwachten. Maar de leeftijd varieert sterker dan je zou denken. Ik ken loges waar ook dertigers en veertigers vaste bezoekers zijn.”

“Ik schat de gemiddelde leeftijd zo ergens tussen de 50 de 60. Het is geen erfelijk gegeven, maar het lijkt me toch wel milieugebonden. Je moet ook gevraagd worden.”

“Er zijn uitgebreide voorafgaande gesprekken waarin de wederzijdse verwachtingen worden afgetoetst. Het is volgens de regels bijvoorbeeld niet de bedoeling dat je tot een loge zou toetreden vanuit een zucht naar geldelijk gewin of een bepaalde machtspositie. Je motieven moeten veel idealistischer zijn.”

“Er wordt ook een zekere discipline verwacht. Er zijn loges die elke week bijeenkomen, elke vrijdagavond. Van acht uur ’s avonds tot in de late uurtjes, vochtige kamer inbegrepen. Dat moet je wel kunnen opbrengen.”

“Het is ook geen vrijblijvend lidmaatschap, je tekent eigenlijk voor het leven. Je kan er wel uitstappen, eventueel tijdelijk, maar dat ligt blijkbaar ontzettend moeilijk en vergt een lange procedurele weg.”

“Dat alles maakt dat de drempel om toe te treden relatief hoog blijft. En ik denk niet dat ze daar bij de meeste loges eigenlijk rouwig om zijn.”

Een diorama uit 1750 in Duitsland. 
Een diorama uit 1750 in Duitsland. ©  RR

Bestaat er zoiets als een internationaal hoofdkwartier?

“Dat is gevestigd op basis van moreel gezag. Momenteel wordt de Lodge of England als de hoogste morele gezagsdrager beschouwd. In die Angelsaksische loges speelt dat hogergenoemde antigodsdienstige overigens niet mee.”

“Het is geen toeval dat zowel in Amerika als in Engeland bij de investituur van een staatshoofd nog altijd religieuze symbolen en uitdrukkingen worden gebruikt.”

“In Amerika is er rond de vrijmetselarij overigens veel meer openheid. Daar trekken loges geregeld in grote stoeten vrij en blij over straat. Iedereen mag zien wie waarvan lid is. In België is daar geen sprake van.”

George Washington, eerste president van de VS en vrijmetselaar. 
George Washington, eerste president van de VS en vrijmetselaar. ©  RR

Als we aan vrijmetselarij denken, denken we doorgaans aan West-Europa: Engeland, Schotland, Ierland, Frankrijk, de Lage Landen. Maar de internationale vertakkingen gaan blijkbaar veel verder.

“Het is inderdaad van oorsprong een Europees product, maar vermits al die westerse landen in de 19de eeuw ook kolonies hadden, werd de vrijmetselarij al snel over de hele wereld geëxporteerd. En zo vind je inderdaad loges in het Midden-Oosten, Afrika, Azië en niet te vergeten Amerika.”

“Dat paste ook volledig in de kerngedachte dat er een wereldwijde broederschap tot stand moest komen. Met alle mensen van goede wil, goede zeden en met goede bedoelingen. Maar natuurlijk altijd wel in de context van toen.”

“Slaven bijvoorbeeld hoorden sowieso niet in dat ideaalbeeld thuis. En in de loges in India was er tot de jaren twintig van de vorige eeuw uitsluitend plek voor de Britse bezetters, niet voor de Indiase bevolking. Dus die boodschap van universele broederschap moet je wel sterk nuanceren.

Van ritus tot ritueel. Een beeld uit Australië in 2009. 
Van ritus tot ritueel. Een beeld uit Australië in 2009. ©  RR

En wat met de vrouwen?

“Net zoals de Kerk worstelt ook de vrijmetselarij al van bij de start met de positie van de vrouw. Het is nog maar twee jaar geleden dat een van de belangrijke obediënties – de nationale koepels – gezegd heeft dat vrouwen volwaardig lid kunnen worden van de ertoe behorende loges.”

“Daarvoor ging dat helemaal niet of moesten de vrouwen lid worden van een vrouwenloge of een gemengde loge, die meestal met een scheef oog bekeken worden en geen financiële steun moeten verwachten. Ook dit aspect valt niet helemaal te rijmen met die boodschap van gelijkheid en broederschap.”

Betekent deze instelling dan geen rem op de toekomst?

“Bij de voorstelling van mijn boek werd me die vraag ook gesteld. Heeft de vrijmetselarij überhaupt nog een toekomst? Ik denk van wel, als ze twee grote struikelblokken aanpakt.”

“Ten eerste het besloten karakter. Als je wil wegen op het maatschappelijke debat, moet er gewoon meer openheid komen.”

“En die anachronistische houding ten opzichte van de vrouw moet ook zo snel mogelijk worden aangepakt.”

“Ik heb wel de indruk dat het allemaal heel traag gaat. Het blijkt moeilijk om alle neuzen in dezelfde richting te krijgen.”

Een geborduurde meesterschootsvel uit begin de 19de eeuw. 
Een geborduurde meesterschootsvel uit begin de 19de eeuw. ©  RR

Kennen we de locatie van de allereerste Antwerpse en Mechelse loges?

“We hebben voor Antwerpen alleszins weet van een vroege loge in de garnizoensplaats Lillo. Klinkt vreemd, behalve als je weet dat heel wat legerofficieren graag tijdelijke loges organiseerden op de plekken van waaruit ze opereerden. En Lillo had een belangrijk garnizoen.”

“Wat de steden zelf betreft? In het begin waren er geen vaste adressen.”

“De eerste bijeenkomsten werden doorgaans georganiseerd in een pand of stadspaleis. Het Mechelse Hof van Coloma bijvoorbeeld, dat toebehoorde aan een rijke edelman of aan een notabele die aan de beweging gelieerd was. En dat waarschijnlijk in een beurtrol.”

“Het is pas in een veel latere fase dat de eerste ‘tempels’ als dusdanig werden aangekocht. Mogelijk om de ruimte netjes te kunnen inrichten volgens de formele richtlijnen die vanuit Engeland werden opgedrongen.”

“De meeste hedendaagse loges bieden plaats aan 25, hooguit 30 leden. Gaan ze daarboven, dan wordt er automatisch afgesplitst.”

“In Brussel heb je dan weer loges van een paar honderd leden. Die beschikken wél over soms grote gebouwen. Het gekke is dat je dat aan de buitenkant bijna nooit kan zien. Ook daar weer die geheimhouding, hè.”

“Voor Antwerpen heb ik weet van historische logegebouwen in de Meistraat, de Van Maerlantstraat en de Huidevettersstraat. Maar die zijn daar intussen waarschijnlijk alweer een hele tijd weg. Of niet …”

“Vaak weten verschillende loges dat niet eens van elkaar. De namen van de loges vind je wel terug. Maar de locaties van waaruit ze opereren, dat is een ander paar mouwen.”

Is de vrijmetselarij nog altijd springlevend?

“Wel, in Mechelen waren er tussen 1850 en 1982 geen loges en intussen zijn er weer vijf of zes, met elk tussen de 25 en 50 leden en de grootste met momenteel 68 logebroeders.”

“In Antwerpen heb ik weet van 29 loges, in Gent van 34. En in Brussel zeker evenveel, maar vaak met een groter ledenaantal dan in die andere steden. Alles bij elkaar dus een paar duizend leden over heel Vlaanderen.”

“Er blijkt stilaan bij jongeren en in de media ook weer wat meer interesse op te duiken. Rituelen, ceremoniën blijken van alle tijden te zijn.”

“Het is nu aan de vrijmetselaars om met die vernieuwde aandacht op een moderne manier om te gaan. Als ze dat tenminste willen …”

De cover van het boek. 
Broederschap. Vrijmetselaars En Hun Loges

Herwig De Lannoy, Broederschap. Vrijmetselaars En Hun Loges, uitgeverij Elena.


©  Joris Herregods, RR

Lees ook

Vul hieronder de zoekopdracht GVA in en vind meer berichten.


Bron: GVA

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven