Interview – Ann Van de Velde – De vrouw van Yves Desmet is ongeneeslijk ziek


Ann Van de Velde (59) had gezworen dat ze nooit een interview zou geven. Krantenpagina’s en weekbladen vullen liet ze liever over aan haar echtgenoot, journalist Yves Desmet (62). Maar sinds kanker zich botweg kwam bemoeien, heeft ze haar mening herzien. En dat is niet het enige wat is veranderd. ‘Yves heeft zich ontpopt als een zeer zorgzame man. Misschien was hij dat vroeger ook al, maar toen had ik het niet nodig.’

Hanne Van TendelooDe Morgen


We hadden eigenlijk niet verwacht dat je zou instemmen met een gesprek.

Ann Van de Velde: “Na je telefoontje dacht ik: waarom niet? Dan hebben Yves en mijn vrienden iets van mij op papier, als ik er niet meer ben. Ik ben geen schrijver en hou zelden zaken bij, maar hiermee kunnen ze me later nog eens lezen, als ze daar zin in hebben. Een belachelijke gedachte, ik weet het.”

Een trieste gedachte vooral.

Van de Velde: “Het ís ook triest. Ik heb het heel moeilijk gehad met de diagnose van borstkanker. Even, toch.

“Bij mijn jaarlijkse controle in februari 2020 zag mijn arts iets op de scan. Verder onderzoek was nodig, zei hij. Op weg naar huis dacht ik: ik ga dat niet aan Yves vertellen. Ik wilde hem niet onnodig ongerust maken, ik wist nog niet eens of het kwaadaardig was.

“Maar thuis was mijn voornemen al meteen om zeep: hij zag direct dat er iets was. We hebben samen een bevriende prof gebeld, die me doorverwees naar het UZA.

“Kwaadaardig, luidde het verdict, maar wel een kanker die vaak voorkomt en goed te genezen is. Met chemotherapie, bestraling en een operatie lagen mijn kansen goed.

“De eerste chemo viel mee. Alleen met dat haarverlies had ik het moeilijk: je kunt onmogelijk verbergen dat je ziek bent, want je verliest ook je wenkbrauwen en je wimpers. Zelfs met wat schmink blijf je er ziek uitzien.”

Op die nieuwe aanblik in de spiegel kun je je niet voorbereiden.

Van de Velde: “Nee. Ik had mijn haar vooraf laten afscheren. Ik wilde niet op een ochtend wakker worden met een aureool van haar op mijn hoofdkussen.

“Na een veel zwaardere chemo, bestraling en een borstsparende operatie – intussen waren we een jaar verder – volgde een eerste grote check-up. Er bleek een metastase op mijn borstbeen te zitten: de kanker had zich verspreid in mijn lichaam.

“Dan is de diagnose onherroepelijk: genezing is niet meer mogelijk.”

Dat had je niet verwacht.

Van de Velde: “Totaal niet. Na bestraling was de kanker op het borstbeen weg, maar bij een volgende controle bleek er opeens een letsel onder in mijn rug te zitten. En bij nog een latere controle dook er iets op in mijn heup.”

Om de drie maanden moet je op controle.

Van de Velde: “En elke keer vinden ze iets. Ik heb me ermee verzoend: het is nu zo. (Snel) Wat niet wil zeggen dat ik niet meer hoop.

“Ik start straks met nieuwe chemo, en dan volgt wellicht een immunotherapie. Ik hoop dat ik het zo nog een tijd kan uitzingen, maar je weet het niet, hè. Dat is het probleem: ik moet leven alsof die nieuwe behandeling niet zal aanslaan, terwijl ik natuurlijk hoop van wel.

“Vreemd genoeg slaag ik er toch in om nog te genieten. Ik weet dat die kanker er zit, maar als ik hem nu alles laat domineren, blijft er niks meer over. Dan kan ik net zo goed nu sterven.”

Filter je de kanker eruit?

Van de Velde: “Zoiets. De enige momenten dat ik dat niet kan, is ’s nachts, als ik wakker lig.

“In de waan van de nacht durf ik mezelf te verliezen in gepieker: ‘Wat als die immunotherapie niks doet? Dan is het misschien vlug gedaan.’ Dan krijg ik het moeilijk. Ik leef zo graag.”

Begin dit jaar rukte kanker Stijn De Paepe weg, huisdichter van De Morgen. Over zijn ziekte schreef hij ‘Ga weg’: ‘Ik had gedacht de honderd net te halen, rollatorloos en in gestrekte draf.’

Van de Velde: “Dat gedicht kwam hard binnen. Ik heb ook altijd gedacht dat ik de 100 zou halen. Ik ben een plannenmaker. Vroeger was ik de eerste om te zeggen: ‘Volgend jaar gaan we een huis huren met vrienden.’ Nu durf ik dat niet meer. Toen we deze zomer op de Biënnale van Venetië waren, dacht ik spontaan: zal ik er over twee jaar nog bij zijn?”

GA WEG

Ik had gedacht de honderd net te halen,
rollatorloos en in gestrekte draf.
Ik wou nog een miljoen gedichten af.
Musea wachtten. En theaterzalen.

Ik wilde nog oneindig vele malen
verwijlen waar ik mij het liefst begaf.
Ik fietste fluitend tussen wieg en graf,
de voeten geen moment op de pedalen.

Helaas. Daar is ineens de eindigheid
die plotsklaps als een niets ontziende tanker
de gevel sloopt, de kamer binnenrijdt.

Het leven gaat genadeloos voor anker,
gehoorzaam aan de grillen van de tijd.
Ga weg, gezwinde grijsaard. Met je kanker.

Als je ’s nachts ligt te piekeren, maak je Yves dan wakker?

Van de Velde: “Nee. Hij zegt altijd dat ik dat moet doen, maar ik spaar hem liever: hij moet al elke dag mijn steun en toeverlaat zijn. Dan sta ik liever op om wat te lezen.

“Tijdens de chemo heb ik stapels boeken verslonden. Ik heb een fascinatie voor lectuur over de oorlog en de Holocaust. Je zou denken: na zo’n kankerdiagnose wil een mens opbeurende boeken lezen. Niet dus (lacht).

“Yves had wel andere manieren om me te helpen. Tijdens de chemo kon ik niks eten, maar toch stond hij erop elke dag het beste van het beste voor me te koken.

“Ik eet graag groenten, dus haalde hij Ottolenghi vaak boven. Hij wist dat ik er niet meer dan drie happen van zou binnenkrijgen, maar dat deerde hem niet.

“Of dan ging hij mee sjaaltjes uitkiezen voor op mijn kale hoofd, of zei hij: ‘Ik zie je even graag zonder haar als met.’ Ik weet dat dat niet waar is, maar toch doet het veel om het te horen.

“Hij heeft zich ontpopt als een zeer zorgzame man. Misschien was hij dat vroeger ook al, maar toen had ik het niet nodig.”

Ook bij hem moet het nieuws hard zijn aangekomen.

Van de Velde: “De angst om mij te verliezen zit diep, maar ook hij verdringt het een beetje. ‘Ik wil niet denken aan het moment dat je er niet meer bent’, zegt hij, ‘want je bent er nog.’ Hij wil vooral nu tijd samen doorbrengen.

“Als vriendinnen me vragen voor een weekendje weg, gunt hij me dat. Maar ik voel ook: dat weekend hoeft niet te lang te duren. Langer dan één nacht, maximum twee blijf ik niet meer weg.

“Hij is de belangrijkste persoon in mijn leven. Het meeste van mijn tijd wil ik nog met hem doorbrengen.”

Jouw ziek-zijn is de reden waarom we hem niet meer lezen in Humo. Schrijven moest wijken.

Van de Velde: “Hij had in 2020 een sabbatjaar genomen. Na al die jaren van hard werken had hij nood aan een pauze. Toen we 26 jaar geleden een relatie begonnen, was hij net twee jaar hoofdredacteur bij De Morgen en had ik, samen met een vennoot, het advocatenkantoor van mijn vader overgenomen.

“Yves en ik zagen elkaar alleen ’s avonds. Ofwel kookte ik dan iets, ofwel gingen we ergens een spaghetti eten. We hebben jarenlang overleefd op spaghetti’s. Ook tijdens de weekends was hij met de krant bezig, terwijl ik in de ochtenden cliënten ontving op kantoor. Maar geen van ons tweeën heeft dat ooit erg gevonden: we deden onze job doodgraag.

“Na zijn sabbatjaar zou hij terugkeren naar Humo, maar daar heeft mijn diagnose een stokje voor gestoken. Toen heeft hij beslist: ik blijf thuis. Hij heeft me door dat hele zware traject geloodst. Er is niemand tegen wie ik zoveel kan zeggen als tegen Yves, of het nu gaat over kleine ergernissen of de dood.”

Tore Sercu, de zoon van Mathias, vertelde onlangs hoe mensen de neiging hebben alle gesprekken een positieve draai te geven, om toch maar niet die terminale kanker te moeten benoemen.

Van de Velde: “Dat is zo. Mensen zeggen me vaak: ‘Je ziet er goed uit.’ Ze bedoelen het als compliment, en misschien menen ze het zelfs, maar je voelt dat ze het moeilijk hebben om erover te praten. Mijn dichte vrienden doen dat wel. Die gesprekken gaan recht naar de essentie.”

'Als mijn behandeling straks aanslaat en het lukt me om weer wat te werken, wil ik graag af en toe nog een echtscheidingsbemiddeling doen. Niks schenkt me meer voldoening.' Beeld Saskia Vanderstichele
‘Als mijn behandeling straks aanslaat en het lukt me om weer wat te werken, wil ik graag af en toe nog een echtscheidingsbemiddeling doen. Niks schenkt me meer voldoening.’
Beeld Saskia Vanderstichele

EEN UUR LANG HUILEN

Van de Velde: “Tot deze diagnose heb ik een goed leven gehad. Ik heb 35 jaar als advocaat gewerkt en ben al die tijd hooguit vijf dagen ziek geweest.

“Mijn jeugd was niet de makkelijkste. Mijn ouders gingen uit elkaar toen ik 6 was. Het is uitgedraaid op een vechtscheiding: tussen mijn 12 en mijn 18 heb ik mijn vader niet gezien.

Hij had een nieuwe vrouw leren kennen, en alle aandacht ging naar haar. Zelf was hij gewoon niet in de wieg gelegd voor kinderen, denk ik. Hij had het druk met zijn job: hij was fulltime advocaat en daarnaast schepen in Mechelen en parlementslid, eerst voor de PVV, later voor Open Vld. Hij was geen zorgende mens.”

Zeg je liefdevol.

Van de Velde: “Omdat ik hem wel zeer graag heb gezien. Op het eind hebben we nog een paar mooie jaren gehad samen, met dank aan Yves, die me aanspoorde om een keuze te maken: ofwel breek je, ofwel vergeef je.

“Als kind bleef ik achter bij mijn mama. Ze was een optimistische en geweldige vrouw, maar ze is haar leven lang zwaar ziek geweest en lag vaak langdurig in het ziekenhuis. Als enig kind ben ik haar tot haar dood blijven verzorgen.

“Ik had gelukkig steun van mijn tante, die mij als een dochter in haar gezin heeft opgenomen. Later zag ik mijn vader wel weer. Toen ik me op mijn 18de ging inschrijven voor een rechtenstudie, is hij met me meegegaan. Sindsdien gingen we geregeld uit eten.”

Ging je rechten studeren om je vader te volgen? Of lag de inspiratie eerder in de vechtscheiding van je ouders?

Van de Velde: “Mijn grote droom was dokter worden, maar net als zoveel advocaten kan ik absoluut niet rekenen. Rechten leek me een diploma waarmee ik nog alle kanten uit kon.

“Na mijn stage aan de balie ben ik opnieuw gaan studeren: Europees en internationaal recht aan de VUB. In die tijd ben ik mijn eerste man tegengekomen: een Amerikaan uit Portland, Oregon.

“Ik voelde al snel dat familierecht mijn ding was, al heb ik nog even getwijfeld. Mijn eerste zaak ging over incest. Het was een kanjer van een dossier, met foto’s erbij. De dag dat ik het ben gaan inkijken, ben ik compleet van mijn melk thuisgekomen, ziek van wat ik net had gezien en gelezen.

“Ik zei tegen mijn toenmalige man: ‘Ik weet niet of ik hiervoor uit het juiste hout gesneden ben.’ Ik was als pro-Deoadvocaat aangesteld om de moeder te verdedigen, maar nog voor ik haar had gezien, had ik mijn oordeel al klaar. Ze had in bed gelegen naast haar man terwijl hij seks had met de dochter. Die vrouw moest wel een monster zijn, dacht ik.

“Tot ik haar mijn kantoor zag binnenschuifelen: ze was een schim, woog amper 45 kilo, had de ene na de andere maagzweer. Ook zij was een slachtoffer.

“Dat heeft mijn job me geleerd: alles is grijs, er is heel weinig zwart-wit. Mensen hebben zo snel hun oordeel klaar, maar iedereen maakt dingen mee, heeft zwaktes. De context doet ertoe.”

Je bent naast advocaat ook bemiddelaar. Omdat het bikkelharde van de advocatuur je minder lag?

Van de Velde: “Dat is zo. Zodra bemiddeling opkwam, ben ik een opleiding gaan volgen. Als mijn behandeling straks aanslaat en het lukt me om weer wat te werken, wil ik graag af en toe nog een bemiddeling doen. Niks schenkt me meer voldoening.

“Als een koppel uit elkaar gaat, is het meestal één van de twee die er de stekker uit trekt, terwijl het voor de ander als een complete verrassing komt. Bij haast elke bemiddeling hoorde ik hetzelfde zinnetje: ‘Maar waarom heb je me dat niet gezegd?’

“Dan zei die ander: ‘Ik heb het je zo vaak gezegd, maar je wilde het niet horen.’

“Die mensen zitten allebei nog in een ander stadium. Als je er als bemiddelaar in slaagt om ze allebei op hetzelfde punt te krijgen, kun je hun veel leed besparen.

“Bij elke scheiding is er verlies: je verliest je partner, je gezin valt weg, en je ziet je kinderen opeens veel minder. Dat is veel om te verwerken.

“Als bemiddelaar probeerde ik samen met de mensen tot oplossingen te komen, om de pijn te verzachten. Dan besprak ik met hen: ‘Kunnen we die nieuwe regeling niet geleidelijk invoeren?’ Zoiets kun je perfect in een overeenkomst gieten.

“In een bemiddeling hebben mensen meer ruimte en mogelijkheden. In de rechtbank gaat dat niet. Daar beslist de rechter: ‘Voortaan gaat het zo.’ Je moet al gewijzigde omstandigheden kunnen aantonen om een andere verblijfsregeling te bedingen.

“Als beide partijen me op het eind van de rit zeiden: ‘Ik had er misschien meer kunnen uithalen, maar het is oké zo’, was de bemiddeling geslaagd.

“Geen mooier woord dan compromis, vind ik. Daar waren we als Belgen zo goed in, maar we zijn ons talent voor verzoening aan het kwijtraken. We luisteren niet meer naar de ander, hangen vast aan ons eigen grote gelijk. Daar heb ik het ontzettend moeilijk mee.”

Was de vechtscheiding van je ouders een drive om die van anderen te gaan remediëren?

Van de Velde: “Wellicht wel. Ik ben nooit naar een psycholoog gegaan. Of toch, één keer, omdat vrienden zeiden dat ik dat absoluut moest doen. Die vrouw stelde me één vraag, waarna ik een uur heb zitten huilen. Toen ik buitenkwam, heb ik gezegd: ‘Nooit meer.’”

Wat was haar vraag?

Van de Velde: “Wellicht iets als: hoe is het? (schatert) Ik was heel zenuwachtig. Ik wilde niet dat ze mijn verleden zou gaan omwoelen.”

Misschien had je dat net nodig.

Van de Velde: “Misschien wel. Veel mensen volgen therapie en dat kan deugd doen. Ik wéét wat ik heb meegemaakt en welke stukken me hebben getekend, maar ik heb geen zin om daar terug naartoe te gaan.

“In mijn job heeft het me wel altijd één ding voor ogen doen houden: in een scheiding moet je de kinderen vrijwaren. Maak ruzie over geld of het huis, maar sleur de kinderen niet mee in dat bad.”

DE ANDERE VROUW

Toen je Yves leerde kennen, waren jullie allebei nog getrouwd. Hij had twee kleine kinderen, maar koos ervoor om zijn huwelijk op te blazen en met jou voort te gaan. Op papier is dat perfect materiaal voor een vechtscheiding.

Van de Velde: “We hebben een tijdlang getwijfeld: gaan we onze huwelijken opzeggen? Omdat geen van ons beiden daarin een beslissing kon nemen, zijn we even uit elkaar gegaan. Maar we voelden: dit gaat niet. Het was zo overweldigend. Toen hebben we het opgebiecht aan onze partners.

“Mijn eerste man – ik weiger de term ‘ex’ te gebruiken, ik vind dat een afschuwelijk woord voor iemand met wie ik toch tien jaar ben samen geweest en nog altijd contact heb – reisde de hele wereld rond voor zijn job. We leefden uit valiezen.

“We hadden de maturiteit nog niet om daarmee om te gaan en groeiden uit elkaar. Toen kwam ik Yves tegen, op een debatavond die ik had georganiseerd voor Theater Teater, het toneelgezelschap waar ik toen voorzitter van was, nu Kunstencentrum nona.

“Na één gesprek wist ik: dit is de man van mijn leven. Ik heb met niemand zo’n intense relatie als met hem. Hij is wat ik zocht en ik kan alleen maar dankbaar zijn dat ik hem heb gevonden.

“Daar wil een mens best kanker voor krijgen (lacht). Sorry, zwarte humor. Dat hebben Yves en ik gemeen.”

null Beeld Saskia Vanderstichele
Beeld Saskia Vanderstichele

Jij was ‘de andere vrouw’, die hem zijn jonge gezin deed verlaten.

Van de Velde: “Ja, en dat was niet prettig. Maar het was zo en dan moet je dat ook op je durven te nemen. We hebben het zo liefdevol mogelijk opgelost. Yves’ eerste vrouw heeft het ook op een heel degelijke manier aanvaard. Ze zal vast kwaad geweest zijn, maar ze heeft die woede naar mij nooit geuit. Tot op vandaag proberen we op een aangename manier met elkaar om te gaan.

“Wat ook wel geholpen heeft, denk ik: ik heb nooit de moeder van de kinderen willen zijn. Dat is belangrijk. Ze hebben maar één moeder.

“Ik wil zeker geen afbreuk doen aan alle plusmoeders, maar in sommige van mijn dossiers zag ik hoe krampachtig vrouwen hun best deden om die moederrol op te nemen voor de kinderen van de man. Dat heb ik nooit gedaan. Als er iets te bespreken viel, liet ik dat over aan Yves en hun mama. Ik heb me daar nooit mee bemoeid.

“Zelf heb ik nooit de behoefte gevoeld om moeder te worden. Ik zie Yves’ tweelingdochters doodgraag. Ze zijn intussen 32, maar niemand moet het wagen hun kwaad te doen. Dan krijgen ze met mij te maken.”

Waren de kinderen snel gewend aan hun nieuw samengestelde gezin?

Van de Velde: “Ik herinner me één anekdote. We zouden het kalmpjes aan doen. Ook voor mij: ik had nooit kinderen gehad en opeens was er een tweeling van 6. Ik had geen idee hoe je met een 6-jarige moet praten.

“De tweede keer dat ik hen zou ontmoeten, gingen we wandelen in het park. Het was ijskoud die dag. Terug bij de auto kreeg Yves opeens een telefoontje dat hij absoluut moest nemen. Ik dacht: niet nu! Ik zie me nog zitten in de auto, met de meisjes op de achterbank, toen één van hen plots zei: ‘Mijn mama heeft jou niet graag.’

“Ik dacht: hoe ga ik dit oplossen? Ik heb geantwoord: ‘Dat is normaal. Jouw mama heeft pijn, maar we gaan eraan werken.’ Waarop de ander zei: ‘Mijn nieuwe basketbalploeg had mij eerst ook niet graag, maar nu zijn we vrienden. Met jou gaat dat ook zo zijn.’”

Knap voor een 6-jarige.

Van de Velde: “Ja! Dat heeft me zo geraakt. Natuurlijk zijn er weleens praktische euvels geweest – ik was heel slecht in hun haren vlechten – maar we zijn stilaan naar elkaar toe gegroeid.”

NOOIT PRIETPRAAT

Van de Velde: “Yves en ik hebben van bij het begin afgesproken dat we altijd alles zouden uitspreken. Na één maand zei hij: ‘Ik word er zot van dat jij het dopje nooit op de tandpasta draait.’

“Man, gaan we nu over zulke dingen vallen! Maar hij had gelijk: zo’n dopje is iets onnozels, maar als je de kleine dingen uitspreekt, doe je het vanzelf ook bij de grote. Dat zag ik vaak bij echtscheidingen: jarenlang lieten koppels hun ergernissen onuitgesproken, om de lieve vrede te bewaren. De frustraties stapelden zich op, tot het opeens niet meer te redden viel.”

Pat Donnez, al jaren de beste vriend van Yves, onderwierp je bij jullie eerste ontmoeting aan een kruisverhoor.

Van de Velde: “Nu kunnen we daarom lachen, maar toen… We gingen naar een marathonvoorstelling van Ten oorlog. Dat stuk duurde van tien uur ’s morgens tot elf uur ’s avonds, gelukkig met een paar pauzes.

“Elke pauze trakteerde Pat me op een spervuur aan vragen: ‘Waarom kies je voor Yves? Omdat hij hoofdredacteur is? Wat ga je doen als hij geen hoofdredacteur meer is?’ Intussen weet ik: zo is Pat. Maar hij deed het ook uit bezorgdheid om zijn vriend.”

Jou schrikte dat niet af?

Van de Velde: “Helemaal niet. Maar mijn vrienden hebben zoiets nooit gedaan bij Yves. Misschien was hij zo angstaanjagend dat ze niet durfden (lacht).”

Wat heb je geantwoord op zijn vraag? Was het omdat hij hoofdredacteur was?

Van de Velde: “Dat denk ik niet. Ik las De Morgen niet eens. In het begin was het vooral verliefdheid. Een buikgevoel dat zei: dit zit juist. Pas daarna werd het meer.

“Wat me zo trof aan Yves, was dat we zulke toffe gesprekken hadden. Het is een ongelooflijk interessante man. Nog steeds. Verveling is één van de grootste dooddoeners in een relatie. Ik heb me met Yves nog geen moment verveeld.

“Wat ik ook snel doorhad: hij is een geweldig loyale man. Trouw is niet het juiste woord, hij is loyaal. Aan Christian Van Thillo, bijvoorbeeld.

“Die man heeft hem een kans gegeven als hoofdredacteur, toen hij pas vooraan in de 30 was. Van Thillo geloofde in hem. Hij heeft hem ook gesteund tijdens de scheiding. Om die reden zal Yves altijd loyaal aan hem blijven. Er zal veel moeten gebeuren om dat stuk te maken. Dat heeft hij met al zijn vrienden. Hij is een man uit één stuk. Dat bewonder ik.”

'Tijdens de chemo kon ik niks eten, maar toch stond Yves erop elke dag het beste van het beste voor mij te koken. Hij wist dat ik er niet meer dan drie happen van zou binnenkrijgen, maar dat deerde hem niet.' Beeld Saskia Vanderstichele
‘Tijdens de chemo kon ik niks eten, maar toch stond Yves erop elke dag het beste van het beste voor mij te koken. Hij wist dat ik er niet meer dan drie happen van zou binnenkrijgen, maar dat deerde hem niet.’
Beeld Saskia Vanderstichele

Als mens is hij moeilijk te doorgronden. Interviews ván hem zijn er genoeg te vinden, interviews mét hem amper.

Van de Velde: “Dat is zo. Ik heb hem al heel snel gezegd wat ik zocht in een relatie: een onvoorwaardelijk bondgenootschap, zoals een ouder onvoorwaardelijke liefde voelt voor een kind. Ik denk dat hij dat ook zocht.

“Omdat hij die onvoorwaardelijkheid voelde van mij, is hij steeds meer opengebloeid. Maar een open boek zal hij nooit worden (lacht). Dat is ook zijn charme.

“In een gesprek zal hij nooit prietpraat verkondigen. Als hij niks te zeggen heeft, zwijgt hij. Door die stiltes vinden sommigen hem angstaanjagend, maar dat is hij helemaal niet. Hij weet gewoon niet hoe hij een conversatie gaande moet houden met futiliteiten.

“Mensen vonden zijn opinies in De Morgen soms radicaal, maar die standpunten waren bedoeld om wat te provoceren, om het debat op gang te trekken. Als mens vind ik hem net heel genuanceerd. Met degelijke argumenten zul je hem altijd kunnen overtuigen. Alleen wordt er tegenwoordig meer met emoties gedebatteerd dan met argumenten.

“Daar heeft hij het moeilijk mee. ‘Jij kwetst mij’ is voor hem geen argument. Hij heeft het ook lastig – en daarin volg ik hem – met het voortdurende gepolariseer en met wat hij ‘de hufters’ noemt. We wonen nu zeven jaar in Antwerpen en we hebben moeten wennen aan de agressie in het verkeer hier. Zodra je iets fout doet, beginnen ze te roepen en te tieren. Daar moeten we dringend van af.”

Kwamen jullie standpunten van meet af aan overeen?

Van de Velde: “Bijlange niet! Maar over de grote dingen zitten we wel op één lijn: het recht op abortus, de euthanasiewet, het homohuwelijk, het belang van een multiculturele samenleving…

“Ook over het respect voor de vrouw zijn we het altijd eens geweest. Nooit, op geen enkel moment, heeft Yves gezegd: ‘Zeg, kun jij eens zorgen dat je thuis bent.’ Hij heeft vanaf dag één meegedraaid in het huishouden. Bij elke stap in mijn carrière heeft hij me gesteund.

“Toen ik ziek werd en moest stoppen met werken, was dat voor mij een grote aanpassing. Ook daarbij heeft hij me geholpen. Al die jaren als hoofdredacteur en opiniemaker bij De Morgen: hij heeft dat ongelooflijk graag gedaan.

“Maar hij heeft ook altijd beseft: ik bén mijn job niet. Hij heeft er zich nooit mee vereenzelvigd. Toen het stopte, is hij niet in een zwart gat gevallen. Hij kijkt met trots terug op wat hij met De Morgen heeft verwezenlijkt, maar achteromkijken doet hij nooit met pijn in het hart.”

Het moet toch vreemd zijn: al die jaren het debat meesturen, om dan opeens aan de zijlijn te staan.

Van de Velde: “En toch heeft hij daar geen moeite mee. Op een bepaald moment heeft hij gezegd: ‘En nu is het aan de jonge mensen.’ Hij wilde hen niet in de weg staan. Hij had een heilige schrik om als een bemoeizieke schoonmoeder gezien te worden.”

VAKER OP VAKANTIE

Yves komt uit een rood nest, jij uit een blauw. Botste dat nooit?

Van de Velde: “Zeker wel. Op het belachelijke af zelfs. Ik was bij de liberale mutualiteit, hij bij de socialistische. Op een bepaald moment zei hij: ‘Je kunt bij mij op mijn boekje komen.’ Geen sprake van! Dat was onze eerste ruzie (lacht). Maar in de kern zijn we allebei wat paars, denk ik. We leggen hooguit andere accenten.”

Yves komt een kijkje nemen: ‘En, hebben jullie leven, liefde en vriendschap zowat gecoverd?’

Van de Velde: “Vrienden! Daar wilde ik het nog over hebben. Mijn vrienden zijn ontzettend belangrijk voor mij. Nu meer dan ooit. Ik heb altijd gedacht dat je met echte vrienden een lang verleden moest delen. Dat is niet zo: ook later in je leven kun je er nog nieuwe maken.

“Eén van mijn beste vriendinnen ken ik al sinds mijn 6 jaar. Ze is jaren geleden naar Duitsland verhuisd, maar we zijn elkaar altijd blijven zien en horen. Sinds ik ziek ben, bellen we minstens één keer per week. Toen ik er even onderdoor zat, vertelde ik haar dat het beter ging als ik me optutte. Sindsdien sturen we elkaar, telkens als het moeilijk gaat, een opgetutte selfie. Dat helpt. Met zulke vrienden heb je geen woorden nodig.

“Ik besef nu dat ik vroeger fouten heb gemaakt: ik had geen tijd, was altijd gejaagd. Dan sprak ik af met een vriend voor een lunch of een koffie, maar moest ik snel weer weg, ik had nog duizend dingen te doen op kantoor. Ik heb spijt dat ik niet vaker heb gezegd: ‘Foert, dit gesprek is nu even belangrijker.’

“Niet dat ik spijt heb dat ik zo hard heb gewerkt. Dat lees je soms over mensen op hun sterfbed: ‘Ik had vroeger met pensioen moeten gaan.’ Dat gevoel heb ik absoluut niet, maar ik had misschien wat vaker verlof moeten nemen. Dan had ik wat meer met Yves op vakantie kunnen gaan.”

Jullie staan nu op het punt om naar Parijs te vertrekken.

Van de Velde: “Dat is Yves’ cadeau voor mijn 60ste verjaardag. Voor ons is Parijs de stad der steden. Op onze trouwdag zijn we meteen voor een week naar ginder getrokken. We voelen ons er thuis, hebben onze vaste plekjes, onze favoriete brasserieën…”

Alleen jammer van die Parijzenaars.

Van de Velde (lacht): “Vroeger hadden ze een nors imago, dat is waar. Maar hun mentaliteit is veranderd. Ze hebben nogal wat te verduren gekregen de voorbije jaren, met al die aanslagen en het toerisme dat wegviel.

“Vroeger weigerden ze een andere taal te spreken, maar zodra ze nu horen dat je geen Fransman bent – ik moet een verschrikkelijk accent hebben, ze horen meteen dat ik geen echte ben – spreken ze je in het Engels aan.

“Nee, ik kan iedereen Parijs aanraden. Je hebt er het gevoel dat alles kan. Daar moet ik nu even zijn.”

© Humo

Ann Van de Velde  – Beeld Saskia Vanderstichele

Lees ook


Bron: De Morgen

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven