Het oudste bekende geschreven document met betrekking tot de gemeente Edegem dateert uit 1173, wat inhoudt dat volgens de geschiedkundige geplogenheden de gemeente dit jaar officieel haar 850ste verjaardag mag vieren. En daar zijn ze al volop mee bezig. We nemen je graag nog eens mee op een reis door de tijd, waarbij we vaststellen dat jaartallen toch ook maar zijn wat ze zijn. Want het echte verhaal, dat schrijven de Edegemnaars zelf.
Al millennia lang …
Geert D’Hulster – GVA
Voor een sterk verstedelijkte gemeente als Edegem klinkt het misschien paradoxaal, maar eeuwenlang woonden er hier eigenlijk bitter weinig mensen.
Ter illustratie: in 1810 krijgt de lokale bevolking van de Franse overheersers de vraag hoeveel wijken Edegem nu eigenlijk telt. Het antwoord is kort en krachtig: “Geen enkele.”
Pas in de tweede helft van de 19de eeuw en vooral in de 20ste eeuw groeit het toen nog grotendeels agrarische landschap uit tot de dichtbevolkte gemeente die we nu kennen.
Dat is mede te danken aan enkele nieuwe wegen die het uitgestrekte veldencomplex rond de dorpskern doorkruisen en de op zichzelf staande wijken eindelijk met elkaar verbinden.
Het moderne Edegem is geboren, maar daar is wel een hele geschiedenis aan voorafgegaan.
BUIZEGEM
De eerste tekenen van bewoning op het grondgebied Edegem zijn terug te vinden in de wijk, die later de naam Buizegem zal krijgen.
Bij archeologische opgravingen in 2005, in de buurt van het pleintje dat nu trots de naam Keltenheuvel draagt, werden sporen van een cirkelvormige greppel gevonden die zou kunnen dateren uit grofweg tweeduizend jaar voor Christus.
Rond die grafsite werd eeuwen later nog een nieuw en veel groter graf gebouwd, met een grote gracht eromheen. De omvang van deze constructie doet vermoeden dat een belangrijke persoon er zijn laatste rustplaats moet hebben gekregen.
Nergens in Vlaanderen is er tot op heden een dergelijk groot ‘koningsgraf’ uit die periode gevonden.
Meervoudig doel
Het aanleggen van zo’n monument heeft een meervoudig doel.
Enerzijds is het een eerbetoon aan een groot leider, anderzijds legt een dergelijke sacrale plaats ook een claim op het omliggende gebied.
Voor de mensen die er wonen, is dit geen ordinair lapje grond. Het is hun territorium, hun thuis.
Het is niet toevallig dat hier later ook het eerste Edegemse kerkje zal worden gebouwd.
Waarom juist hier? In een kaal landschap met maar hier en daar een boom, biedt een hoogte van ruim twintig meter een belangrijke meerwaarde op het gebied van veiligheid en lijfbehoud.
Voeg daar nog de vruchtbare zandleemgrond en de nabijheid van enkele waterlopen aan toe en je hebt de geschikte locatie voor een handvol families om er zich gezamenlijk te vestigen.
Na wat we voor het gemak maar de Kelten zullen noemen, is het de beurt aan de Romeinen. Al zijn de relicten uit die periode wat Edegem betreft behoorlijk schaars te noemen: enkele brandgraven, wat gruis van tegels en de restanten van een put uit de Gallo-Romeinse periode.
Nee, voor het betere Romeinse werk moeten we je helaas naar buurgemeente Kontich (Condacum) verwijzen.
De Romeinen zijn wel in Edegem geweest, maar ze zijn er ook met bijzonder stille trom vertrokken. Hun villa’s en boerderijen komen leeg te staan en brokkelen af, bossen nemen de open vlakte weer in bezit.
Hier en daar kunnen zich mogelijk nog wat Germaanse families (Eburonen?) hebben gevestigd, maar dat blijft al bij al heel beperkt. Edegem staat voor wat historici zo mooi noemen: de grote post-Romeinse leegte.
Daar komt verandering in wanneer rond 550 na Christus uit het Franse noordoosten groepjes Franken komen opdagen die op zoek zijn naar broodnodige levensruimte.
Een van hen luistert naar de naam Buso.
Het is deze man die dit stukje Edegem zijn naam zal geven: Busenchem, daar waar de clan van Buso woont.
Over deze leidersfiguur weten we niet veel meer, zelfs niet wanneer hij hier ongeveer moet zijn neergestreken.
Wat we wel weten, is dat zijn nazaten in de loop der tijden zichzelf de naam ‘Van Buyseg(h)em’ geven en zich als lokale adel zullen gaan gedragen.
Daar hoort dus het bouwen van een eigen kerkje bij, waarvan reeds hoger sprake. Zulk een onderneming verhoogt natuurlijk het aanzien, zeker omdat de kerk vlak naast het familiebezit staat dat later zal uitgroeien tot het Buizegemhof.
Franken zagen mogelijkheden
Parallel met de ontwikkeling van het gehucht Buizegem, is er in wat nu het huidige centrum van de gemeente mag worden genoemd (Strijdersstraat, Doelveldstraat) een andere kern aan het groeien.
Aaiengheem of Adogheem, daar waar de clan van (H)atho woont.
Dat blijkt ook een blijvertje in tegenstelling tot andere nederzettingen op Edegems grondgebied, Grijpegem en Eysegem, of net over de grens met Kontich: Pluizegem. Deze laatste drie zullen het nooit tot een echte dorpskern brengen.
Dat er zo maar eventjes vier Edegemse plaatsnamen het achtervoegsel – gem of -heim bevatten, duidt er wel op dat de Franken hier mogelijkheden zagen.
In Wilrijk (Middelheim) of Mortsel (Dieseghem) bijvoorbeeld, vind je telkens zo maar één locatie terug.
Maar met het stukje Edegem in het centrum is er wel iets vreemds aan de hand. Juridisch gesproken hoort het niet bij de rest, maar staat het onder bewind van de Mechelse ridders van Pitzemburg.
Als je het zo bekijkt en je gaat terug naar de grondvesten van de gemeente, had die dus net zo goed, of zelfs nog met meer recht, Buizegem kunnen heten.
In het allereerste officiële schriftelijke document uit 1173, dat een gift van de bisschop van Kamerijk als onderwerp heeft, wordt er trouwens niet over Edegem maar over Buizegem gesproken.
CENTRUM
Net zoals Buizegem ligt Edegem-centrum wat hoger dan de omringende weiden en velden, en nadat er rond 1200 zich een belangrijke wijziging heeft voorgedaan in ons landbouwsysteem – de boeren moeten niet meer op de door hun te bewerken grond wonen en gaan samenklitten op die plekken waar zich ook de ambachtslieden vestigen – begint dit stukje Edegem nog aan aantrekkingskracht te winnen.
Zelfs in die mate dat de heren van Buyseghem besluiten zich in Edegem-centrum te gaan vestigen.
De rol van het gehucht Buizegem is uitgespeeld. Het kerkje aldaar blijft eenzaam en verlaten achter. Het nieuwe religieuze brandpunt is de kersverse kerk op een steenworp van het Hof ter Linden, de nieuwe place to be voor de Edegemse beau monde.
Deze nieuwe kerk, die ook als vergaderplek en toevluchtsoord dient, is oorspronkelijk aan Onze-Lieve-Vrouw gewijd, maar zal later, onder invloed van de machtige kardinaal en raadgever van vorsten, Antoine Perrenot de Granvelle, de heilige Antonius als patroon krijgen. Wat dan weer tot de jaarlijkse Sint-Antoniusfeesten leidt, die onlangs nog als cultureel erfgoed zijn erkend.
Heel deze kerkengeschiedenis krijgt overigens nog een vermakelijke nasleep in de sage van het Meneerke van Buizegem, waarin deze plaatselijke potentaat door zijn dorpsgenoten wordt verweten de belangen van Buizegem en zijn kerk niet genoeg te hebben verdedigd.
Nog elk jaar op 30 april wordt diens pop in een boom opgehangen, zijn vinger wijzend naar de exacte plek waar de nieuwe kerk van Buizegem had moeten staan.
Het gaat hier wel degelijk om een volksverhaal. Er zijn geen historische bronnen die een echte strijd tussen Edegem en Buizegem vermelden. Hun co-existentie en latere samensmelting moet doorgaans vreedzaam verlopen zijn.
HOF TER LINDEN
We maken een sprong in de geschiedenis. Edegem en Mortsel worden samen vanuit het kasteel Cantecroy bestuurd, in opdracht van de hertogen van Brabant. De nieuwe bazen heten onder meer Jan en Costen Van Ranst.
Het Hof ter Linden wordt door hen gebruikt als een handige plek om in Edegem zaken te doen en het recht zijn gang te laten gaan.
Dus ook voor die gronden en eigenaars die daarvoor onder de jurisdictie van de ridders van Pitzemburg hebben gestaan.
Een belangrijke stap in de eenmaking van Edegem, dus.
Hof ter Linden is oorspronkelijk een uit de kluiten gewassen omwalde boerderij, een afsplitsing van de versterkte hoeve Ter Borcht, maar wordt gaandeweg de verblijfplaats van de dorpsheer.
De centrale ligging in een bosrijke omgeving is hierbij natuurlijk een belangrijke troef.
Rond 1600 komt het, zoals veel van deze landhuizen, in privéhanden.
Rijke Antwerpenaren maken er een hof van playsantie van. Een mooie plek om zich af en toe terug te trekken uit het drukke stadsleven.
Nog later wordt het een echt adellijk kasteel. Het exemplaar dat er nu staat, is niet het originele kasteel.
Dat wordt gebouwd rond 1770 in opdracht van jonker Simon-Jozef-Carolus de Neuf d’Hooghelande.
De eerste in een lange rij van nobele families, van wie de namen ook in veel van de buurgemeenten ongetwijfeld een belletje zullen doen rinkelen.
De laatste in het rijtje is de familie de Roest d’Alkemade Oem de Moesenbroeck, die het kasteel en het domein verkoopt aan een consortium, waartoe de gemeente Edegem, het Agentschap Natuur en Bos en Kempens Landschap behoren.
Het domein is voortaan publiek toegankelijk. In de koetshuizen vestigen zich twee eetgelegenheden.
FORT 5
De eerste grote bewonersinjectie komt er rond 1860 met de bouw van het Fort 5, als onderdeel van een verdedigingsgordel rond Antwerpen.
Op de Edegemse Hoek, waar klei kan worden gewonnen, staat een fabriekje waar bakstenen worden gemaakt die voor zowel Fort 5 als het Wilrijkse Fort 6 kunnen dienen.
De arbeiders wonen er in armzalige barakken met daken van stro, wat deze locatie later de oneerbiedige bijnaam ‘Negerdorp’ zal opleveren. Die scheldnaam zal pas verdwijnen met de aanleg van de E19, die het landschap er compleet hertekent.
Ook al is de baksteenindustrie er op dat moment al lang verdwenen en zijn er hardwerkende tuinders in de plaats gekomen.
Wie door de buurt wandelt, kan nog altijd de gigantische vijver zien op de plek waar de klei destijds werd afgegraven.
Bevolking groeit significant
Feit is dat door de bouw van de fortengordel veel arbeiders in Edegem blijven ‘plakken’. De bevolking groeit voor het eerst significant aan.
Slimme bouwpromotoren spelen hierop in en er zullen nieuwe projecten volgen:
- De Leikes in het centrum
- De Elsdonkwijk op de grens met Wilrijk (met zijn vooruitstrevende Garden City, waar zelfs de toenmalige koningin Elisabeth een kijkje kwam nemen)
- De Minervawijk op de grens met Mortsel
- Klein- en Groot Molenveld
- En uiteindelijk ook de wijk Buizegem, die in 1969 officieel wordt ingewijd, wat de historische cirkel compleet maakt.
Het Meneerke van Buizegem krijgt er zelfs zijn standbeeld op het Sint-Goriksplein.
Maar nog even terug naar het Fort 5. Historische gids en kenner André Mens is daar heel duidelijk over. Het Belgische leger heeft in de omgeving veel meer schade aangericht, onder meer met de aanleg van een weids schootsveld, dan de Duitsers ooit gedaan hebben.
Uiteindelijk is er om en rond het fort nooit echt gevochten geweest. De fortcommandant ziet het nutteloze daarvan in en besluit te vertrekken en het fort zonder slag of stoot aan de Duitsers over te dragen.
Dat valt niet in goede aarde bij de legerleiding. De man moet na de oorlog voor de krijgsraad verschijnen omdat hij niet zou gewacht hebben op het bevel tot terugtrekking.
Het feit dat de telefoonlijn op het moment dat hij dat bevel had moeten krijgen, niet werkte, behoedt hem voor het ergste.
Toen vervolgens de burgemeester van Antwerpen als niet-militair – de commandant van het fortleger is op dat moment al weg – alle acht forten aan de Duitsers overgeeft, ontlokt dat bij een Duitse generaal de ontboezeming: “Ein solche Festung und kein General.”
Een triestige bladzijde in de fortgeschiedenis is de executie van zestien burgerspionnen, die Engelsen of Fransen voedsel en onderdak bieden of treinverplaatsingen van de Duitsers noteren en doorgeven.
Zij zitten doorgaans vast in de Begijnenstraat, maar worden hier in Edegem gefusilleerd omdat het hier stil en afgelegen is. Ze krijgen ter plekke een schamel graf.
In maart 1919 worden ze echter ontgraven en in stoet naar Antwerpen gebracht voor een plechtige afscheidsdienst. Nadien krijgen ze een rustplaats op het ereperk van het Schoonselhof.
LOURDESGROT
Edegem heeft als bijnaam de Grotgemeente. Terecht, want de Onze-Lieve-Vrouw-van-Lourdesgrot die handelaar en makelaar Peter-Jan Van Aelst en zijn vrouw Pauline Heirman in 1884 aan de Hovestraat laten bouwen, zal meer dan eender welke ander feit de gemeente op de kaart zetten.
Het echtpaar heeft tien kinderen, onder wie een van de meisjes, Marie-Caroline, aan een ongeneeslijke ziekte lijdt.
Na een weinig succesvolle bedevaart naar Lourdes, krijgt ze van haar vader gedaan dat die in Edegem een replica van de grot laat bouwen. Daar kan ze dan elke dag voor haar genezing bidden. Maar ook andere gelovigen zijn er van harte welkom.
Wat aanvankelijk schoorvoetend begint, wordt al snel een hype. Pastoor Nauli schrijf hetzelfde jaar al over een volkstoeloop nadat een eerste wonder is geschied. Florentina Willems uit Hoboken geneest na een bezoek aan Edegem immers miraculeus van een beenderziekte.
De Lourdesgrot wordt in korte tijd zo populair dat de gemeente een aparte halte krijgt op de spoorlijn Antwerpen-Boom-Dendermonde, inclusief stationsgebouw en wachtzaal.
In de buurt van de grot verschijnen er cafés, hotels en gelagzalen. Naast de aanloopwegen krioelt het van de kraampjes. Niet alleen met devote voorwerpen, maar ook met heel wat profaner materiaal.
Edegem wordt al snel ‘de geestelijke lusthof der Antwerpenaren’ genoemd.
Van Aelst had aan de deken van Kontich ook beloofd naast de grot een kapel te bouwen. Maar dat ziet deze laatste niet zitten. Want zo’n privékapel, waar zal al dat gegenereerde geld naartoe gaan?
Omdat de Sint-Antoniuskerk in het centrum te klein is geworden om alle Edegemse parochianen te bedienen, besluiten de kerkelijke overheden zelf een nieuwe kerk te bouwen. Twee vliegen in één klap, noemen we zoiets.
De basiliek, een koepelkerk in neo-Byzantijnse stijl, wordt in 1933 dus de nieuwe parochiekerk van Edegem.
Sint-Antonius wordt teruggebracht naar de graad van kapel. Een deel van de Edegemse bevolking, dat juist had gehoopt op een forse uitbreiding van de Sint-Antoniuskerk, is niet opgezet met deze gang van zaken en protesteert elke zondag openlijk aan het kerkportaal van de basiliek.
Brieven van en naar de bisschop vliegen over en weer. Maar de beslissing blijft behouden.
In de Sint-Antoniuskerk wordt nog welgeteld één misviering per weekend gehouden. Zondagochtend om 8u. ‘De mis voor de duivenmelkers’, klinkt het schamper.
De basiliek floreert, zit in de hoogdagen van het katholieke Vlaanderen altijd vol, en wordt in 2008 bij haar 75ste verjaardag tot ieders verbazing door paus Benedictus XVI als basilica minor erkend.
Het is dus een misvatting te denken dat de basiliek speciaal voor de bedevaarders is gebouwd. Die zijn natuurlijk welkom, maar al snel blijkt dat zij liever in openlucht vlak bij de grot de misvieringen willen bijwonen.
Edegem, een wonderlijke gemeente of een gemeente van wonderen? We laten het eindoordeel graag aan jou over … – Geert D’Hulster GVA |
Lees ook
Lees andere berichten in deze categorie
Bron: GVA