Als eerstejaarsstudent zou de wereld voor je moeten opengaan, maar socializen met nieuwe mensen is energieslurpend en de grote campus is best beangstigend.
Waar is het middelbaar?
Mauro Michielsen – De Standaard
Ik zit in mijn veld wanneer ik deze column schrijf. Niet echt ‘mijn’ veld natuurlijk, het is een akker van een boer hier in Kessel-Lo. En sinds corona ook mijn toevluchtsoord om te reflecteren als ik even moet bekomen van alles wat me overkomt.
Je zou de frequentie van veldbezoeken kunnen zien als een graadmeter voor mijn mentale (in)stabiliteit.
De laatste tijd bezoek ik mijn veld vaker: ik ben namelijk aan het studentenleven begonnen. Een turbulent avontuur waar ik u graag in meeneem.
In juni studeerde ik af aan het Sint-Pieters college in Leuven. Op de proclamatie kreeg ik de kans om te speechen.
‘De wereld ligt aan onze voeten’ was de titel. Want dat was het gevoel. Al jaren telde ik af naar hét studentenleven.
‘De mooiste tijd van je leven’, als ik volwassenen mag geloven.
Daar ging ik dan, van de speelplaats van het college naar de bruisende campus van de universiteit in Brussel, waar ik intussen al meer dan een maand politieke wetenschappen studeer. Een opwindende plek waar het krioelt van de coole mensen en waar altijd wel iets te beleven valt.
Maar net dat maakt me onzeker: plots ben ik weer de jongste, de minst ervaren, het kleintje. Helemaal op mezelf aangewezen.
Het studentenleven voelt aan als een single player-game. Hoe het spel precies gespeeld wordt, leer je helaas niet in het middelbaar. Alles kan, niets moet. Het begint ’s ochtends al bij de vraag: ga ik vandaag naar de les? En niemand zegt of je het goed doet.
Intussen zijn we vijf weken verder en ik heb nog steeds zoveel vragen. Hoe ga ik al die leerstof verwerkt krijgen? Het is alsof ik constant achter de feiten aan hol. En da’s beangstigend. Terwijl al die andere coole intimiderende mensen wél weten waar ze mee bezig zijn.
Tussen de lessen door probeer ik vrienden te maken. Maar hoe doe je dat ook weer, als je van nul moet beginnen?
Ik nam me voor om elke les bewust naast andere mensen te gaan zitten. Kwestie van mij niet aan de eerste de beste vast te klampen. Ik ben best wel een sociaal persoon, maar ik heb onderschat hoe energieslurpend socializen is. Constant de meest opgewekte versie van mezelf zijn.
Rond mij zie ik groepjes gevormd worden en mensen buiten school afspreken. Ik wil wel mee, maar ik kan er de energie niet voor opbrengen. Ik denk dat ik al uit-gesocialized ben, nog voor het echte feest begint.
Ik wil wel op café gaan, fuiven, chillen in Brussel, da’s het studentenleven, toch? Maar ik wil niet dat nieuwe mensen een uitgeputte Mauro leren kennen. Alleen de leuke energieke Mauro. Studeren én sociaal zijn eist een dubbele tol.
Als mensen me dus vragen hoe het studentenleven me bevalt, zeg ik: ‘Vermoeiend’. Doorgaans krijg ik dan een verwarde frons terug.
Neen, lieve mensen, voorlopig is studeren niet ‘de mooiste tijd van mijn leven’ – het spijt me. En ja, de wereld ligt aan mijn voeten. Maar da’s eng. Alsof je elk moment een misstap kan begaan en in de afgrond kan vallen.
Ik had het nooit gedacht, maar ik mis het middelbaar. Waar is 6D, mijn kleine, fijne klasje? Ik mis de veiligheid en warmte van tot een klasgroep behoren.
Je staat er pas achteraf bij stil hoe vanzelfsprekend naar school gaan is. Gewoon. 7 keer 50 minuten per dag, in plaats van drie uur statistiek in één ruk door. En tussendoor wat bijpraten aan de lockers.
Nu kies ik er bewust voor om te vertragen. En trek ik van die coole, bruisende campus in Brussel toch weer wat meer naar dit rustige, groene veld in Kessel-Lo.
Tot voor kort toerde Mauro Michielsen (18) door Vlaanderen met een theatervoorstelling en was hij voorzitter van de Scholierenkoepel. Intussen studeerde hij af, en ruilt hij het middelbaar in voor de campus van de Vrije Universiteit Brussel.
Overzicht
Lees alle berichten in deze categorie
Bron: De Standaard