Angelo Tijssens, theatermaker, schrijver en scenarist van onder meer Girl en Close, kookt als ontspanning. Groentechef Nicolas Decloedt doet het voor de kost. Een tweestemmig pleidooi voor zorgzaamheid en inconsequentie. ‘Hoop is de kern van alles.’
Door Eva Berghmans en Jeroen Struys
Foto’s Fred Debrock
Een zomer lang neemt iemand bijzonder ons mee naar een bijzonder iemand.
Zondagochtend op het zonovergoten stationsplein van Jette. Angelo Tijssens, scenarist van de gelauwerde films Girl en Close en lid van het theatercollectief Ontroerend Goed, is te vroeg. De NMBS heeft zichzelf overtroffen, hij kon in Brussel-Noord een aansluiting vroeger halen.
Tijssens heeft al om 9 uur de trein – een principekwestie – genomen in Antwerpen-Berchem, om zich op sleeptouw te laten nemen door Nicolas Decloedt, chef-kok en samen met zijn vrouw de bezieler van Humus x Hortense in Elsene.
‘Hij is met voorsprong de beste groentekok van het land. Zelfs in de herfst en de winter doet hij prachtige dingen met groenten, dat getuigt van talent en overtuiging’, zegt Tijssens, die van goed eten een dagelijkse prioriteit maakt. ‘Anders word ik slechtgezind.’
Tijssens houdt zoveel van de keuken van Decloedt dat hij er tijdens de lockdown zijn 35ste verjaardag mee vierde. Zijn man en hij boekten een afhaalmaaltijd bij Humus x Hortense en een hotelkamer in de buurt.
‘Het was behelpen, met alleen koude gerechten en een weinig ideale setting met één stoel – ‘die was voor mij, want ik was jarig, Nick zat op de rand van het bed’. Maar toch: een feest, ‘zelfs in die omstandigheden werd ik er blij van’.
Tijssens en Decloedt hebben elkaar in het restaurant al meermaals gezien, maar verder dan een beleefdheidspraatje zijn ze nog nooit geraakt. Tijssens is benieuwd hoe Decloedt het doet, topgastronomie brengen binnen de beperkingen die hij en zijn vrouw Caroline Baerten zichzelf opleggen.
In Humus x Hortense komen geen dierlijke producten binnen, en al evenmin producten die veel kilometers op de teller hebben. Zowat alle ingrediënten worden integraal gebruikt. Wat in andere keukens verloren zou gaan, vindt bij Humus x Hortense zijn bestemming in een saus of een cock- of mocktail.
Arrogante stenen
‘Wow, dat is hier een dorp binnen Brussel’, merkt Tijssens op, terwijl we neerstrijken op het terras van café Op den Hoek voor koffie.
Nicolas Decloedt komt aan op zijn fiets – hij is zowel een overtuigd stadsfietser als een gepassioneerd wielertoerist. Ondanks zijn drukke agenda heeft hij geen moment getwijfeld toen we vroegen of hij Tijssens wou ontmoeten.
‘Voor inspirerende dingen maak ik graag tijd’, zegt Decloedt. ‘Dat is een van de redenen waarom het restaurant drie dagen per week sluit. Dat geeft ons één dag om een tentoonstelling of festival te bezoeken.’
‘Het restaurant trekt meer en meer ook een klassieker publiek, en die hebben soms vooroordelen. Dan zeggen ze na het eten: het viel beter mee dan gedacht’
Nicolas Decloedt
‘Dat is zoals mensen die zeggen dat ze je voorstelling “interessant” vonden’
Angelo Tijssens
Ze vinden elkaar meteen in hun idee van wat goed eten is: zowel lekker als duurzaam.
Decloedt begon zich in het zesde middelbaar vragen te stellen bij het eten van vlees, onder invloed van vrienden met hippie-ouders – in het tweede jaar van zijn studententijd zwoer hij vlees af en begon hij te zoeken naar een nieuw soort keuken. Het was een ongebruikelijke stap in West-Vlaanderen, al leerde hij er ook groenten te appreciëren, dankzij de moestuin van de grootouders die naast het ouderlijke huis woonden.
Tijssens eet al een jaar of tien zo plantaardig mogelijk.
‘Als ik de vraag krijg waarom ik geen vlees eet, draai ik de vraag om en vraag mensen: waarom eet jij wel vlees? Dat je het lekker vindt, vind ik een lullige reden, als je bedenkt hoeveel redenen er zijn om het niet te doen.’
Kaas was het moeilijkste en blijft een zwakte, hij graait weleens een stukje van een bord van een tafelgenoot – ‘in kaas zit iets verslavends, verdriet of zo’.
Het is een vintage Tijssens-grapje – scherp, lichtjes absurd en met een grond van waarheid die raakt aan het gesukkel van de mens met zichzelf en de ander. Hij maakt véél grapjes, alsof hij bang is dat de mensen om hem heen zich zullen gaan vervelen.
Eén uitzondering maakt Tijssens: mosselen en oesters, ‘dat zijn geen dieren, maar arrogante stenen’.
Te consequent moet een mens ook niet willen zijn.
‘Soms moet ik me ineens verantwoorden, bijvoorbeeld omdat ik lederen schoenen aanheb. Bijna al mijn schoenen zijn plantaardig, maar voor mijn Prada’s maak ik een uitzondering.
‘Mensen willen je pakken op je inconsequentie, misschien omdat ze het gevoel krijgen dat ze zichzelf moeten verdedigen, en vergeten al die kippen en varkens en tonijnen die je de voorbije tien jaar níét gegeten hebt. Mag ik een beetje inconsequent zijn?’
Decloedt: ‘Soms zeggen mensen: hoezo, jullie groenten komen uit Dikkebus, is dat lokaal? Tja, dat is West-Vlaanderen. België is klein. In Frankrijk omvat “lokaal” een veel groter gebied. Onze keuken is nauw verwant met wat er in Scandinavië gebeurt, maar ook daar spreek je dan over Scandinavian cooking, ingrediënten kunnen er perfect van 2.000 kilometer verder komen.’
Tijssens: ‘Met de mosterdcrisis in Frankrijk zie je nu wel hoe kwetsbaar we onszelf gemaakt hebben door het lokale te lossen. Er is maar één producent die nog in Frankrijk mosterdzaad kweekt. Waardoor Frankrijk zonder mosterd komt te zitten omdat het oorlog is in Oekraïne en droog in Canada. Wat doe je dan? Geen mosterd meer eten? Opnieuw in eigen land gaan kweken?’
‘Je kent het gezegde: als iedereen voor zijn eigen deur veegt, is de hele straat schoon. Wel, als iedereen in zijn eigen tuin gaat telen, heeft de hele straat eten’
Nicolas Decloedt
Decloedt: ‘Als wij onze groenten niet kunnen krijgen van onze vaste groenteboer of een van de collega’s met wie hij samenwerkt, dan gaan we op zoek naar een alternatief. We hadden het onlangs voor met de frambozen, die waren ontploft door de hitte. Dan passen we ons menu aan. Maar we gaan niet zo ver dat we koffie, thee en chocolade schrappen.’
Jullie excelleren ook in niet-alcoholische dranken. Denken jullie er soms aan alcohol af te schaffen?
Tijssens: (gespeeld paniekerig) ‘Wát?’
Decloedt: ‘Nee, dat zijn we niet van plan. We merken wel dat het een ongerustheid is die bij een deel van het publiek leeft, of we alcohol serveren. Wij trekken meer en meer ook een klassieker publiek, zowel uit het zuiden van Brussel als uit de internationale gemeenschap, en die hebben soms vooroordelen. Dan zeggen ze na het eten: het viel beter mee dan gedacht.’
Tijssens: ‘Ah nee, dat is pijnlijk. Dat is zoals mensen die zeggen dat ze je voorstelling “interessant” vonden.’
Decloedt: ‘Ja, terwijl we in de eerste plaats een fine dining-restaurant willen zijn. Wij pakken de zaken anders aan dan gebruikelijk is, maar we willen niet anders beoordeeld worden dan pakweg The Jane.’
Tijssens: ‘Dat is wat ik in mijn werk ook probeer: tonen wat kan. Het gaat over wat er mis is in de wereld, maar we gaan met Ontroerend Goed geen anderhalf uur roepen dat we alle bankiers moeten verbranden. We proberen bewustzijn leuk te maken.
‘Als je een powerpoint maakt over hoe problematisch we jongens opvoeden, en hoe het beeld van mannelijkheid beperkend is, dan komt er niet zot veel volk kijken. Maar als je het vertaalt naar iets wat de buren van mijn schoonouders ook willen zien, zoals in Girl, dan kun je het gesprek beginnen.
‘Daarom ook is de vaderfiguur in Girl zo’n zachte, begripvolle figuur, een vader die zijn trans dochter volop steunt, omdat we willen tonen dat het ook anders kan.’
Esthetisch activisme
Ook kunst blijkt een gedeelde passie. Lang voor hij het idee kreeg om een restaurant te openen, studeerde Decloedt kunstfotografie.
‘Eigenlijk wou ik film doen, maar ik was gezakt voor het ingangsexamen. Daar was ik naderhand blij om, toen ik doorkreeg wat erbij komt kijken om een film gemaakt te krijgen. Daar moet je heel dapper voor zijn.’
Tijssens knikt, en merkt op dat je voor een restaurant minstens even dapper moet zijn.
Decloedts interesse voor koken groeide in het buitenland. Na zijn studies ging hij aan de slag als snowboardmonitor in Canada, waar hij nog later rreizen ging begeleiden en besefte dat hij het culinaire deel alsmaar leuker begon te vinden.
Na nog een jaar in Mexico, waar hij jongeren met een beperking de kunst van het brood bakken bijbracht, schreef hij zich in aan de hotelschool in Koksijde – ‘ik kan het allemaal, ook de vleeskeuken’. Hij was 29.
Behalve zijn roeping vond hij er ook zijn vrouw: Caroline Baerten zat een jaar lager en had er al een opleiding op zitten tot kunsthistorica.
Als klap op de vuurpijl bleken ze dezelfde lievelingskunstenaar te hebben, Bill Viola.
‘Het is erg esthetisch, en tegelijk zitten er weerhaken aan. Hij stelt vragen die blijven hangen, je kunt zijn werk blijven bekijken. Het draait voor mij ook om zingeving en het spirituele. En daarnaast hou ik heel erg van Jeff Wall, de fotograaf die van die heel grote lichtbakken maakt.’
Tijssens: ‘De man die de werkelijkheid nadoet.’
Decloedt: ‘Ja, en het voelt alsof hij afgedrukt heeft op le moment décisif, zoals Henri Cartier-Bresson dat zegt, terwijl alles in scène gezet is. Zijn latere werk vind ik wat minder.’
Tijssens: ‘Dat is omdat hij te consequent werd.’
Decloedt: ‘Dat kan kloppen. Wat ik zo interessant vind in zijn vroegere werk, is de twijfel. In het latere werk is te duidelijk dat het niet echt is.’
Tijssens: ‘Ik ben een enorme fan van Nan Goldin. Haar werk steunt op de realiteit, en tegelijk is het geësthetiseerd, ze haalt dingen uit hun context. Ze doet niets anders dan graag kijken, naar mensen, landschappen, sneeuwvlokken. Ik heb het gevoel dat elk personage dat ik ooit verzonnen heb en zal verzinnen in de boeken van Nan Goldin zit.’
‘Daarbovenop wordt ze met ouder worden activistischer en militanter. Ze is al die Sackler-nazi’s, die stinkend rijk geworden zijn met opioïden, uit de grote musea aan het verdrijven. Dat is een eenzame queeste met een pijnlijke oorsprong: ze is na een ongeval zelf verslaafd geraakt aan Oxycontin, waar ze met de hulp van onder anderen haar galeriehouder van afgekickt is. Ze heeft de Pain Foundation opgericht, die de Sacklers juridisch ter verantwoording wil roepen. En om geld in te zamelen verkoopt ze geregeld werk in kleine oplagen, zodat arme fanboys als ik ook een kleine Nan Goldin kunnen kopen en tegelijk het goede doel steunen.’
‘Ze had dat activistische ook tijdens het hoogtepunt van de aidscrisis in New York. Toen heeft ze massa’s foto’s gemaakt om de wereld te tonen wat er aan het gebeuren was. Dat je activistisch én esthetisch kunt zijn, en dat je meer vliegen lokt met stroop dan met azijn, dat is wat ik ook in de praktijk probeer te brengen.’
