Het bezoek – Tijs Vanneste en Dirk Bryssinck – Mensen kunnen gewoon oké zijn zoals ze zijn


Tijs Vanneste gaat op bezoek bij Dirk Bryssinck, psycholoog en bezieler van Villa Voortman, het opvanghuis in Gent dat bekend werd toen Radio gaga er in de tuin kampeerde. Ze delen een afkeer voor hokjesdenken. ‘Fuck, ik ben zo jaloers op wat jij doet.’

Door Lieve Van de Velde 
Foto’s Jimmy Kets


Een zomer lang neemt iemand bijzonder ons mee naar een bijzonder iemand.


‘Dirk Bryssinck, psycholoog/coördinator van Villa Voortman in Gent, een huis waar ik zéér veel respect voor heb. Ik heb zelfs, zonder de man echt persoonlijk te kennen, ooit een ode aan zijn initiatief gebracht tijdens De Warmste Week omdat ik er zo door geraakt werd, zelfs een beetje jaloers …’

Zo stond het in een e-mail van Tijs Vanneste.

De mail was het antwoord op onze vraag bij wie hij op bezoek wou gaan voor deze reeks. Villa Voortman, een ontmoetingsplek voor mensen die kampen met verslavingsproblematieken in combinatie met psychische moeilijkheden, werd nationaal bekend als locatie, decor en inspiratie voor Radio gaga in 2018.

Dominique Van Malder en Joris Hessels haalden gasten­ van Villa Voortman voor de microfoon en veroverden­ de harten van half Vlaanderen.

Ook dat van muzikant, televisiemaker en tatoeëerder Tijs Vanneste. Hij maakte toen een nummer voor Bryssinck: ‘Luchtkasteel’, een interpretatie van ‘Hurt’ van Nine Inch Nails.

Te lezen met een Kempisch ­accent: ‘Ik dun men aige ziejer/ Es voele dak iet voel/ Precies dak nimmer weet/ Wak annes nog moet dun.’ 

Maar Vanneste was nog nooit persoonlijk in Villa Voortman. Now is the time.

Hoe het écht gaat

Hier staan we dan, in Dessel, hometown van Tijs Vanneste. Het is zo’n ouderwets Belgische weerdag, zo een waarop het water uit de hemel gutst. Vanuit de openstaande zijdeur klinken wat muzikale oefeningen. Muziek maken is een van zijn vele bezig­heden.

Als het personage Jef Van Echelpoel creëerde hij de oor­wurm ‘Ziet em duun’.

In juni was hij te zien als gelegenheidsleerkracht in Mijnheer Vanneste op Eén. In dat tv-programma geeft hij les, in het aso en in het beroepsonderwijs. Niet dat die wereld hem compleet vreemd was: hij heeft een diploma van leerkracht plastische opvoeding en stond al voor de klas in het buitengewoon onderwijs.

Als u hem daar niet van kent, kent u hem van De Kemping, dat andere Eén-programma waarin hij mensen die op de arbeidsmarkt en elders uit de boot vielen weerbaar probeerde te maken.

En als u hem van dat alles niet kent, kent u hem misschien gewoon omdat iedereen hem kent, zoals we merken aan het tankstation. Een man staat zijn e-bike op te laden. Er verschijnt een glimlach op zijn gezicht wanneer hij in de auto Vanneste herkent. De glimlach wordt een brede lach.

‘Dat is nogal een fijne mens, den Tijs’, klinkt het in vet Kempisch. ‘Zo maken ze er niet veel meer.’ Wanneer ik op zijn vraag of we een drukke dag hebben antwoord dat we naar Gent gaan, lacht hij: ‘Allee, dat is ook uit zijn comfortzone.’ Niet dat hij Vanneste persoonlijk kent.

‘Ik heb nochtans gestudeerd in Gent, maar dat weet die mens allicht niet’, lacht Vanneste een paar minuten later in de auto.

‘Ik heb me lang afgevraagd of ik daar niet zou blijven plakken. Maar gelukkig kwam er plots het besef, als een bliksemschicht, dat ik geen stadsmens ben. Ik word daar introvert van. Ik krijg stress van die hippe cafés. In ’t Krawietelke, daar zat ik graag. Dat is een heel volks café met mensen van Gent, hoop en al tien man. Die kende ik na een tijd allemaal.

‘Dat is zoals hier in Dessel. Er zijn vier cafés, en als jij daar nu aan de toog gaat zitten, ken je binnen het halfuur iedereen. En met kennen bedoel ik: weten wat er in het leven van die mensen écht gebeurt. Hoe het met hun bomma gaat, met hun moeder.

‘Oké, waarschijnlijk overdramatiseer ik wat, maar wanneer ik in een hip stadscafé aan iemand vraag hoe het gaat, ben ik altijd bang dat ze gaan beginnen over hun “projecten”, en niet over de mensen in hun leven.’

Tijs Vanneste koopt gebakjes met slagroom bij de aard­beien­drive-in in Dessel.

Een taart! Die hebben we nog nodig. Geen bezoek zonder taart. Maar aangezien dit Dessel is en iedereen iedereen kent, draaien we een paar minuten later een veldje op: de aardbeiendrive-in.

‘Dit is van een kameraad’, zegt Vanneste. Allicht. We kiezen aardbeiengebakjes die verborgen zitten onder een kunstige toren slagroom. Ze gaan zonder deksel tussen ons in. Elk verhaal heeft een rode draad nodig, de survival van de roomaardbeien wordt de onze.

Spoiler: ze zullen de lange autorit en de wandeling door de Gentse regen moeiteloos overleven. Villa Voortman gaat de gps in: 120 kilometer, anderhalf uur rijden. Lang genoeg voor een associatief auto­gesprek.

Stress voor de klas

Zijn onderwijsavontuur maakt heel wat los. ‘Ik kreeg veel herkenning en erkenning van leerkrachten en ­directie. Vanuit de organiserende instanties hoor en lees ik eerder zure echo’s. Dat ik veel kansen laat liggen om het beroep te laten stralen, bijvoorbeeld. Maar ik wil net laten zien hoe het werkelijk is.

‘In de reeks zie je mij bijvoorbeeld PAV (project algemene vorming, red.) geven. Met mijn diploma mag ik dat. Het is nochtans geen goed idee. Ik ben daar niet voor gemaakt. Maar dat gebeurt in het echte leven ook, dat leerkrachten plots een ander vak moeten ­geven.’

Hij merkte aan den lijve ook wat zo vaak aangeklaagd wordt: ‘Je verliest zo veel tijd en zo veel energie om op papier en op de computer te verantwoorden wat je in de klas doet. Mocht je de tijd die je daarin steekt effectief aan die jonge gasten ­besteden, dan kregen­ die veel meer prikkels.’

Zelfs als occasionele televisieleerkracht, onderwijstoerist zeg maar, voelde hij de stress.

‘Ik was zo blij dat het gedaan was.’ Maar hij wou het ook heel graag doen: ‘Omdat het onderwijs een fan-tas-tische job is en omdat de basis – de leerkrachten – gewoon moe getrap­peld zijn. Die hebben geen eigen forum.

‘Ze worden­ vertegenwoordigd door organen die niet altijd lijken te weten hoe het er op school aan toegaat. Het lijken soms twee verschillende werelden. Je gaat nooit een realistisch beeld krijgen van hoe leerkrachten het onderwijs ervaren als je het niet vanuit hun perspectief bekijkt. En die stem wou ik nu zijn.’

Maar hij is ook blij dat er kritiek komt. ‘Dat over­dadig positieve imago dat ik had opgebouwd met twee seizoenen van De Kemping gaf me een slechte smaak in de mond. Dat voelde niet comfortabel.’

Los daarvan wil hij wel kwijt dat hij met veel, ‘heel heel veel’ trots terugkijkt op De Kemping. ‘Omdat het zo oprecht is en oprecht is gebleven – er is niets gemanipuleerd. Maar ook omdat de deel­nemers echt veranderd zijn, en omdat het bij de kijkers is binnengekomen zoals ik het bedoeld had: dat je niet mag oordelen, dat je niet te snel een mening mag vormen, dat alles ergens in wortelt. Dat!’

De sleutel tot geluk

Het is een brugje naar onze visite van vandaag. Hoe er soms niet veel nodig is om de wereld een beetje beter te maken.

Hij reageert fel: ‘Er ís ook niet zo veel nodig. Wat ik doe en wat Dirk met Villa Voortman doet, zit op dezelfde lijn. Wij willen mensen doen begrijpen dat ze gewoon oké kunnen zijn zoals ze zijn.

