Mathias Sercu – Ons moeder had gelijk – Uiteindelijk blijft alleen liefde over


Een kankerpatiënt in extra time, een palliatief verpleger en een acteur-regisseur, dat zijn de broers Sercu. Mathias goot al die ingrediënten in zijn debuutfilm, broers Sam en Kobe zijn fan en figurant. ‘Klinken we nu niet als de Bond Zonder Naam?’

Ruben Aerts en Marjan Justaert – De Standaard


In het Gentse café De Roos wachten de drie broers ons op. Ze zitten achter een gordijn in een apart zaaltje, een half glas ver in hun gesprek. Het trio is niet eens de helft van het gezin.

Stamvader Jaak Sercu (86) en moeder Bietje Schmidt kregen zeven kinderen. Een jaar na Sam (56) werd enige dochter Marieke geboren. Nadien kwam de tweeling Kobe (54) en Sebastiaan, een jaar later Mathias (53). Dan toch even pauze tot de komst van Jozef en Benjamin, de benjamin.

In hun warme nest in Ardooie heiligden de Sercu’s het principe dat over alles kon worden gepraat.

‘Het was geen taboe dat onze vader al eens getrouwd was geweest. Zijn eerste vrouw was aan maagkanker gestorven toen hij 26 was’, vertelt Sam. ‘De zwart-witfoto van moeke Maja hing op in huis.’

Moeder Bietje had ook haar verhaal: als jong meisje was ze ingetreden, tien jaar lang was ze non geweest, tot diep in Afrika. Ze gooide haar kap over de haag, twee jaar later kwam ze die knappe drukker uit Ardooie tegen.

Haar kroost is alleen maar closer geworden sinds ze in het voorjaar van 2013, op haar 77ste, met haar fiets onder een auto terechtkwam en overleed.

Vijf van de zes broers maken samen muziek als De Broers. Mathias is de bekende kop, de babbelaar ook, zanger en gitarist. Sam is de coole bassist, Jozef de beste muzikant, Benjamin heeft de droogste humor en Kobe, die ook zijn solocarrière heeft, is volgens Mathias de meest fijnbesnaarde liedjesmaker.

In Mathias’ debuutfilm J’aime la vie krijgt een palliatief thuis verpleegster te horen dat ze ongeneeslijk ziek is: kanker. Net als jij, Sam. En net als Tore, Mathias’ zoon. Vond je het oké dat Mathias met jouw diagnose aan de slag ging?

Sam: ‘Dat was nu eens de minste van mijn zorgen! Na mijn diagnose in 2012 ben ik er zelf nieuwsbrieven over beginnen te schrijven. Toen Mat aan dat scenario werkte, heb ik me daar nooit vragen bij gesteld. Het is ook geen biografie, het is fictie.’

Mathias: ‘Ik had al een toneelstuk gemaakt over zijn diagnose, Dinez in de sneeuw, dat was veel biografischer.’

Sam: ‘Dan nog, iedereen verwerkt de dingen op zijn manier. Kanker en dokters zijn voor mij totaal geen taboe. Mat en ik zijn samen op motortrip geweest, hij heeft toen mijn pillenzak gezien.

´Later, toen hij aan het schrijven was, belde hij mij soms: “Welke medicijnen moet jij weer allemaal nemen?”

´Wat Mira (het hoofdpersonage, gespeeld door Janne De­smet, red.) allemaal moet slikken, dat zijn mijn pillen.

´Mira is palliatief thuisverpleegster, net als Kobes vrouw Tania.’

Mathias: ‘Eigenlijk gaat de film over de vraag wat het doet met een mens als die te horen krijgt: “De kans dat je binnen dit en twee jaar doodgaat, is groot.”

´Vanuit die gedachte ben ik beginnen te schrijven. Er zit veel van onze familie in, en tegelijkertijd niks. Al snel heb ik van het hoofdpersonage een vrouw gemaakt, bijvoorbeeld.

´Schrijven is voor mij de waarheid liegen. Maar de emoties die erin zitten, zijn echt.’

Wat jullie delen, is liefde voor de mens en voor het leven. Liefde is ook de rode draad in de film, Mathias.

Mathias: ‘Ik heb lang volgehouden dat een film uitbrengen me niets doet, maar zoveel warmte mogen voelen, dat doet deugd. Al zullen mensen die hem niet goed vinden het waarschijnlijk niet komen zeggen. (lacht) 

´Het is inderdaad een film die gaat over het leven, niet over de dood. Het was trouwens niet mijn plan om hem zelf te regisseren. Ik wilde opnieuw met Eshref Reybrouck werken, met hem heb ik ook Marsman gemaakt (bekroonde tv-reeks uit 2013 over twee broers, van wie eentje met autisme, red.).

´Maar Esh kon niet en toen zei de producent: waarom doe je het niet zelf? Ik heb me laten overtuigen, en ik ben dankbaar dat ik het gedaan heb. Het was mijn bedoeling om iets schoons te maken, iets hartverwarmends, vol liefde.’

Sam: ‘Ons moeder zei altijd: “Uiteindelijk blijft er één ding over: liefde.” Ze had gelijk.’

Kobe: ‘Het is iets wat ik vaak zeg tegen mensen die aan het sterven zijn, terwijl de familie rond dat bed zit (Kobe is hoofdverpleegkundige palliatieve zorg in het Jan Ypermanziekenhuis, red.).

´Je ziet hun onmacht, ze zoeken iets om nog te kunnen doen: wat te eten geven, een washandje halen.

´Als je hen dan kunt geruststellen, gewoon door te zeggen dat het al veel is dat ze er met z’n allen zitten, met zoveel liefde, dan doet dat zichtbaar goed.’

Toch is het een beetje een familiefilm geworden: een handvol Sercu’s figureert.

Mathias: ‘Kobe is de euthanasiearts in de openingsscène. Sam is een patiënt in de wachtzaal en draagt zijn T-shirt waarop “Oh crap” staat. Ik gaf hem dat voor zijn vijftigste verjaardag en sindsdien gaat hij ermee naar de chemo.

´Ook het lief van Sam zit erin, en mijn zoon en dochter. En Kobes dochter. Zelfs mijn vrouw heeft een zin gedubd.’

Kobe: ‘Mijn link is vooral het kind in de film.’

Jouw dochter Emma stond model voor Sam, het kind in de film. Sam is geboren als jongen en draagt graag veel make-up en een jurk.

Kobe: ‘Ja, ook mijn dochter is geboren als jongetje. Voor mij was het een hartverwarmend idee dat Mathias een personage baseerde op Emma. Dat is een cadeau, dat voelt als volle erkenning krijgen. Ik vond dat super.

´De mevrouw die de kleding deed voor de film, gebruikte trouwens foto’s van Emma. Dat maakte haar megatrots.’

De scène waarin Mira over Sams rug wrijft en “ach jongen” zegt en ze vanonder de deken roept: “Ik ben geen jongen!”, is tekenend voor de film. Geen drama, maar ook geen taboes.

Mathias: ‘Ik hoop dat dat geldt voor alle thema’s die in de film aan bod komen. Hij gaat over ziek zijn, over kanker, maar ook over relaties.’

Sam: ‘En onmacht. Niet kunnen communiceren met elkaar.’

De personages zijn harde werkers, maar ook koppige binnenvetters. Dat lijkt typisch West-Vlaams. Jullie zijn atypisch West-Vlaams, openhartig als jullie zijn.

Mathias: ‘Is dat typisch West-Vlaams? Ik denk dat mensen in het algemeen binnenvetters zijn. Misschien heeft het meer te maken met het feit dat de personages in een klein dorp wonen.’

Kobe: ‘Goh, ik werk in de Westhoek en daar zijn de suïcidecijfers het hoogst van heel België. Het gevoel dat mensen er geslotener zijn, klopt misschien ergens wel.

´Wij hebben neven en nichten die veel minder communiceren over gevoelens dan wij. Ze vinden het een beetje raar dat wij elkaar vastpakken en een kus geven op familiefeesten. Maar voor ons is dat normaal. Wij hebben dat altijd gedaan. Wij zijn misschien mietjes. (schatert)

Sam: ‘Vóór mijn diagnose was ik gereserveerder. Maar zodra je hoort dat je nog maar even te leven hebt – in mijn geval spraken ze van twee jaar – gooi je die protocollen weg.

´Het leven is te kort om je daar nog iets van aan te trekken. Ik knuffel nu alles en iedereen.

´In het begin schrokken de mensen en kreeg ik geregeld als reactie: “Hoho, ik ben geen homo.” Van die rare dingen. Maar nu is iedereen dat gewend van mij.’

Een talentje als een cadeau

Op zijn blog Kankerekikooknieaandoen schrijft Sam Sercu over hoe het met hem gaat. Hij leeft in extra time, probeert alles uit het leven te halen.

Sinds een paar jaar heeft hij een geweldig lief, vertelt hij, en de band met zijn kinderen is sterker dan ooit. In de reacties op zijn blog valt te lezen hoe mensen zich optrekken aan zijn relaas.

Mattias Busschaert als Sam en Janne Desmet als Mira in ‘J’aime la vie’.
Mattias Busschaert als Sam en Janne Desmet als Mira in ‘J’aime la vie’. — © rr

Jullie schrijven alle drie. Willen jullie iets achterlaten?

Sam: ‘Ik schrijf als ik iets te zeggen heb waarvan ik het zonde vind om het voor mezelf te houden. Of als ik mijn gal wil spuwen. En ook omdat ik merk dat het mensen deugd doet.

´Zodra ik mijn eerste nieuwsbrieven schreef, kreeg ik veel reacties – vooral van kankerpatiënten. Dat geeft dan weer zin aan je eigen ziekte, die op zich zinloos is.’

Mathias: ‘Ik vind het twee verschillende dingen. Ik schrijf omdat ik met de nood zit om een verhaal te vertellen, maar niet omdat ik hoop dat mensen na mijn dood gaan zeggen: “Wow, kijk eens wat Mathias Sercu allemaal bijeen heeft geschreven.”

´Toen ik naar de toneelschool ging in Brussel, moest ik nog achttien worden, en onze moeder zei: “Jongetje, zie da je je ziel’n nooit verkoopt.” Dat is altijd blijven hangen, en dat relativeert mijn job heel hard.’

Sam: ‘Toen je meedeed aan Steracteur, sterartiest, zei ze: “Je moet durven op je bek te gaan, anders moet je er niet aan beginnen.”’

Mathias: ‘Wat ik doe, is verhaaltjes vertellen, met een legacy ben ik niet bezig. Als mijn verhaaltjes hier en nu iets kunnen betekenen voor mensen, ben ik daar heel dankbaar voor.

´Maar wat Kobe doet, of onze zus die in de zorg werkt, of onze broers Jozef en Benjamin, die lesgeven: dát doet ertoe.’

Maar je wilt wel mensen raken.

Mathias: ‘Ja, ik heb intussen geleerd dat je dat als entertainer echt wel kunt.

´Als wij spelen met De Opportuniteiten (een andere band van Mathias, waarin Sam ook bas speelt, red.) komen er nadien altijd mensen zeggen dat ze gelachen hebben, of heel ontroerd zijn geweest. Vaak komen ze ook hun verhaal vertellen. Dan denk ik: wow.’

Kobe: ‘Dan schrijf je toch ook om mensen te raken? Als je aan mij vraagt waarom ik liedjes maak, is dat het antwoord.

´Ik ben dankbaar dat ik dat een beetje kan – dat is geen verdienste maar een cadeau, een talentje dat je gekregen hebt. Maar het is ook een manier om iets te delen. Zijn we niet allemaal op zoek naar verbondenheid?’

Mathias: ‘Akkoord, maar dat is iets anders dan per se iets willen achter­laten.

´Onlangs zag ik een prachtig fragment uit een interview met Frank Zappa (opgenomen kort voor zijn dood in 1993, red.).

´Op de vraag hoe hij herinnerd wilde worden, antwoordde hij: “Het is niet belangrijk om herinnerd te worden. De mensen die zich daar zorgen over maken, zijn jongens als Reagan en Bush. En ze zullen veel geld uitgeven en werk verzetten om te maken dat hun eigen herdenking fantastisch wordt.”

´Het is toch pure ijdelheid om met je nalatenschap bezig te zijn?’

Sam: ‘Hoeveel tientallen miljarden mensen zijn er gestorven naar wie geen haan meer kraait? Van mijn overgrootvader weet ik alleen nog dat hij Désiré heette en dat hij dronk en muzikant was.’

Mathias: ‘(schalks) Veel is er dus niet veranderd in al die generaties.’

Kobe, Mathias en Sam Sercu.
Kobe, Mathias en Sam Sercu. © Kaat Pype

Kobe: ‘Als de dood nabij is, zie ik toch dikwijls de behoefte om na te denken over wat er achterblijft.

´Ik begrijp de ­bezorgdheid van een moeder die op de palliatieve eenheid ligt en zegt: “Mijn kind gaat mij niet meer kennen.”

´Ik zie hoe mensen zoeken naar iets dat er nog zal zijn na hen. (wijst op de tattoo op Mathias’ onderarm, die een gezin van vier afbeeldt) 

´Ook je tattoo is een manier om de verbinding te behouden over de dood heen.’

Mathias: ‘Je hebt gelijk, Kobetje, maar dat is niet de drijfveer om iets te maken. Ik zet die tattoo natuurlijk omdat ik mijn zoon heb met zijn diagnose.

´Zelf kan het me geen fuck schelen hoe ik herinnerd word. Ik maak niet iets omwille van mijn ego.

´De film is een paar keer uitgesteld, de laatste keer was dat omdat Tore zo slecht was. Ik weet nog dat ik toen dacht: I don’t give a shit. Mijn leven valt of staat niet met die film.’

Hoe gaat het nu met Tore?

Mathias: ‘(haalt diep adem) Niet goed. Het ging het laatste jaar heel goed, maar nu is de ziekte weer actief en krijgt hij weer een andere behandeling. Dan is het opnieuw hopen dat die aanslaat. Het is pittig.

´Vrijdag hadden we het er nog over met Tores behandelende arts, Tessa Kerre. Over hoe vreemd het is dat je in het begin van zo’n parcours wéét dat de kanker niet te genezen is.

´Maar toch: hoe langer het goed gaat, hoe meer je begint te hopen dat hij een witte raaf is. Mensen vergelijken ook altijd. “Kijk naar je broer,” zeggen ze dan, “hij kreeg ook maar twee jaar en we zijn elf jaar verder.”

´Maar het is zoals Sam zegt: hope for the best, prepare for the worst. We hebben nu wel een flinke wake-upcall gehad.’

De dood is bij jullie geen taboe. Wil dat zeggen dat er ook geen angst is voor de dood?

Sam: ‘Nee. Op het moment dat ik wist dat ik zou doodgaan, was ik bijna verlamd. Maar dan draai je een knop om: oké, dit is het dan. Tot het ineens weer beter gaat. En dan volgt er weer slecht nieuws.

´Vandaag gaat het kankergewijs goed met mij, maar zes maanden geleden was de toestand rampzalig. De periodes van niet-weten zijn de ergste, wanneer je niet weet wat er precies aan de hand is, of een behandeling aanslaat.

´De dood zelf lijkt me niet zo erg. Als je dood bent, ben je dood.’

Heb je ooit de vraag gesteld: waarom ik?

Sam: ‘Nooit. Op mijn blog heb ik een cartoon geplaatst van Hägar de Verschrikkelijke die terechtkomt in een storm. “Waarom ik?”, roept hij naar de goden. Het antwoord vanuit de hemel: “Waarom niet?” (lacht) Voilà.’

Moeten jullie er soms over waken om niet alles kapot te relativeren?

Sam: ‘Mijn vriendin en ik zijn tot de vaststelling gekomen dat we dat soms te veel doen, ja. Als wij mensen zagen met ALS, met MS of met zware suikerziekte, vonden we dat altijd véél erger. Ik was dan blij met mijn kanker. (lacht) 

´Soms moet ik mezelf toelaten om het een keer niet te relativeren. Om eens goed te crashen en toe te geven: misschien ben ik toch niet zo’n held.’

Mathias: ‘Ken je dat boekje De jongen, de mol, de vos en het paard? Daarin vraagt de jongen aan het paard: “Wat is het moedigste dat je ooit hebt gezegd?” “Help”, antwoordt het paard.’

‘Helemaal in het begin, toen Tore op intensieve zorg lag en wij – mijn vrouw Ilse, mijn dochter Jade en ik – totaal ontredderd, als bange kuikens, rond dat bed stonden, zei hij: “Als dit één iemand van ons vieren moet overkomen, dan mij wel. Want ik kan dat aan.”

´Hij lag daar, met pijn over heel zijn lichaam. Toch stelde hij ons gerust – dat is Tore. Hij heeft dat altijd gehad. Hij is een oude ziel in een jong lijf, en ergens is dat een cadeau. Vanaf dag één gaat hij wonderlijk met zijn ziekte om.

´Pas op, er zijn ook slechte momenten, maar hij pakt het leven zoals het is. Veel mensen zeggen dat je moet vechten. Sam zegt: “Ik wil niet vechten, ik wil leven. De dokters moeten vechten.” En ik zie dat bij Tore ook.’

Kobe: ‘Als je op een moment dat het medisch rustig is met mensen kunt praten over je ziekte, over de nakende dood, dan doet dat heel veel. Op een moment dat je pijn voelt, is dat veel moeilijker.’

Op wie van jouw broers lijkt Tore het meest, Mathias?

Mathias: ‘(denkt na) Op zijn echte vader! (schatert) 

´Toen mijn dochter geboren was, zei iedereen dat ze als twee druppels water op mijn vrouw leek.

´Toen kwam Tore ter wereld, en mijn moeder zie: “Bij Tore kun je nu toch niet ontkennen dat het een Sercuutje is?”

´Waarop ik zei: “Dan kan hij nog van een van mijn broers zijn, moeder.” Onze vader, kurkdroog: “Of van je vader!”’

Die humor heeft er bij jullie altijd in gezeten, niet?

Kobe: ‘De humor hebben we van onze vader. Aan onze moeder moesten we achteraf nog eens de clou uitleggen.’

Sam: ‘Van hem moesten we overeenkomen, van haar moesten we elkaar graag zien. Wij hebben de chance dat we een moeder hebben gehad die ook zelf sorry kon zeggen.

´Dat heeft onze band gevormd, de onvoorwaardelijkheid tussen ons. We spelen met vijf van de zes broers in een band, ik denk dat dat werkt omdat we conflicten kunnen uitpraten.’

Mathias: ‘Soms denk ik dat opgroeien met een broer met autisme (Sebastiaan, de tweeling broer van Kobe, red.) daar een rol in speelt. We hebben dat als kind allemaal meegekregen, opkomen voor elkaar.’

Kobe: ‘Het is een zegen om de tools te hebben om je uit te drukken, dat is heerlijk. Dingen als de diagnose van onze broer, de dood van onze moeder, de diagnose van Tore, …’

Mathias: ‘En de dood van onze broer niet vergeten! Sam is al een paar keer per abuis doodverklaard in de media. Ik weet nog hoe we ooit eens speelden met De Broers en Sam zat op het podium …’

Kobe: ‘Zeg, ik was wel iets aan het vertellen, hè.’

Mathias: ‘Je hebt gelijk, sorry.’

Kobe: ‘Het feit dat we al die dingen meemaken, vormt ons als familie en leert ons beter om te gaan met verdriet en met emoties.

´Het is raar – allee, eigenlijk is het niet zo raar – hoe we na 2013 intenser met elkaar zijn beginnen om te gaan. Maar die twee hier kunnen ook flink discussiëren, hoor.

´Geef hen wat Omers en Chimays en ze denken dat ze de wereldproblemen kunnen oplossen. Ik drink niet, ik ga dan slapen. (lacht)

© Kaat Pype

Wie neemt het initiatief om de familie samen te brengen sinds jullie moeder er niet meer is?

Sam: ‘Als ik moet ventileren, bel ik naar Mat. Hij gaat mee in de verontwaardiging. Als ik rust wil hebben, bel ik naar Kobe. Hij kan afstand nemen en de dingen een beetje objectiveren.’

Kobe: ‘Dat zal voor een stuk met mijn werk te maken hebben: je moet een beetje kunnen scheiden welke zorgen en verdriet van jou zijn en welke van een ander. Dat neemt niet weg dat ik het ook belangrijk vind om troost te kunnen bieden. Met een babbel, of gewoon met een gevoel, een verbinding.’

Mathias: ‘Dat kon onze moeder als geen ander. In mijn dertigjarige huwelijk zijn er weleens turbulentere tijden geweest, en dan was zij de eerste naar wie ik ging. Koffie en babbelen.’

Kobe: ‘Onze moeder veroordeelde nooit, dat is het.’

Sam: ‘Ik heb 45 jaar in Ardooie gewoond en ik heb onze moeder nooit slecht horen spreken over een ander. Ze sprak altijd met heel veel liefde.’

Met De Broers spelen jullie vaak benefietconcerten. Schuilt daar niet toch een zeker engagement in? De drang om een boodschap over te brengen, om de wereld een klein beetje mooier te maken?

Kobe: ‘Eigenlijk hebben wij niet echt een doel. We zijn samen beginnen te spelen omdat dat gewoon fijn was. Onze vader was zo preus: “Jongens toch, het doet zo’n plezier om jullie bezig te zien.” Achteraf zeiden mensen hoe schoon ze onze broederband vonden. Maar een masterplan is er nooit geweest.’

Sam: ‘Zolang we op deze wereldbol rondlopen, kunnen we er toch maar het beste van maken? En dat begint bij goeiendag zeggen.

´Mat en ik rijden met de motor. Wel, motards zwaaien naar elkaar.

´Je weet niet naar wie je zwaait, misschien zwaai je naar een fascist. Wat je verbindt, is die motor.

´Hetzelfde geldt voor chemotherapie: ik zeg daar iedereen goeiendag. Daar maakt het geen hol uit of je Vlaams Belanger, groen of tjeef bent. Iedereen hangt aan zijn baxter.’

Mathias: ‘Dat is waar, Sam. Hoe ouder ik word, hoe belangrijker ik die verbinding vind. Als hier plots een aardbeving zou plaatsvinden, ga je toch iedereen helpen?

´Je vraagt toch niet eerst: wie ben je, voor wie stem je? Ik probeer altijd mededogen in mijn werk te stoppen. Je bereikt zo veel meer dan met oordelen of veroordelen.’

Kobe: ‘Zeg jongens, gaan we nu niet als de Bond Zonder Naam klinken? (lach­salvo)’ 


Sam, Kobe en een weglopende Mathias. © Kaat Pype

Lees ook


Bron: De Standaard

Welkom op Facebook

Naar de website


Scroll naar boven