Vuile boer
Het is de hoogste tijd om pad te gaan. We zijn hier om de natuur te zien die mee de inspiratie voor Humus x Hortense geleverd heeft. Het is intussen dertien jaar geleden dat Decloedt en Baerten een huis in Jette kochten, waar ze hun table d’hôte begonnen. Brussel voelde na alle internationale omzwervingen als een logische keuze – het werd Jette, omdat dat toen nog betaalbaar was. We lopen onder het station door, naar het Boudewijnpark, dat van een keurig park met speeltuin, zomerbar en eendenvijver vervelt tot een ruigere brok natuur, inclusief moeras. Decloedt heeft altijd al graag gewerkt met wat er in de natuur te plukken valt, en doet dat nog. ‘Zie je die plant met haar witte bloemen? Dat is de moerasspirea. Die gebruiken we in het dessert van ons zomermenu, hij geeft een toets van amandel.’
We houden halt bij een fraai veldje, bezaaid met vrolijke bloemen. Het is Fleurakker, een plukveld waar Decloedt en Baerten een bloemenabonnement hebben. Het is de plek die Decloedt het liefst wou tonen aan Tijssens, omdat er zoveel goede ideeën in samenkomen. Fleurakker is een initiatief van Atelier Groot Eiland, een organisatie die Brusselaars opleidt die moeilijk werk vinden en een job aanbiedt. Ze hebben plukvelden, restaurants en ateliers, alles zo sociaal en duurzaam mogelijk. Het hangt, concluderen Decloedt en Tijssens meermaals, allemaal samen: de zorg voor de mens en je eigen omgeving en de zorg voor de wereld. En in elke keuze die je maakt, kun je dat besef laten meewegen. ‘Consequent zijn hoeft niet, maar bewust kiezen vind ik een must’, zegt Tijssens, die er een erezaak van maakt om zich te kleden in Belgische designer- en/of tweedehandsspullen. Dat geldt ook voor Decloedt: ‘Zowel in het restaurant als in onze kleerkast kiezen we nog uitsluitend voor Belgisch en duurzaam design.’ Tijssens trekt de filosofie zelfs door in zijn bescheiden collectie kunst: hij koopt bij voorkeur van levende artiesten, in eigen land, en van de eigen generatie.
Decloedt en Tijssens zijn allebei groot geworden door te doen wat ze voelen te moeten doen – los van trends, marktonderzoeken, meningen van wie dan ook, tenzij hun absolute vertrouwelingen. Voor Tijssens zijn dat zijn collega’s bij Ontroerend Goed en regisseur Lukas Dhont, met wie hij de afgelopen jaren Girl en Close schreef. Voor Decloedt zijn dat zijn vrouw, maar ook zijn groenteman Dries Delanote, en intussen ook Alexandra Swenden, die haar sporen in de evenementensector verdiende. Met z’n vieren hebben ze het project Soil Mates opgezet, dat via evenementen de vruchtbare aarde in de kijker zet. ‘Wij geloven dat we veel meer zouden moeten inzetten op regeneratieve landbouw’, zegt Decloedt. ‘Dat is een duurzame manier van landbouw, waarbij je ervan uitgaat dat de natuur zichzelf zal reguleren. Je combineert planten op een intelligente manier, zodat je niet te veel water moet geven, dat je niet moet ploegen, want ploegen is nefast voor de bodemkwaliteit. Het is back to the roots: de natuur als een vruchtbaar ecosysteem op zichzelf. Je forceert de grond niet. Want dat is wat de klassieke landbouw doet: de grond forceren en uitputten.’
Tijssens: ‘En dan moet je gaan bemesten.’
Decloedt: ‘En dan wordt het een vicieuze cirkel. Dat is waar we mensen bewust van willen maken. De eerste keer dat je de tuin van Dries ziet, denk je: wat is dat hier? Dat is wild, onverzorgd, zijn collega’s noemen hem de vuile boer. Zijn veld lijkt een jungle, tot je begint te snappen waar hij mee bezig is, en hoeveel leven daar zit.’
Tijssens: ‘Zou dat op grote schaal kunnen?’