‘Ik heb Dirk nooit persoonlijk ontmoet, ik ken hem alleen van Radio gaga. Ik vond dat zo schoon wat die mens deed, met zo’n welkomsthuis voor mensen die niet kunnen meedraaien, zonder dat hij die gasten verwachtingen oplegde.

‘Op die manier zeg je onuitgesproken: “Oké, je hebt een probleem, maar dat zegt eigenlijk niets over wie je bent.” Dat is wat ik ook wil vertellen.’

‘Denk aan staartdelingen. Daarbij krijg je een rest, en we hebben geleerd dat we die moeten negeren. Maar in het echt leven kun je de rest niet negeren, dan begint alles te etteren. Je moet iedereen erbij betrekken.

‘Dat in ontwikkelingslanden mensen uit de boot vallen, kan ik à la limite nog aanvaarden. Daar is overleven de eerste zorg. Maar wij zitten verdomme met een satijnen kussentje onder ons gat! Als wij niet iedereen aan boord kunnen houden, wie kan het dan wel?’

Maar er vallen ook bij ons steeds meer mensen uit. Burn-outs zijn iets van de westerse wereld, toch?

Vanneste: ‘De druk wordt steeds groter. Wat wij in onze maatschappij aan het doen zijn, is niet houdbaar op lange termijn. Ik denk dat het ook zo ver geko­men is omdat we alles willen, omdat we ervan uitgaan dat wij overal recht op hebben, en dat is niet zo. 

(fel) ‘We zijn vergeten dat het allemaal niet vanzelfsprekend is en hebben heel snel het gevoel dat ons onrecht wordt aangedaan. Kijk naar de antivaxbeweging. Die is volgens mij gegroeid vanuit een ­onrechtvaardigheidsgevoel: ik heb niks verkeerd ­gedaan, dus je mag mij dat niet aandoen.

‘Maar er is geen schuldige, dus verzinnen ze een verhaal: “Dàt zijn de schuldigen die mij afnemen waar ik recht op heb.” Tja, dat is een grote illusie.’

Foto Jimmy Kets

‘Vroeger was er God, en toen zeiden ze bij spoed en tegenspoed: “dank u, God” of “God heeft dat zo gewild”. Maar de nuchterheid heeft dat ingehaald en er is niks in de plaats gekomen. We zijn gigantisch hard aan het zoeken om iets in de plaats te zetten.

‘Die focus op voeding, op zingeving, op mindfulness, allemaal goed en wel, het zijn allemaal pogingen. Maar het zijn geen oplossingen. Oplossingen moet je in jezelf leren zoeken. Je moet het beest in de ogen kijken­!’

Is hij daar zelf goed in? ‘Ja, heel goed. Ik ben de eerste om te zeggen dat ik minstens evenveel slechte als goede eigenschappen heb. Maar ik heb vrede met het negatieve, en ik probeer dat te compenseren met dingen die ik wel kan.

‘Ik ben totaal geen taoïst, maar telkens als ik iets uit het taoïsme zie passeren, herken ik mij daar keihard in, net omdat het de ­ultieme nuchterheid is. Er zijn geen foute beslissingen, leer ik daar. Er zijn gewoon beslissingen en ­gevolgen van die beslissingen.

‘Het is zoals Bram Vermeulen zingt in “De steen”: Als je een steen verlegt, gaat het water anders stromen. Het zal altijd stromen, maar anders. Er zijn geen verkeerde stromen. Dat is de sleutel tot een gelukkig leven. Het is wat het is.’

‘Het is wat het is’ en ‘ik sta in mijn kern’, het zijn twee uitdrukkingen die hij een paar keer gebruikt. ‘Ik weet wat ik belangrijk vind in het leven, en handel­ daar ook naar. Maar er is de schaduwzijde: bij mensen die ik niet ken, kom ik soms over als arrogant­. Ik kan nogal direct zijn en dat komt soms intimiderend en bedreigend over. Dat passeert dan wel wanneer ze me beter kennen.’

Zonder hokjes

Een hels lawaai. Kedengkedeng! ‘Ho jong, wat was dat?! O nee, mijn ruitenwisser schiet eraf!’ Het ding blijft wissen, maar krakkemikkig. Hij lacht het weg en vertelt hoe hij ooit, lang geleden, met een maat naar Noord-Frankrijk reed en hetzelfde meemaakte, en hoe hij toen vanuit de passagiersstoel de hele nacht uit het raam ging hangen om te blijven wissen.

Op een snelwegparking, tussen een muur van vrachtwagens, wordt de defecte ruitenwisser geamputeerd. Wissen met één ruitenwisser blijkt wonderwel te lukken, zelfs op een zondvloeddag als vandaag­. Het water stroomt, Vanneste aanvaardt.

Foto Jimmy Kets

Over naar de stromen in zijn eigen leven. ‘Ik had als kind dromen, en de rode draad was: vrij zijn. Ik droomde ervan om een leven te leiden waarin ik niets tegen mijn zin moest doen. Ik wou tatoeëren en muziek maken. En dat heb ik gedaan, en al wat daarbij komt, is voor mij plustijd.

‘Eigenlijk komt het altijd op hetzelfde neer: ik wil verhalen vertellen waar grond aan hangt. Via tattoos, via muziek en nu ook via televisie. Ik wil niet per se op tv komen. Televisie is het medium om het verhaal te vertellen, niet omgekeerd. Televisie mag voor mij persoonlijk geen doel op zich zijn. Ik ben heel blij dat ik daarin op één lijn zit met De chinezen (het productiehuis, red.) en de VRT. ’

Hij vertelt over een VRT-fantasie waarmee hij al jaren rondloopt: ‘Ik droom van een nationaal complot waarin de VRT mij als bizar personage naar het Eurovisiesongfestival stuurt. En het hele land moet dan meedoen. Iedereen moet doen alsof ik een echt goedmenende deelnemer ben. Voor mij zou dat het summum van surrealisme zijn: een situatie waarin alles mag en niets meer gesnapt moet worden. Daar zou ik twee jaar van mijn leven aan opofferen. Maar ik denk niet dat de VRT dat ooit zal willen doen.’

Het zinkt in. En dan: ‘Trouwens, dat uitgerekend ik nu voor een groot publiek tv maak, is op zich al een behoorlijk toonbeeld van surrealisme voor mij. Dat is oprecht onvoorstelbaar allemaal.’

Het is iets wat steekt, dat je blijkbaar één ding moet zijn: muzikant, tv-maker.

‘Als je verschillende dingen bent of doet, klopt het niet meer, en dan krijg je al snel het verwijt dat je van alles een graantje wilt meepikken. Het is een van mijn grootste frustraties, dat hokjesdenken. Ze moesten eens ­weten, denk ik dan, ze moesten eens weten hoe dat in mijn kop marcheert.’

Hij geeft een inkijk: ‘Alles wil ik doen, alles! Koffie­ maken, echte koffie, from scratch! En alles van muziek. Bel mij en ik doe mee. Maar geef mij een stempel en ik ben allang weer weg. Dat heb ik ook met gezag. Zet mij voor een muur waar ik niet over mag en ik ga errond, op mijn manier.’

Ex-roker

Intussen staan we stil. File. De gps blijft er maar minuten bijtellen. Hij pakt een nicotinekauwgom. ‘Ik vecht tegen een sigarettenverslaving. In mijn zijn ben ik een roker, maar ik ben tweeënhalf jaar gestopt. Ik heb slechte longen en heb aanleg voor COPD (rokerslong, red.), en dat heb ik heel lang genegeerd. Maar sinds ik kinderen heb, wil ik dat niet meer. Ik heb die verantwoordelijkheid genomen, dus ik moet niet onnozel doen.’

In mijn zijn ben ik een roker: wat is dat voor een excuus? ‘Ja, dat is echt zo’n gevoel. Net zoals ik in mijn zijn ook iemand met lang haar ben. Ik heb dreadlocks tot op mijn gat gehad. Ik heb mijn haar ooit geknipt en toen was ik mezelf kwijt. Ik vind dat lange haar niet mooi, maar het is wie ik ben. Dat is kei-onnozel, maar ik moet dat accepteren.’

Onze calvarie zit erop. We draaien cirkeltjes rond de plek waar we de Villa vermoeden, maar de statige Villa uit onze Radio gaga-herinneringen is niet meer de Villa van vandaag. Sinds een paar jaar zitten ze in het Vogelzangpark, in acht aaneengesloten huisjes.

Wanneer we met de aardbeiensoezen onder de paraplu arriveren, staat Dirk Bryssinck op het terras te roken. De twee vliegen elkaar in de armen, kussen en huggen. Hartelijk. Niets doet vermoeden dat ze elkaar nog nooit ontmoet hebben.

Dirk Bryssinck: ‘We hebben elkaar al eens in de verte gezien, misschien eens een hand gegeven, maar nooit gepraat. Ik ben superblij dat we elkaar eens zien. Kom binnen.’

Foto Jimmy Kets

Een place to be (me)

Binnen is het anarchistisch gezellig.
De tafel zit vol met gasten. Er staan nog restjes pannenkoeken, crumble en tiramisu, onze soezen mogen erbij. Dirk Bryssinck troont ons direct mee naar de muziekstudio, stelt ons voor aan Jean Paul De Brabander, in een vorige leven lid van de belpopgroep Delavega, in een recenter leven psychiatrisch verpleger in een ziekenhuis en nu muziek­therapeut in Villa Voortman.

Hij neemt met de gasten nummers op en albums, en organiseert concerten. Uit de boxen klinkt een nummer dat een beetje doet denken aan een mix van Daans ‘Housewife’ en iets van The Neon Judgement.

Vanneste: ‘Dat klinkt echt goed. Ik verschiet daarvan.’

De Brabander: ‘Ja, als ik zie wat ik hier al kan doen met zo’n beperkt materiaal, dat is echt de moeite. En die teksten, daar zit soms meer in dan in een uur bij de psycholoog.’

Bryssinck: ‘Elke dag staan ze hier aan te schuiven: “Hey Jean Paul, ik heb ook nog een nummer.” Hun grote charme is de authenticiteit als ze muziek maken. Hun grootste probleem is discipline. Als we voor een concert of een voorstelling een generale ­repetitie doen, daagt er geen kat op. (lacht) 

‘Als het tijd is om op te treden, staan ze daar allemaal. Het kan soms lastig zijn, want we treden niet op in de refter van de psychiatrie of zo, maar op Theater aan Zee, in het Kursaal, in de Minard in Gent, in de Vooruit.’

Vanneste: ‘Dat is voor 1.500 man of zo! Oh wow, dit is een droomjob. Ik voel het nu al.’

De Brabander: ‘Absoluut. Ik kreeg het moeilijk in de psychiatrie, de nachtdiensten, maar ook de dossiers en de bureaucratie. Hier amuseer ik mij echt. Het principe is wel dat wij de gasten volgen, niet om­gekeerd. Ik ga geen dingen uitdenken waar zij dan in moeten passen.’

Foto Jimmy Kets

Bryssinck: ‘We zijn bezig aan een album, samen met Muziekmozaïek, een organisatie die heel veel muzikanten verenigt, vooral uit jazz en folk. We proberen zo veel mogelijk cross-overs te doen, samenwerkingen tussen professionals en bezoekers van de Villa.

‘Want hoe je het ook draait of keert: het begrip “sociaal artis­tiek” heeft een vuile klank.

‘Art brut, kunst in de marge, outsiderkunst, dat klinkt allemaal zo pater­nalistisch en in de marge, daar is eigenlijk geen goede term voor.

‘We noemen het hier “niet-professionele kunstenaars”. We hebben expo’s georganiseerd waarin we werk van onze gasten mengden met werk van professionele kunstenaars, maar niets lieten ondertekenen. Dan zie je dat mensen soms gewoon kopen van iemand aan wiens werk ze anders zouden voorbij­lopen. Die mix geeft verrassende effecten.’

Vanneste: ‘Voilà, dat is ook iets waar ik vaak over nadenk: die labels. Ik loop al heel lang met een zot programma-idee rond: ik zou mij graag eens compleet psychologisch laten onderzoeken.

‘Ik denk oprecht dat ik elk vakje zou vullen en elk label zou krijgen. En als je in elk vakje zit, dan kun je ze beter ­allemaal weghalen en besluiten dat labels onzinnig zijn. Dan geef je de ultieme boodschap: “Lieve mensen, jullie zijn allemaal oké!” Maar ik denk niet dat Eén daar klaar voor is. (lacht)

Bryssinck: ‘Je slaat de nagel op de kop, Tijs. Een van de belangrijkste dingen die wij hier doen, is ontlabelen.

‘Dat is een proces in fasen. Wanneer mensen hier pas binnenkomen, voelen zij zich welkom in ons huis. Door maatschappelijke uitsluiting zijn ze onzichtbare burgers geworden die hun plaats in de samenleving verloren hebben. Villa Voortman ervaren ze dan als een veilige haven, een place to be, weg van de straat, van de dealers en de pushers, een vrijplaats waar ze zonder veel voorwaarden – er zijn er maar twee: geen drugs gebruiken en geen geweld – de hele dag mogen zijn, koffiedrinken, muziek maken, schilderen, schrijven of gewoon chillen.

‘Na een tijd komt er zo’n fase waarin een place to be dé place to be wordt. Ze voelen zich aanvaard en gewaardeerd om wie ze zijn, omdat we hen niet beoordelen en veroordelen, ook hun middelengebruik niet. De ­gelijkwaardigheid tussen bezoekers en personeel speelt hier een belangrijke rol.

‘Wanneer ze meedoen aan een expo, een voorstelling, een album, verschuift hun identiteit en wordt dit de place to be me. De ­zogenaamde “verslaafde paranoïde schizofreen die in Geel gezeten heeft” wordt “muzikant”, “schrijver”, “keukenman”.

‘We hebben hier T-shirts met daarop het statement Trust me, I’m a Villa Voortmanner, minimal rules, maximal respect. Ik ken weinig gasten die in een T-shirt van hun psychiatrische instelling rondlopen.’

Foto Jimmy Kets

Vanneste: ‘(lacht) Jaja, ik heb er toen een van gekregen, ik draag dat dikwijls.’

Bryssinck: ‘Au fond doen we hier hetzelfde als in de psychiatrie, alleen zijn er geen verplichtingen of beper­kingen. Dus ook geen dwang of macht, iets wat in de psychiatrie helaas nog al te vaak gebruikt wordt.

‘Mensen moeten niet op een welbepaald moment met iemand komen praten, op uur en tijd creatief bezig zijn. Er is geen hiërarchie, alles loopt hier horizontaal, niet verticaal, en iedereen doet hetzelfde werk. Dat is de kracht van dit huis.

‘Die gasten gebruiken een hele dag niet als ze hier zitten, daarmee hebben ze al een stevige periode overbrugd. En als ze meedoen aan een voorstelling of een concert, ­gebruiken ze ook in de avonduren niet. Die drang om te gebruiken neemt zo stilaan af.’

Er klinkt een kleinkunstachtig nummer door de boxen. De woorden ‘als ik zoek in gezichtloosheid’ blijven hangen. ‘Het klinkt een beetje als Jan De Wilde’, zegt Vanneste.

De Brabander: ‘Er zijn veel Vlaamse liedjesteksten die een pak minder goed zijn dan wat deze gast hier neerpent, hij schrijft dat los uit de pols, in een paar minuten. Het is ook altijd fijn om hun reactie op zo’n af­gewerkte song te zien. Ze zijn hier binnengestapt met een akoestisch gitaartje, en dan horen ze hun eigen nummer in een arrangement met drums, bassen en violen.’

Foto Jimmy Kets

Vanneste: ‘Ik blijf het zeggen: mannekes, ik ben hier jaloers­ op. Mocht ik morgen de kans krijgen om zoiets op te starten bij ons, ik zou niet nadenken.’

Bryssinck: ‘Ik ga je helpen. Je hebt een strate­gische driehoek nodig:

  • een kliniek waarmee je verbonden bent en die de lonen betaalt – in ons geval is dat het psychiatrisch centrum Gent-Sleidinge

  • een stads­bestuur dat een dak boven het hoofd heeft geboden voor de komende dertig jaar

  • en een vzw – in ons geval is dat Vrienden van Villa Voortman – die fondsen zoekt waarmee we onze grote producties financieren.

‘Die draaien meestal break-even of zelfs verlies, maar de winst zit elders. Onze bezoekers vinden hier een nieuwe manier om zich uit te drukken, een nieuwe taal en geleidelijk een nieuw identiteitsgevoel, weg van stigmatiserende labels.

‘Bovendien zijn deze acti­viteiten een belangrijk medium om de sociale uitsluiting van onze bezoekers te doorbreken en om ook ontmoetingen buiten de muren van de Villa te zoeken.’

Filosofieatelier

We blijven hangen in de keuken, waar Céline Dion keihard­ tegen de muren schalt. De afwas staat in het afdruiprek.

Bryssinck: ‘Hier koken we voor 2 euro per dag per persoon. Dat zijn bewuste ontmoetings-momenten. Ik wil niet dat hier twee stagiairs staan af te wassen, want dan missen we het doel. Ze moeten altijd mixen met de gasten, net omdat je de beste babbels aan de afwas hebt.’

Vanneste: ‘En wat als je gasten verliest?’

Bryssinck: ‘Als ze niet opdagen? Dan bellen we ze op. We vragen dat ook in het begin: of we hen mogen bellen­ wanneer we hen een paar dagen niet zien. Het gebeurt ook dat er mensen doodgaan. Ondanks alles blijven de pijn en de destructie heel groot. Ik kan je verzekeren: dat went nooit. Dat komt elke keer hard binnen: shit.’

Wanneer ik ’s morgens

wakker werd wist ik

soms niet meer waar

ik was, in mijn huis of

in de isolatie

Ik hoop dat u in leven

blijft en dat het eens

stopt met regenen.

Het is een van de vele gedichten in de poëzieruimte. Ook in het filosofieatelier hangen de muren vol ­gedachten en levensvragen.

Is er egoïsme in Utopia? Kun je filosoferen als je hoogsensitief bent?

Tijs Vanneste blijft overal hangen, bestudeert muren en vellen papier: ‘Ik ben daar zo jaloers op. Fuck.’

Bryssinck: ‘Wat houdt je tegen?’

Vanneste: ‘(emotioneel) Weet je wat mij tegenhoudt? De mens die ik ben! Je moet daar je leven aan wijden, en ik ben te zeer een chaoot. Ik moet en wil duizend dingen doen. We hebben allemaal onze taak in het leven. En ik denk dat mijn taak erin bestaat om, en ik zeg het nu extreem zweverig, vuurpijlen af te schieten. Zodat mensen het licht zien.’

Bryssinck: ‘Klopt. Voor mij is dit hier mijn opdracht. Ik deel je aversie voor macht en dwang, ­labels en onrecht­. Verzet tegen onrecht is een plicht voor mij, een verantwoordelijkheid die je niet kunt ontlopen én een remedie tegen cynisme of nihilisme.

‘Iedereen heeft zijn taak, dat denk ik ook. De ene vindt die vroeg, de andere vindt die laat. Ik ben hier tien jaar geleden in gerold vanuit het reguliere circuit, en daar ben ik blij om.’

Vanneste: ‘Hoe schoon is dat? Alles vindt z’n eigen.’

Bryssinck: ‘Ik vind het fijn dat je dat zegt: dingen vinden zichzelf, zonder dat je dat allemaal moet uitzetten in een stappenplan. Laat de gasten hier bepalen wat er gebeurt. Als er te veel gestuurd wordt, lukt dat niet meer. Laat het gewoon komen.’

Foto Jimmy Kets

Vanneste: ‘Oh God, ik ga nog één keer de Bond zonder Naam in mezelf bovenhalen, maar ik ga het toch zeggen: pas als je onderweg bent en even stilstaat, kunnen je zaadjes beginnen te schieten. Het is dan pas dat het onverwachte gebeurt. Als je recht naar je doel gaat, mis je veel.’

Hij heeft het nog maar gezegd of hij denkt aan dat andere doel vandaag: zijn kinderen ophalen van school. Hij moet ervandoor.

Vanneste: ‘Ik ga in de zomer eens een paar dagen komen, hier een paar dagen komen zitten, gewoon kijken en alles in mij laten doordringen. Daar heb ik echt zo’n goesting in.’

Bryssinck: ‘Ik kijk ernaar uit, Tijs.’

Er volgt nog een hug.

Een dikke.

Foto Jimmy Kets

Lees ook

Het bezoek – Maaike Cafmeyer en Stella Bergsma – Wie in de beerput roert, staat in de stank
Het bezoek – Frank Vandenbroucke en Lander Gyselinck – De cultuursector opnieuw sluiten was achteraf gezien een fout
Het bezoek – Zuhal Demir en Walter Damen – Zuhal, als ze je straks vragen als minister-president, is het je plicht om ja te zeggen
Het bezoek – Charlotte Vandermeersch en Maaike Neuville – We zijn allebei keihard tegen een muur gebotst

Bron: De Standaard

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven