Met een tweeluik rond David Hockney brengt Bozar hulde aan een kunstenaar die zichzelf telkens opnieuw uitvindt.
‘Hij is een school op zich.’
Geert Van der Speeten – De Standaard
Het was de zomer van Jan Hoet. Alle ogen waren gericht op diens flamboyante Documenta IX in Kassel, een festijn van hedendaagse kunst dat 600.000 bezoekers zou trekken. Maar ook Brussel had in de tweede helft van 1992 een klepper op de affiche.
De retrospectieve van David Hockney werd een publiek succes. Met Lichtenstein en Warhol zouden later nog meer kunstenaars volgen die we met popart associëren.
‘Hockney pakte in Brussel uit met zijn polaroids’, zegt Piet Coessens, die dat jaar als tentoonstellingsdirecteur debuteerde in het Paleis voor Schone Kunsten, nu Bozar.
‘Hij had al eerder met fotografie en gemengde technieken gewerkt – hij doet dat overigens nog altijd. Met zijn collages, landschappen en portretten samen gepuzzeld met polaroids, wou hij vooral het klassieke, lineaire perspectief doorbreken.’
‘In de plaats stelde hij het meervoudige perspectief, het kijken in veelvoud.’
De tentoonstelling in Brussel was piekfijn voorbereid door Hockneys vriend Henry Geldzahler, curator 20ste-eeuwse kunst bij het Metropolitan Museum. De kunstenaar zelf was er nauw bij betrokken, zegt Coessens.
‘Hij toonde zich een innemende en grappige man, toen al wat hardhorend. Een erudiete persoonlijkheid ook, die zich graag in Brussel liet rondrijden. Zo wilde hij het Palais Stoclet zien.’
‘Waar vind je verder nog iPad-kunstenaars, behalve dan in het amateurcircuit? En wie schildert er nog en plein air? Hockney komt ermee weg’
Philippe Van Cauteren
Directeur Smak
Bijna dertig jaar later haalt Bozar opnieuw Hockney in huis, en wel voor een double bill.
De kunstenaar (84) zal er deze keer zelf niet bij zijn. Intussen is zijn oeuvre in grote sprongen blijven evolueren. Begin deze eeuw keerde hij terug uit Californië, waar hij met tussenpozen zowat veertig jaar verbleef, naar het landelijke Engeland.
In zijn geboortestreek herontdekte hij de weidse landschappen, met hun holle wegen en glooiende velden.
Hij ging er, naar aloude traditie, en plein air schilderen. Hij maakte houtskooltekeningen van zijn natuurobservaties. En hij draaide er monumentale video’s, met negen camera’s die hij liet monteren op een Landrover, om er de Yorkshire Wolds in de vier seizoenen vast te leggen.
In 2011 ontdekte hij dat je ook met iPhone en iPad kan tekenen, een totaal nieuwe manier van werken die hem veel vrijheid en beweeglijkheid verschafte.
Hij gebruikt daarvoor een eigen versie van de Brushes-app en tekent en schildert met een stift. Het leidde tot zijn recentste werk, de reeks The arrival of spring, die ontstond tijdens een verblijf in Normandië, in een gerestaureerde hoeve die Hockney graag zijn ‘zevendwergenhuisje’ noemt (DS 10 april 2021).
Hij bracht er de lockdown door, zonder goed te beseffen in wat voor isolement de wereld beland was. Want die afzondering: die had hij net zelf opgezocht om de spectaculaire uitbarsting van de lente, met haar symfonieën van fris groen, van dichtbij te volgen.
Fresh from France
In Normandië trok hem het bijzondere licht aan en de natuurlijke habitat die verschilt van die van Yorkshire.
Hockney ging ter plekke ook opnieuw kijken naar het tapijt van Bayeux, het middeleeuwse meesterwerk dat veel weg heeft van een stripboek. Dat wou hij ook in de serie leggen: een verhaal in de vorm van een drama dat zich ontvouwt.
‘Sta je in een landschap, dan valt de ruimte nooit in haar geheel te vatten zoals we die waarnemen.
Die onmogelijkheid counteren is een rode draad in Hockneys kunst’Koen van den Broeck
Kunstenaar
‘Hij maakte één schilderij per dag en werkte vele uren aan een stuk’, zegt Edith Devaney, de curator van de tentoonstelling The arrival of spring, die van Londen overkomt naar Brussel.
Ze is intussen managing director van Hockney en bezocht hem verscheidene keren in Normandië terwijl hij aan het werk was.
‘Hockney was uitgelaten. Het was ook een uitzonderlijke, prachtige lente, bevestigden meteorologen ons achteraf. We beleefden ze allemaal intens mee, omdat we thuis opgesloten zaten.
‘Op zijn afgezonderde plek was David zich amper bewust van het angstklimaat en de groeiende onzekerheid. Hij stuurde gewoon zijn werkjes naar een paar vrienden, fresh from France, ook naar mij.
‘Wat we terugstuurden, was onze verbazing over de symboliek: hoe hoopvol dit onderwerp in coronatijden was.
‘Zo kwam ook de beroemde quote tot stand die de wereld rondging: You can’t cancel spring.
‘Je kan ons alles afnemen, maar de lente niet. De boodschap is er dus achteraf aan toegevoegd, als een soort bijgedachte. Ze was nooit zijn doel.’
De iPad is voor Hockney geen handigheidje om het werk lichter of eenvoudiger te maken, zegt Devaney. Het is een werkinstrument.
‘Van compositie tot finale afwerking: hij doet alles op het kleine scherm.
´De app laat hem toe om snel de essentie te capteren, van een maanverlicht decor of een weiland in een waas van mist, zonder dat hij daarvoor verf moet staan mengen.
‘Het toestel maakt een heel andere manier van werken mogelijk dan schilderen: hij kan op zijn stappen terugkeren naar een onderliggende laag en die aanpassen. Daarnaast speelt hij zijn feilloze gevoel voor schaalgrootte uit.
‘Wat hij met zijn stift op minuscuul formaat aanbrengt, is bedoeld om geprint en uitvergroot te worden. David kan perfect inschatten wat het effect ervan zal zijn.’
Een bed in het atelier
The arrival of spring is één deel van het tweeluik dat Bozar dit najaar presenteert.
Het andere, Werken uit de Tatecollectie, 1954-2017, heeft een ontdekkingsreis in petto door de lange carrière van een artistieke duizendpoot en inventieve outsider in de Britse kunst.
Sophie Lauwers, directeur tentoonstellingen van Bozar, zocht de kunstenaar in zijn atelier op om het plan voor te leggen.
‘Ik ontmoette er een man zonder kapsones’, zegt ze.
‘Hij is goed omringd en wordt ook wat afgeschermd: iedereen wil een stukje van hem. Maar schilderen is eigenlijk het enige wat hem interesseert. In zijn atelier staat ook gewoon zijn bed.’
‘De iPad-schilderijen hingen toen aan de muren van de studio. Zo bijzonder, een man in de winter van zijn leven die openlijk flirt met de lente. Hij lijkt niet bezig met het verleden, leeft in het nu.
‘We kregen zijn fiat voor een dubbel, op voorwaarde dat het twee gescheiden tentoonstellingen blijven. Zo zal het publiek ook zijn kunst ontdekken, waarin de hele 20ste eeuw passeert.’
Hockney heeft zoveel stijlrichtingen doorlopen, vindt Lauwers.
‘Voor de geschiedenisboekjes is hij de gedoodverfde vertegenwoordiger van de Britse popart. Maar eigenlijk is hij een school op zich.
‘Je hebt kunstenaars die vergeten raakten, of die één piekmoment beleefden. Niet zo bij Hockney: hij stond onafgebroken in the picture.’
Mooi vindt ze ook hoe hij telkens weer teruggrijpt naar het klassieke.
‘Mijn favoriet is Amaryllis, een bloementafereel in de vorm van een uitgepuurd stilleven. Morandi en Matisse mogen erin meeklinken.
Hockney heeft, zoals Raveel dat had, oog voor het gewone en alledaagse. In interieurs, portretten, landschappen of stillevens: zijn eigen omgeving is altijd zijn onderwerp. Hij schildert wat hij ziet.’
Stanley en Boogie
David Hockney groeide op in het grauwe Bradford, in Noord-Engeland, in een periode dat het land herstelde van de Tweede Wereldoorlog.
Ook Londen, waar hij aan het Royal College of Art studeerde, was op dat moment nog niet swinging. Zijn entree in de kunst maakte hij door de grote poort.
In 1961, met de tentoonstelling Young contemporaries, werd hij ingehaald als een fenomeen. Op zijn generatiegenoten werd meteen het etiket gekleefd van Britse popart. Zelf zou hij zeggen dat hij zich maar vijf minuten een popartkunstenaar had gevoeld.
Hockneys vroege schilderijen zijn donker en sinister, met personages als poppetjes. Hij ging te rade bij het toen toonaangevende abstract expressionisme, maar speelde een nieuw soort figuratie uit door graffititeksten toe te voegen en onderwerpen uit de populaire cultuur te kiezen.
Zijn eerste werken waren ook zijn coming-out, met rauwe verwijzingen naar het homomilieu. En dat in een land waar homoseksualiteit tot 1967 strafbaar was. Het lef waarmee hij zijn identiteit aan bod liet komen, maakte Hockney in één klap tot een symboolfiguur.
Het Smak bezit een werk uit de vroege periode, dat in Bozar te zien zal zijn samen met de werken uit Tate.
A man stood in front of his house with rain descending (1962) toont een figuur met paraplu voor een kasteelachtig decor dat ook een uitstulping vormt in het schilderij. Het lijkt een satirische sneer naar de uitdrukking ‘An Englishman’s home is his castle’.
‘Het werk was in 1964 te zien op de tentoonstelling Figuratie en defiguratie in het MSK in Gent en werd aangekocht door de vriendenvereniging’, zegt Smak-directeur Philippe Van Cauteren.
‘Intussen bezitten we ook twee Hockney tekeningen, een langdurige bruikleen uit een privécollectie. Ze belanden dit najaar in de poparttentoonstelling die we voorbereiden.’
Hockney is altijd een buitenbeentje geweest, denkt Van Cauteren.
‘Laten we zeggen: hij heeft een wat conservatieve kijk op hedendaagse kunst. Evengoed is hij een provocateur, die zich met een dandyeske elegantie overal in wringt en er ook weer uit ontsnapt.
‘Ik heb een mateloze bewondering voor zijn werk en zijn kunstenaarshouding.
‘Dierbaar zijn mij de schilderijen van zijn teckels Stanley en Boogie, die loom uitgestrekt op de mat liggen. Dat hij hen als onderwerp kiest, net zoals Van Gogh zijn afgetrapte schoenen schilderde, toont zijn neiging tot escapisme.
‘Kunst wil honderdduizend vragen beantwoorden, maar Hockney kijkt weg. Hij kijkt naar de eenvoudige, herkenbare dingen die hem omringen.’
Van Cauteren noemt Hockney graag ‘de grote geruststeller’.
‘Zijn werk is populair omdat het zo leesbaar is, met een uitgesproken kleurgebruik en gebaseerd op virtuoos en vernuftig tekentalent. Er schuilt altijd optimisme en blijdschap in.
‘In tijden die conservatiever worden, grijpt Hockney terug naar de figuratie: ze stelt gerust en is comfortabel. Evengoed toont hij zich de conservatieve rebel.
‘Waar vind je verder nog iPad-kunstenaars, behalve dan in het amateurcircuit?
En wie schildert er nog en plein air?
‘Hockney komt ermee weg en we nemen hem serieus. Omdat hij het genre optilt. Op zijn leeftijd en met zijn allure kan hij zich de vrijheid permitteren om te doen wat hij wil. Hij grijpt die vrijheid op een ongecompliceerde manier.’
Roadmovies
Londen omarmde Hockney op zijn 24ste als wonderboy, zijn eerste galerieshow verkocht meteen uit. Zelf koos hij het hazenpad.
Na een reis naar New York keerde hij terug met geblondeerd haar, kleurrijke outfits en een hip brilletje. Het zou niet lang duren vooraleer hij naar Californië verhuisde.
In de paradijselijke omgeving van sun and fun mat hij zich een hedonistische levensstijl aan en schilderde hij zonovergoten luxevilla’s, gazons met sprinklers en vooral knappe jongens aan het zwembad.
De pool paintings uit de jaren 70, waarin hij de rimpeling van kabbelend en opspattend water abstraheerde, werden zijn beroemdste werken.
Hockney verwierf er een vast plekje mee boven aan de hitparade van duurste levende kunstenaars.
Met Portrait of an artist (Pool with two figures), een modern classic uit het topsegment, belandde hij zelfs eventjes op 1.
Dat hij Californië als kunstenaar ervaarde als maagdelijk terrein, speelde in zijn voordeel. Hockney voelde er zich bevrijd.
‘In Londen voelde ik de hete adem van de postimpressionist Walter Sickert’, zei hij daarover.
‘In Los Angeles had ik geen last van spoken. Ik dacht: deze plek heeft een Piranesi nodig, en hier ben ik!’
Ook in het harde licht van Los Angeles zou Hockney monumentale landschappen schilderen, van de Grand Canyon en van de kronkelende weg die hij in zijn Mercedes aflegde naar zijn atelier. Met Wagner op de achtergrond, want de kunstenaar was intussen ook scenograaf en decorontwerper van opera’s geworden.
Voor Koen Van den Broek, ook een fan van de westkust van de VS, was Hockneys werk een rake voorzet om zijn kunstenaarschap door te zetten.
‘De gezaghebbende Catherine David had de schilderkunst doodverklaard, maar Hockney maakte op dat moment ongekend werk: meeslepend, kleurrijk, virtuoos.
‘Ik vond hem zeer rock-’n-roll. Ik ben beginnen te fotograferen, op bekende en minder vanzelfsprekende plekken, en vond in L.A. inspiratie voor mijn schilderkunst. Niet zozeer het harde licht trok mij aan, maar de sfeer van roadmovies en filmische decors – Mulholland Drive was mijn natste droom.
‘Los Angeles en San Francisco waren als kunststeden toen niet zo hot als New York. Je had er kunstenaars als John Baldessari, Ed Ruscha, Matthew Barney.
‘Artistieke vrijheid haalde het nog van business, de kunst was er ruwer en eerlijker. En Hockney, die de grenzen van de kitsch opzocht, was daarin een outsider.’
Hockney leerde Van den Broek ook een les in de praktijk te brengen over perceptie.
‘Hij heeft altijd de beperkingen van de fotografie en van het klassieke gezichtspunt onderzocht. Sta je in een landschap, dan valt de ruimte nooit in haar geheel te vatten zoals we die waarnemen.
‘Die onmogelijkheid counteren is een rode draad in zijn kunst. Net zoals bij de kubisten: het draait telkens uit op een mislukking, maar de poging ondernemen loont zeer de moeite.’
Te braaf en te happy
Hockney is altijd objecten, mensen en plekken blijven schilderen die hij goed kent. Hij beleeft er genoegen aan om scherp en intens rond zich te kijken.
‘Om daarna het beeld met charme te vermommen’, zoals hij het in 1995 in een interview in NRC verwoordde, bij een tentoonstelling waarin zijn teckels de hoofdrol opeisten. Het is zijn vaste overtuiging dat alleen mooie schilderijen de tijd zullen doorstaan.
De waardering daarvoor is alvast wereldwijd. Zijn voorkeur voor geraffineerde esthetiek valt al decennia in de smaak bij het grote publiek.
In Groot-Brittannië geldt Hockney als national treasure. De retrospectieve in de aanloop naar zijn 80ste verjaardag was met 480.000 bezoekers de meest bezochte tentoonstelling ooit in Tate Britain.
A bigger picture in de Royal Academy haalde in 2012 650.000 bezoekers – eat that, Jan Hoet!
‘Zo bijzonder, een man in de winter van zijn leven die openlijk flirt met de lente.
Hij lijkt niet bezig met het verleden, hij leeft in het nu’Sofie Lauwers
Directeur tentoonstellingen Bozar
De Britse pers blijft liever mopperen. Ze vindt zijn oeuvre door de band te beleefd, te braaf, te happy.
‘Schreeuwerig, opzichtig en repetitief’, schreef The Observer over A bigger picture. Ook The arrival of spring moest het onlangs ontgelden. Enkele critici loofden het hypnotiserende, ravissante karakter van de iPad-schilderijen van de ontluikende bloesems.
‘Maar al die lentevreugde wordt op den duur zo onverbiddelijk’, verzuchtte The Daily Telegraph.
De krant dichtte de werken ‘een gewichtloze, kunstmatige kwaliteit’ toe, die van ‘landschappen per algoritme’.
The Independent zette Hockney maar meteen weg als ‘een uiterst conservatieve en behoorlijk saaie kunstenaar’.
Wie van zijn werk houdt, blijft onvoorwaardelijk fan, weet Devaney.
‘Hockney wordt dan, terecht denk ik, gesitueerd in de canon van de kunstgeschiedenis, met de verwijzingen naar onder anderen Picasso, Van Gogh, Matisse, Hogarth en onlangs Monet die je zo uit zijn werk kan halen.’
‘Het deed mij pijn dat de tentoonstelling die ik voor de Royal Academy maakte niet overal juichend onthaald werd. Er wordt om te beginnen nogal snel in markttermen gedacht, omdat elk iPad-schilderij in zekere zin een uitgave is. Maar maakt dat de beeldkwaliteit minderwaardig?
‘Verder voelen de media zich snel geneigd om schamper te doen over wat populair is. Terwijl Hockney niet eens bewust een crowdpleaser is.
‘De aantrekkingskracht bij het grote publiek is er altijd om dezelfde redenen geweest: vanwege zijn briljante techniek en kleurgebruik, de durf om zich te blijven heruitvinden, het plezier dat hij daarin schept en dat van zijn doeken knalt.
‘Zestig jaar ervaring met schilderkunst cijfer je niet weg: ze duikt ook op als hij naar een ander medium switcht.’
David Hockney. Bozar, Brussel, 8/10-23/1
In De Standaard Letteren leest u een artikel over de boeken die Martin Gayford, criticus bij The Spectactor, samenstelde van zijn conversaties met Hockney.
Bron: De Standaard