Decloedt: ‘Ik denk het wel, Dries heeft tien hectare. Het duurt allemaal wat langer, dat wel, maar eigenlijk is de voedselvoorziening zoals we ze kennen tegennatuurlijk. Dat kippen tegen een spotprijs verkocht worden nadat ze kunstmatig opgeblazen zijn: dat zou niet mogen. Of dat boeren vastzitten aan hun zaadleverancier, omdat planten zo gemodificeerd worden dat ze geen bruikbaar zaad voortbrengen. De vraag is niet: wordt het dan niet te duur? De vraag is: waarom zijn sommige dingen nu zo goedkoop? En de boeren zijn lijfeigenen van de industrie. Ze krijgen amper geld voor wat ze doen, dus moeten ze groter gaan en investeren, en dan is er geen weg terug.’
Maar wordt het dan niet te elitair en onbetaalbaar voor velen?
Tijssens: ‘Het is nu ook pervers: calorieën zijn goedkoop, maar gezond voedsel niet. We verkopen nu goedkope calorieën aan mensen die vervolgens niet goed eten, en zo wordt overgewicht een klassenprobleem. Dat is ranzig.’
Maar de welvaart is toch gestegen door de intensievere landbouw en de industrialisering? Hoe kun je zeven miljard mensen voeden als je biologisch gaat?
Decloedt: ‘Dat kan, hoor. Nu wordt een derde van alles wat geproduceerd wordt weggegooid. Als je dat derde inbrengt, is de oplossing er al.’
Tijssens: ‘En we moeten in calorieën leren tellen, en voor ogen houden waar ze vandaan komen. Als je ziet hoeveel er in België aan calorieën verloren gaat, omdat we willen dat ze in kaas, melk of biefstuk terechtkomen: dat is absurd. Met al die grond en al dat water kun je mensen veel goedkoper voeden, zonder dat er veel stikstof van komt. Als we alle mais in West-Vlaanderen die nu naar stallen gaat aan mensen geven, komen we al een heel eind. Jouw Mexicaanse souschef zou daar voor minder dan een euro een hoop gezonde schoolmaaltijden van kunnen maken.’
Decloedt: ‘Je kent het gezegde: als iedereen voor zijn eigen deur veegt, is de hele straat schoon. Wel, als iedereen in zijn eigen tuin gaat telen, heeft de hele straat eten.’
Blankenberge
Van Fleurakker wandelen we naar de Chalet van Laerbeek, een brasserie met een groot terras, pal in het Laerbeekbos. ‘In mijn stoutste dromen neem ik deze plek over’, zegt Decloedt onderweg naar het brunchbuffet. ‘Zo’n geweldige plek, in het bos, en met zoveel charme, ik zou me hier nogal uitleven.’
Ook dat hebben ze gemeen: de stroom aan ideeën houdt niet op. Tijssens heeft zich net aan een eersteling gewaagd – eind deze maand verschijnt zijn debuutroman, De randen. Het is een boekje ‘als een praline’, om het met de beeldspraak van zijn leermeesteres Dora van der Groen te zeggen, ‘het tegenovergestelde van een hol paasei’. Het is klein, je bijt erin en blijft je verbazen over de intensiteit en schakeringen. Het is een heftig kleinood, met uiterste precisie geschreven, slingerend tussen liefde en geweld, met alle pijn die een coming of age als queer persoon met zich kan brengen, en dat in een gewelddadig huishouden. De reacties van vrienden, familie en collega’s zijn goed, erg goed zelfs, en toch: Tijssens is zenuwachtig. ‘Het is de eerste keer dat ik iets schrijf wat rechtstreeks naar de eindgebruiker gaat, iets wat niet via acteurs of monteurs of regisseurs passeert. Dat voelt als een grote horde.’
Decloedt: ‘Is dat een andere manier van schrijven?’
Tijssens: ‘Ja, ik heb nog nooit zo vrij kunnen schrijven. In film ben je altijd gebonden aan tegenwoordige tijd, ook een historisch drama speelt zich hier en nu af. Er is heel veel informatie die je in een boek veel makkelijker kunt meegeven dan in een film. Je maakt geen bijzinnen in een scenario, je moet manieren vinden om duidelijk te maken dat iemand iets doet wat hij elke dag doet, of wat iets betekent voor iemand. Terwijl je in een roman gewoon kunt schrijven: hij bestelde hetzelfde broodje als hij de voorbije tien jaar elke dag bestelde.’
Zit er dan meer van jezelf in dit boek?
Tijssens: ‘Nee, mijn thema’s zijn dezelfde als in mijn ander werk. Het gaat over thuiskomen en wat een thuis is, over wat er allemaal mis is met hoe we in deze wereld naar mannen en vrouwen kijken, over wat geweld is, en hoe mensen elkaar en zichzelf dat aandoen.’
‘Dat je activistisch én esthetisch kunt zijn, en dat je meer vliegen lokt met stroop dan met azijn, dat is wat ik in de praktijk probeer te brengen’
Angelo Tijssens
Je boek is opgedragen aan je ‘chosen family en de andere’. Lijkt je gekozen familie op je biologische familie?
Tijssens: ‘Eigenlijk had ik “andere” kunnen schrappen, want het deel van mijn biologische familie dat overblijft, is ook een deel van mijn chosen family. Mijn familie is op zoveel manieren uit elkaar gevallen dat het een keuze is om mijn zussen, mijn ouders, mijn broer in mijn leven te hebben. Ik doe niet aan dingen die nu eenmaal moeten omdat het familie is. Als ik terugkeer naar Blankenberge is het heel bewust naar bepaalde mensen.’
Had je een reden om daar weg te gaan?
Tijssens: ‘Ben je al eens in Blankenberge geweest? (lacht luid) Het gaat me vooral om wat er níét is in Blankenberge: cinema, theater, een deftige boekwinkel, geschiedenis. Alles voelt daar heel tijdelijk, behalve de zee. Alles is daar bedoeld voor vier maanden op een jaar, en dat voelt – ik weet niet – raar.’
Decloedt: ‘Ik heb er ooit een vakantiejob gedaan, in een fotowinkel op het stationsplein. Meer heb ik er niet van gezien, en dat voelde toen al als de juiste keuze.’
Ben jij West-Vlaanderen ook ontvlucht, Nicolas?
Decloedt: ‘In Torhout viel het nog iets beter mee, het dorp leefde toen nog, we hadden zelfs een muziekfestival. Maar het is waar: in West-Vlaanderen heb je niet meteen de spannendste plekken. Toen ik na mijn middelbaar naar Gent kon om te studeren, was dat een verademing. Als ik in een stad kwam, had ik het gevoel: ah ja! En toen ik na mijn studies niet ver van Montréal woonde, dacht ik ook: dit is thuiskomen.’
Tijssens: ‘Er zijn meer like-minded mensen in de stad, waarschijnlijk omdat er meer mensen zijn.’
Zitten je ouders in het toerisme, Angelo?
Tijssens: ‘Mijn papa komt uit een hotelfamilie. Mijn grootouders hadden een hotel op de dijk, Le Petit Rouge, en mijn ouders – mijn vader had mijn stiefmoeder leren kennen op de hotelschool – hadden een hotel achter de dijk. Dat is al afgebroken, er staan, zoals overal, appartementen nu. En het hotel van mijn grootouders, een supermooi 19de-eeuws gebouw, wordt binnenkort ook afgebroken.’
Wat is er met je biologische moeder gebeurd?
Tijssens: ‘Die is al meer dan de helft van mijn leven uit de picture. Dat is een afgerond verhaal.’
Gaat dit boek niet over haar?
Tijssens: ‘Nee, al ligt er genoeg mest op de mesthoop om een hoop akkers te bemesten: dit is fictie, maar het is ingebed in dingen die ik ken of herken, zoals al mijn werk.’
Bedoel je dan de liefdeloosheid en de onvoorspelbaarheid van de moeder?
Tijssens: ‘Ja, maar daar kan de helft van de wereldbevolking over schrijven, over wat er schortte aan hun ouders. De liefdeloze vader is zelfs een cliché geworden.’
Decloedt: ‘Ik zie ook veel liefde, veel zorgzame vaders. Maar we zijn misvormd, je mag het zo niet noemen, want een zorgzame man is geen echte man. Een echte man is hard.’
Hebben jullie zelf geworsteld met dat clichébeeld van mannelijkheid?
Tijssens: ‘Onrechtstreeks heb ik daarvan afgezien, ja. Het is nog opvallender als je op mannen valt, want dan word je automatisch in de categorie gezet van zorgzamer, vrouwelijker. Dat zouden geen verwijten mogen zijn, maar toch zijn het woorden die een heel pejoratieve bijklank hebben, zeker als ze in die context gebruikt worden. En je kunt dat niet zomaar negeren, je moet je daartoe verhouden.’
‘Het gaat niet alleen over mannelijkheid, het gaat over een hele manier van kijken. Mijn man en ik hebben weleens de vraag gekregen wie de vrouw is bij ons. Dan bedoelen ze: wie doet het huishouden? Alsof er geen andere verdeling is dan de klassieke rolverdeling in een heterokoppel. Een paar maanden geleden kwam ik de bloemenwinkel uit met een bos bloemen in mijn hand en iemand zegt: daar gaat ze blij mee zijn. Dat zijn zes woorden, en ik werd zo kwaad plots – niet op die vrouw, die met de beste bedoelingen een praatje wou maken, maar om de beperkende blik waarmee de wereld kijkt. Als ik als man bloemen koop, dan is het dus in elk geval niet voor mezelf? En dan is het zeker ook niet voor mijn man, met wie ik al twaalf jaar een huis deel? Dat zijn microagressies, als je daar te gevoelig voor wordt, ga je eronderdoor. Het drukt je met de neus op de feiten: zo is de wereld ingericht, afgestemd op de grootste gemene delers. Ik heb moeten afleren om mezelf te zien als iemand die afwijkend is. En dan moet je bij jezelf ook veel gaan uitpakken. Er is heel wat zelfhaat in de queer gemeenschap. Ik sta intussen stevig genoeg in mijn schoenen, maar het blijft iets waar je bewust mee moet omgaan. Maar hé, ik betaal intussen mijn fucking Raf Simons-kleren met mijn gecommercialiseerde zelfhaat. (lacht)’
Decloedt: ‘Het is toch straf wat je onbewust allemaal meedraagt, wat je overneemt van wat je rondom je ziet. Dat is in mijn stiel ook zo: als aspirant-kok krijg je het beeld mee van de tirannieke chef-kok, bij wie het al lang niet meer om het voeden van mensen gaat, maar om het ego, om tonen wat hij kan. Wij proberen op een andere manier om te gaan met de mensen die voor ons werken. Wat win je erbij als je iemand afbreekt? Waarom zou je zeggen: wat voor sukkel ben jij? Caroline en ik zien onszelf meer als coaches van een sportteam.’
‘Alleen al het gevoel hebben dat je er niet alleen staat, is hoopvol. Met z’n allen denken dat het naar de kloten gaat, is al minder gloomy en doomy dan het alleen denken’
Angeelo Tijssens
Tijssens: ‘In een filmlab in Turijn heb ik geleerd dat er andere manieren van feedback geven zijn, die ik nu ook toepas bij mijn studenten en bij iedereen met wie ik werk. Het gaat erom dat je niet bij de eerste lezing met een overkoepelend oordeel komt: goed of slecht. De eerste keer lees je met pen of potlood in de hand, en je noteert alles wat bij je opkomt in de kantlijn. Huh, wat is dat? Wat zegt die nu? Ik snap dat niet. Letterlijk wat je als bezoeker in een zaal zou doen. Eerste scène, wat doet die gast, waarom zit die in een grot? Dat is als maker heel nuttig om te horen. Met iemand die zegt “ik was niet mee in het begin” ben je heel weinig als schrijver.’
Op het eind van je boek heb ik geschreven: waarom? Ik zat zo te hopen dat het goed zou aflopen.
Tijssens: ‘Ah voilà, kijk. Zag je de hoopvolle opening niet? Voor mij is het einde zoals de lucht in West-Vlaanderen: het schemert erdoor, maar het zou te naïef zijn om het mooi te laten eindigen. Maar de opening zit erin. Hoop is het belangrijkste in alles wat ik maak.’
Decloedt: ‘Dat is zo. Als we niet de hoop zouden hebben dat het nog uitmaakt, zouden we aan de klimaatproblemen ook niks meer doen.’
Tijssens: ‘Alleen al het gevoel hebben dat je er niet alleen staat, is hoopvol. Met z’n allen denken dat het naar de kloten gaat, is al minder gloomy en doomy dan het alleen denken. In het met z’n allen aanvaarden dat het fout zit, omdat je er dan pas iets aan kunt doen – dat is Hannah Arendt, het omarmen van de onvolmaaktheid – schuilt de hoop op verbetering.’
Lees ook
Bron: De Standaard