Interview – Birgit Van Mol


‘Door de ziekte van René loop ik niet meer te kniezen over kleinigheidjes, en ik kan er ook niet meer tegen als anderen dat wél doen’
Birgit Van Mol


Een snelle blik op de wereld leert dat het flink bergaf is gegaan met de actualiteit sinds Birgit Van Mol (54) de studio van VTM nieuws verlaten heeft, nu een jaar geleden. Zelf lijdt het VTM-gezicht niet aan de zwaartekracht: de kin wipt immer omhoog, de ogen richten zich op toekomstige regenbogen, de handen blijven optimistisch jeuken. Ze heeft een volle werkzomer te vieren, én een verjaardag: Van Mol ontvangt al 25 jaar een loonbrief van VTM.


Birgit Van Mol: “Het moet zijn dat we elkaar leuk vinden, hè, VTM en ik. (lacht) In 1997 had ik acht jaar bij de openbare omroep achter de rug, en toen de overkant me vroeg, twijfelde ik: moest ik dat wel doen? Maar kijk, nu is dít al 25 jaar mijn huis. Handig: ik ken er blindelings de weg, en ik weet bij wie ik kan aankloppen met een idee.”

In 2019 werd VTM ondergebracht in DPG Media. Voor de nieuwsdienst betekende dat een verhuizing van Vilvoorde naar Antwerpen, en vooral: een verregaande samenwerking met een aantal titels van de groep, vooral met Het Laatste Nieuws.

“Het bedrijf is erg aan het veranderen, ja, en in een snel tempo. Vanzelfsprekend is het wennen, die schaalvergroting. Plots ken ik niet al mijn collega’s meer. Of loop ik iemand pas aan het einde van de dag in de lift tegen het lijf: ‘O, jij was hier ook vandaag?’

“Het is wat het is: de televisiewereld maakt een gigantische omwenteling door, en ik wil niet de nostalgicus zijn die star vasthoudt aan de oude wereld. Nee, ik wil méé zijn.

“n 1997 legde ik in Personal Upgrade op Eén, toen nog TV1, de kijker uit wat een e-mail was, en hoe je daar een bijlage aan kon toevoegen.

“Ja, zó oud ben ik al. (lacht) Wel, met dezelfde nieuwsgierigheid omarm ik nu onlineprogramma’s, podcasts en TikTok.

“Ik zit nu 33 jaar in het vak. Dat moet wel betekenen dat ik iets kan, en dat mensen appreciëren wat ik doe. Maar ook dan kun je op een bepaald moment passé bevonden worden. Ik ben daar niet naïef in: ik zal mezelf moeten blijven heruitvinden.”

Je presenteert momenteel Telefacts zomer, je bent de stem van de podcast De kroongetuigen, en je maakt Het vakantiehuis van…

“Dat laatste wordt een onlinereeks van acht afleveringen waarin ik, de titel verraadt het al, bij BV’s in hun vakantiehuis kom aanlopen. Ik klop aan, kijk hoe ze vakantie vieren, en laat hen uitleggen waarom net die plek voor hen zo bijzonder is. Er zitten mooie namen bij, hoor.

“Ik bezoek bijvoorbeeld Bart Kaëll en Luc Appermont in Spanje – héérlijk om een dag of twee in dat hartelijke universum van hen te mogen wonen. Josje Huisman heeft een busje gekocht en helemaal zelf omgebouwd tot een camper, waarin ze rondreist met haar zoontje van 3 jaar. In Bosnië ben ik Ingeborg gaan bezoeken…”

Ingeborg, in Bosnië?

“Ja, in een soort bedevaartsoord waar ze al acht jaar een vaste kamer in een hotel heeft. Ze geeft er workshops.

“Enfin, zo maak ik dus acht afleveringen. Ik vind het vooral boeiend om te zien hoe mensen me ontvangen. De ene doet dat heel ruimhartig en sluit me meteen in de armen. En de andere is wat terughoudender en ziet vakantie in de eerste plaats als een tijd waarin hij of zij niet gestoord wil worden.”

Ook leuk: Het huisDe Columbus en Buurman, wat doet u nu? hebben eindelijk hun vierde man om te kaarten.

(glimlacht) Ik begrijp waar je op doelt: we vinden het warm water niet uit, en er is een verwantschap met de programma’s die je noemt. Maar onze reeks zal haar eigen toon hebben, en vooral: geen pretentie.

“We willen iets luchtigs maken, iets dat het vrolijke en tomeloze van de zomer mooi weerspiegelt. Ik denk dat mensen daar behoefte aan hebben, na meer dan twee jaar in die pandemie, en met de wankele stand van de wereld in het achterhoofd.

“Aanvankelijk was ik met iets anders bezig, maar door corona heeft dat project vertraging opgelopen. Vervolgens had ik een idee voor een alternatief, maar dat viel onmogelijk klaar te krijgen tegen de zomer. Toen kreeg ik de vraag om dit te doen. Ik twijfelde even, maar zag snel in dat het iets leuks zou worden.”

STRENGE JUF

Je geeft ook opleidingen bij DPG Media, zowel in België als in Nederland.

“Ik help jonge talenten om zichzelf te vinden voor een camera. Het klinkt evident, gewoon jezelf zijn op tv of online, maar dat is het helemaal niet: veel mensen doen rare dingen zodra ze gefilmd worden. Terwijl het devies is: ‘Doe vooral gewóón. Ga jezelf niet plots versieren met allerlei tics en eigenaardigheidjes.’

“Of ik in zo’n opleiding nu een TikTok-gezicht van DPG Media of een journalist van Algemeen Dagblad voor me heb, mijn vraag is altijd dezelfde: wie ben je, en hoe breng je dat over via een camera?

“Vaak gaat het om mensen die nog een laatste zetje nodig hebben. Ik geef hen mee waar ze op moeten letten, en ik laat hen ook altijd even struikelen. Eens met je kop tegen de muur knallen kan heel nuttig zijn.”

Je klinkt streng, juf Birgit.

“Ja? Ik probeer gewoon om het beste in mensen naar boven te halen. En vaak zie ik dingen die me verrassen. Iemand die het talent en het juiste diploma heeft, bijvoorbeeld, maar voor de camera alsnog in een onnatuurlijke houding vervalt. Maar ook het omgekeerde: mensen kunnen wankel en onzeker zijn, maar wel van het beeld spatten.”

Ik moest plots denken aan Herexamen, het programma waarin je halfweg de jaren 90 de strenge, maar al bij al genadige juf was. Ik was toen een jaar of 12 en, euh, enigszins onder de indruk van je.

“O, dat was zo’n fijn programma! Als het zou terugkeren, zou ik niet nee zeggen. Ik denk alleen dat herexamens niet meer bestaan in de middelbare school. En Examen bekt toch wat minder goed als programmatitel. (lacht)

Toen al, in het begin van je carrière, klonk het unisono: de camera, voor zover zo’n ding gevoelens kan hebben, houdt van je.

“Dat is niet onplezierig om te horen als je in deze branche zit. (glimlachje) Ik had logopedie gestudeerd, maar rolde toevallig in de televisiewereld. Prima, dacht ik toen, ik probeer het drie maanden, en ik zie wel wat de toekomst brengt.

“Ik herinner me nog dat ik op een vrijdag van iemand van de openbare omroep te horen kreeg dat ze mij hadden gekozen als nieuw gezicht. Ik ging met vrienden op weekend in de Ardennen, en daar liep ik met grote vellen papier mijn teksten te oefenen tussen de koeien – zij waren mijn eerste publiek. Op maandag had ik mijn eerste opnames. Ik had helemaal geen benul van hoe televisie wordt gemaakt. Ik wist wat de regisseur en de cameraman deden, ja, maar wie waren al die andere mensen die daar rondliepen?

“Enfin, in het begin deed ik maar wat ik dacht dat ik moest doen. Pas na verloop van tijd vroeg ik me af hoe het beter kon, en werd m’n detaillisme geboren. Als jonge presentatrice is het dan cruciaal om naar de juiste mensen te luisteren, diegenen die je vooruit kunnen helpen. Je mag je niet de verkeerde richting laten uitsturen.”

null Beeld Koen Bauters
Beeld Koen Bauters

Meer dan drie decennia later ben jij één van die betrouwbare richtingaanwijzers.

“Goh, ja… Maar dat ontslaat me niet van de verantwoordelijkheid om zélf te blijven evolueren. Ik wil niet plots vaststellen dat ik m’n eigen medium niet meer vat, en voor de camera een soort Middelnederlands spreek dat niemand nog begrijpt. Alles beweegt, zéker taal, en dus beweeg ik ook.”

Spreken – een mooie dictie, maar ook het correcte, soepele mennen van de taal – is voor jou altijd goud geweest. Is dat het eerste wat je opvalt wanneer je iemand ontmoet, hoe hij of zij praat?

“In het dagelijkse leven zit ik er niet zo pietepeuterig op te letten, neen. Maar op tv: voortdurend. Dat is een automatisme. Maar het vergalt m’n kijkplezier niet, hoor.”

Je zit niet voortdurend aantekeningen te maken in een schriftje?

“Neen. Behalve dan tijdens VTM nieuws, maar dat hoort bij m’n job: we zijn op de nieuwsdienst met drie mensen die het taalgebruik moeten evalueren. Da’s een gezellig WhatsApp-groepje. (lacht) 

“Enkele keren per maand sturen we een taalmail uit waarin we op vaak voorkomende fouten wijzen, zonder iemand persoonlijk te viseren. Taal blijft toch je visitekaartje, hè, zeker als nieuwsanker.”

Een jaar geleden was je voor het laatst een nieuwsanker. Er na 23 jaar mee stoppen was niet jouw keuze, heb ik begrepen?

“Klopt, het initiatief kwam niet van mij. Er werd me gevraagd of ik zin had om iets anders te doen, en er werd meteen aan toegevoegd dat er concrete plannen waren.

“Aanvankelijk dacht ik: ik vind nieuwsanker zijn nog altijd léúk. En meteen daarna: maar misschien is het niet slecht om eens een duwtje in een andere richting te krijgen. De grote digitale omslag was volop aan de gang in het bedrijf: plots kon er online heel veel, er werd gepraat over podcasts… Misschien is het iets wat me zuurstof kan geven, dacht ik.

“De eerste maanden waren moeilijk. Ik zocht een weg in die nieuwe realiteit, en dan was er nog een pandemie met veel praktische hindernissen, die me van mijn collega’s isoleerde. Toen heb ik wel even gedacht: verdorie, als ik hier maar uit raak. Maar intussen is alles opgeklaard.”

Mis je de dagelijkse deadline van VTM nieuws?

“Neen, ook al had ik gedacht van wel. Meer dan twintig jaar was ik het gewend geweest om korte, snedige sprintjes te trekken: de eindmeet lag hoogstens enkele uren verder. In het begin miste ik die vaste cadans wel. Plots stond ik op een weiland zonder afrastering. De deadline lag een week voor me, of een paar maanden, of ergens in een onbestemde toekomst. Ik moest zelf een ritme vinden, zelf de strenge juf van mijn agenda worden.”

Maar je lijkt me iemand met veel zelfdiscipline, nee?

“Best wel, ja, maar toch was het zoeken. Ik had de neiging om aan een idee te blijven schaven. En ik voelde een licht heimwee naar het groepswerk dat VTM nieuws is: ik was vaak maanden in m’n eentje bezig en miste een klankbord. Terwijl ik mensen nodig heb bij wie ik terechtkan, collega’s met wie ik snel een spelletje ideeënpingpong kan spelen. Nu, intussen is de pandemie geluwd en werk ik met een vaste ploeg aan Het vakantiehuis van…

Ik vermoed ook een goeie interviewer in jou. En die speeltuin bevindt zich nu eenmaal buiten de studio van VTM nieuws, waar politici zich doorgaans beperken tot hun debatfiche.

“Het is alleszins iets wat ik heel graag doe, interviewen. Bij het maken van die zomerreeks merkte ik al dat ik altijd veel meer vragen wil stellen dan de tijd toelaat. Ik ben simpelweg geïnteresséérd in mensen, ik wil graag weten wie je bent.”

GEEN MEESTER

Zeven jaar geleden werd bij René, je man, de ergste vorm van mixed connective tissue disease vastgesteld, een ongeneeslijke auto-immuunziekte die vitale organen als het hart en de longen viseert. Ik kan me voorstellen dat dat de covidtijd nog een extra nare dimensie gaf.

“Het is spannend geweest, ja. En René heeft ook corona gekregen, maar hij is er redelijk goed mee weggekomen, zonder opname in het ziekenhuis. We hadden het geluk dat het laat in de pandemie was, toen het niet meer om de oorspronkelijke Wuhan-variant ging en er al vaccins waren.”

Maar ook los van corona hinkelden jullie de afgelopen jaren van kritiek naar stabiel en weer terug.

“Ja. Het is enkele keren heel heftig geweest. In de grote vakantie van vorig jaar zijn artsen zeven uur bezig geweest om René hier te houden, en dat is gelukt.

“Zo gaat het nu al zeven jaar: we leiden een leven waarin we af en toe een ambulance moeten bellen. En natuurlijk vreet dat aan me, maar het intrigerende is dat ik op die heikele momenten net heel rustig word.

“Zodra het slecht gaat met René, verander ik in een analytisch wezen dat alleen maar rationeel en pragmatisch is. ‘Hoe hoog is je bloeddruk?’ ‘Krijg je nog adem?’ ‘De ambulance is er over vijf minuten.’ Pas weken later komt het besef: verdorie, we zijn weer aan iets lelijks ontsnapt. En dán komt de moker.

“Een mens went aan dingen. Na zeven jaar kennen we niets anders meer dan die ziekte, en de rampspoed die elke seconde op ons kan vallen. Daardoor raken René en ik niet snel meer in paniek. Gaat het slecht, dan bekijken we het haast zakelijk: moeten we naar de spoedafdeling of kunnen we thuisblijven?”

Maar hoe leef je met die voortdurende dreiging? Hoe ontbijt je als de dood geen ver en abstract idee is?

“Je aanvaardt simpelweg dat je niet weet hoe je de avond zult doorbrengen, gezellig thuis of op de spoedafdeling van een ziekenhuis. You go with the flow, want iets anders is niet mogelijk. Je kunt dan luid roepen dat dat oneerlijk is. Otis, onze zoon, gooide me dat eens voor de voeten. ‘Maar heeft iemand je dan ooit beloofd dat het leven eerlijk zou zijn?’ vroeg ik ’m.

“René en ik hebben geleerd om eerst de mogelijkheden en de kansen te zien, en pas daarna wat niet meer kan. Gewoon een avondje samen zijn, dat waardeer ik nu enorm. In die zin heeft corona geen nieuwe obstakels opgeworpen: onze horizon reikte sowieso al niet ver. Wij waren het gewend om thuis te zitten.

“Mentaal is René zó sterk: ik vind het indrukwekkend. Je kunt zoveel meer aan dan je denkt. Zijn ziekte heeft me ook wat bijgebracht, denk ik: ik kan de essentie nu van het detail onderscheiden. Ik loop niet meer te kniezen over kleinigheidjes, en ik kan er ook niet meer tegen als anderen dat wél doen.

“Je bent als mens niet de meester van wat je overkomt, maar je bepaalt wel zelf hoe je met je problemen omgaat. Met verslaafd zijn aan ongenoegen help je niemand, jezelf nog het minst.”

‘Ik heb ook een andere Birgit leren kennen’, zei René in 2018 in Humo. ‘Een vrouw die ontzettend zorgzaam is, en me bij de hand neemt als ik weer door die rottige medische molen moet.’

“Weet je, mijn moeder is altijd heel zelfstandig geweest, en dat verwachtte ze ook van haar kinderen, mijn twee zussen en ik. ‘Probeer het zelf maar,’ zei ze, ‘en leer van je fouten.’

“Maar tegelijk was ze ook heel zorgzaam: ze was er altijd als we haar nodig hadden. Ik denk dat ik op haar lijk, en dat ik nu op dezelfde manier omga met René. Ik vraag niet honderd keer per dag of het wel gaat, of ik misschien moet helpen, of het alleen wel zal lukken. Maar hij wéét dat hij altijd op me kan rekenen.

“Betutteling is verschrikkelijk, vind ik. Je moet niet voortdurend als een helikopter boven je geliefden cirkelen. Bovendien is zorgen voor iemand nooit eenrichtingsverkeer. René zorgt ook nog voor mij.

(denkt na) De liefde tussen ons is intenser geworden, de dingen hebben meer kleur. We zien de schoonheid en vergeten de ergernis. Zodra je beseft dat je leven samen eindig is, verspil je geen tijd meer aan rancune of ijdel theater.”

Wie vitaal en gezond is, ziet die eindigheid vaak niet. Erger je je aan mensen die door het leven rennen alsof ze onsterfelijk zijn?

“Net niet! Die kleine arrogantie – ‘Mij overkomt niets, ik word 100 jaar’ – heb je nódig. Als je voortdurend aan de gevaren en de risico’s denkt, heb je geen leven. Een bepaalde lichtheid is noodzakelijk, het basisvertrouwen dat het allemaal wel goed zal lopen. Als je alleen maar de zwaarte toelaat, verstik je jezelf.”

ACHTER DE BEGONIA’S

Je genen staan ook optimisme toe: je overgrootmoeder is 109 geworden.

“Bijna, ze is een week vóór haar verjaardag gestorven. Ik was toen 9 jaar en had een opstel over haar geschreven. ‘Niet liegen’, noteerde de leerkracht eronder. (verontwaardigd) Ze dacht dat ik het allemaal verzonnen had! Ik heb toen alle krantenartikels over de dood van mijn overgrootmoeder verzameld en mee naar school genomen, als bewijs.

“Ze zei indertijd tegen haar dochters: ‘Zorg ervoor dat jullie werk hebben en onafhankelijk zijn.’ Dat waren behoorlijk revolutionaire woorden aan het einde van de 19de eeuw. Zelf was ze hoedenmaakster. En mijn grootmoeder had een schoenenwinkel.”

Je beide ouders leven nog, ook daar geen klachten aan het adres van de genetica.

“Mijn moeder is nu 84, en mijn vader wordt 86. En ze zijn geen menskes die achter de begonia’s zitten.”

Ze gaan wekelijks padellen?

(lacht) Dat niet, maar ze wandelen veel en ze houden hun geest scherp. Ze wonen ook nog altijd in het ouderlijke huis.”

null Beeld Koen Bauters
Beeld Koen Bauters

Is de ouder-kindrelatie door de jaren heen merkbaar geëvolueerd?

“Nauwelijks, omdat mijn zussen en ik nooit als kleine, weerloze kindjes behandeld zijn. We werden heel serieus genomen en kregen al heel jong veel vertrouwen.

“Er is niet veel dat ik van me heb moeten afgooien. Je ziet soms dat mensen als reactie op hun opvoeding op een drastisch andere manier met hun eigen kinderen omgaan.

“Bij mij was dat niet nodig: ik kon Otis grotendeels dezelfde principes bijbrengen. ‘Doe maar’, is mijn boodschap. ‘Maak je eigen keuzes.’ Het helpt natuurlijk dat hij nooit de jongen is geweest die bij alles om een handje vraagt.”

Otis is nu 17.

“De jongen wordt een man, ja – de baard in zijn keel wijst me daar dagelijks op. (lacht) Ik moet de momenten met hem koesteren. Hij heeft braaf thuisgezeten tijdens corona. En toen werd hij 17 en ging het slot eraf. Fuif hier, feestje daar, blijven slapen ginds: er moet duidelijk iets ingehaald worden.”

Ben je trots op hem?

“O, ja. Ik vind het heel boeiend om te zien hoe zijn persoonlijkheid zich ontwikkelt – in de goeie richting, wat mij betreft. Ik denk dat zijn lief chance heeft, ja. (lacht) Ik vind dat Otis een gentleman is, iemand die niet over mensen heen walst. Een goeie vriend, ook. En iemand met gevoel voor humor, dat vind ik ontzettend belangrijk.”

Ben je graag moeder?

“Ja. Het is ook handig dat ik al een keertje heb kunnen oefenen, want René heeft een zoon uit zijn eerste huwelijk. Zijn puberteit was een goeie leerschool. Ik kwam er zo achter dat je het verzet van de tiener, de kleine rebellie, niet persoonlijk hoeft te nemen. Je wordt niet verworpen: de puber heeft gewoon iemand nodig om tegenaan te duwen, en jij loopt gewoon het vaakst door zijn gezichtsveld. Toen het bij Otis zover was, wist ik dat al, en dat is van grote waarde geweest.

“Moeder worden is echt wel een cesuur geweest in mijn leven. Ik voelde me verpletterend verantwoordelijk voor dat kleine wezentje dat plots rond me begon te cirkelen. Toen Otis voor de eerste keer ‘mama’ zei, drong het grootse en definitieve daarvan tot me door: ik zal altijd zijn moeder zijn. Dat je niet meer alleen voor jezelf leeft, vind ik een opwindende gedachte.

“Je moet eens naar boven kijken in je stamboom. Van je grootouders ken je doorgaans de geschiedenis nog wel. Maar weet je hoeveel broers of zussen ze hadden? Hoe hun ouders heetten?

“Al die levens die oplossen in de tijd… Het is een geweldige les in nederigheid: het is maar dít. En net daarom denk ik: je kunt in je leven maar beter proberen om een klein verschil te maken voor de mensen die je omringen. Je bestaat voor hen, niet voor de eeuwigheid.”

Je klinkt als een tevreden, wijze vrouw.

“Je verliest je gladde huid, maar in plaats daarvan krijg je wijsheid, zei mijn moeder altijd. En dat klopt, vind ik. Het wordt almaar makkelijker om gelukkig te zijn. En het is goed om af en toe eens over het verleden te praten, maar ik vind het ergerlijk als mensen het alleen daarover hebben.

“Nostalgie verdraag ik alleen in kleine dosissen. Oude foto’s bekijken, liedjes van vroeger horen: dat kan een heerlijke douche zijn. Maar daarin blijven hangen? Neen.

“Hetzelfde met ontgoochelingen. Wat schiet je op met jezelf voortdurend te herinneren aan wat het leven je níét heeft gegeven? Ik hou niet van mensen die de hele tijd de balans van hun teleurstellingen aan het opmaken zijn, terwijl ze ondertussen over hun geluk struikelen.”

Nog één vraagje: is er iets waar je werkelijk heel, héél goed in bent, maar waar de kijker niet van op de hoogte is?

“O ja. De slappe lach hebben! Gieren, schateren, snikken: daar ben ik echt heel bedreven in, en ik vind het ook een bezigheid die nog onvoldoende naar waarde wordt geschat. (gierend, schaterend en snikkend af)

Beeld Joel Hoylaerts / Photonews

Bron: De Morgen

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven