In het liberalisme zijn we allemaal onafhankelijke individuen, schrijft Tinneke Beeckman. Maar samenhorigheid kan wel groeien. Een ‘wij-gevoel’ kan ontstaan zodra mensen als een groep worden geviseerd.
Tinneke Beeckman – De Standaard
Je hoeft geen reservist in het Belgische leger te worden om een geëngageerde burger te zijn, schreef Ignaas Devisch hier onlangs.
Daarmee reageerde hij op een column van econoom Peter De Keyzer in Trends.
Die had daarin gepleit voor meer gemeenschapszin, gedeelde normen en waarden. En voor offerbereidheid, waarvan legerdienst een voorbeeld is, zeker nu de oorlogsdreiging toeneemt.
Volgens Devisch onderschat De Keyzer dat collectieve identiteiten tot “gewelddadig nationalisme” hebben geleid.
“De 20ste eeuw staat vol van zulke ontsporingen.”
Devisch verkiest het liberale antwoord op die ontsporingen: individuele burgers kiezen zelf hun morele, religieuze en andere overtuigingen. De overkoepelende overheid blijft neutraal, ze regelt alleen de procedures die de individuele vrijheden garanderen.
Ik begrijp Devisch’ bekommernis: achter een mooie retoriek van nationale eenheid kan een andere realiteit schuilgaan, waarbij mensen worden uitgesloten.
Maar verdient de oproep van De Keyzer meteen argwaan?
Het staat niet vast dat elk pleidooi voor gemeenschapszin tot een ontmenselijkend regime leidt.
Nationalisme en totalitarisme zijn niet hetzelfde.
Vandaag worden zowel de democratie als de sociale zekerheid vooral op het niveau van de natiestaat georganiseerd.
Hitler noemde zijn partij inderdaad nationaal-socialistisch. Maar hij was in wezen een imperialist: hij wilde een Rijk stichten door omringende landen te onderwerpen.
Hetzelfde geldt voor Poetin: zijn imperialistische aanspraken leiden tot oorlog.
Dat een land een legerdienst invoert om zich tegen zulke aanspraken te beschermen, kan dus legitiem zijn.
Zo vrijwaarden de Britse gemeenschapszin en Churchills realisme – “blood, sweat and tears” – het Verenigd Koninkrijk van een Duitse inval.
De Belgische legerdienst na de Tweede Wereldoorlog viel samen met de Koude Oorlog: met de vrees voor de imperialistische politiek van de Sovjet-Unie.
Niet toevallig werd die legerdienst afgeschaft in de jaren 90, nadat de Sovjet-Unie uit elkaar was gevallen en het gevaar verdwenen leek.
Maar met de inval in Oekraïne is die situatie veranderd.
Devisch noteert daarbij dat niemand vandaag nog zou kunnen bepalen wat dé gemeenschap of dé cultuur betekent.
Wellicht zijn we allemaal liberaal geworden, en willen we ongehinderd, vrij en individueel bepalen wat het goede leven inhoudt. Er is weinig consensus, en dus ook geen ‘wij’.
Dat klopt, maar samenhorigheid kan wel groeien. Een ‘wij-gevoel’ kan ontstaan zodra mensen als een groep worden geviseerd.
“Wanneer je als Jood wordt aangevallen, moet je je als Jood verdedigen”, schreef Hannah Arendt tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Een conflict kan dus een ‘wij’ creëren, dat voordien niet bestond.
Dat gebeurt omdat designatie een rol speelt bij identiteitsvorming, zoals de Franse sociologe Nathalie Heinich het noemt: hoe de ander naar je kijkt, speelt een rol.
Die designatie beïnvloedt je autoperceptie – hoe je jezelf ziet. En dat heeft weer effect op je presentatie; op de manier waarop je je voorstelt in de buitenwereld.
Als de ander in jou een vijand ziet, omdat je bepaalde waarden verdedigt, bijvoorbeeld, dan worden die waarden vanzelf prominenter in je beleving.
Identiteiten evolueren. En je kunt dat proces wel gedeeltelijk, maar nooit helemaal zelf bepalen.
En dan rest nog de vraag of liberalisme niet evengoed een mooie retoriek kan opleveren, waar een minder fraaie realiteit achter kan schuilgaan.
In naam van de democratie, de vrijheid, de mensenrechten zijn ook dodelijke conflicten gevoerd. Veelal met rampzalige gevolgen, zoals de Amerikaanse inval in Irak in 2003, of de oorlog in Vietnam.
Telkens speelden niet alleen falende militaire strategieën van dwalende presidenten een rol. Het waren ook ideologische oorlogen.
Telkens duurde het een hele tijd voordat de Amerikaanse bevolking door de leugens en misleidingen prikte waarmee politici hun beleid hadden rechtvaardigd.
Anders gezegd, het liberalisme laat individuen vrij, het presenteert geen collectieve identiteit, het kiest geen ‘finale’ woordenschat, die beter zou zijn dan een andere.
Maar het liberalisme kan in bepaalde gevallen wel een vorm van superioriteitsdenken stimuleren: dat liberalisme de betere staatsvorm is, die overal ter wereld moet worden opgelegd.
Wat nu vandaag? Hoe reëel en prangend is de oorlogsdreiging werkelijk?
Dat is een lastig probleem.
Enerzijds moet je het nieuwe van het moment helder durven in te zien. Anderzijds mag je je niet laten opjutten.
En als de dreiging echt groot is, volgt de vraag hoe je openheid, gelijkheid en inclusiviteit kunt bewaken terwijl je aan een sterkere gemeenschapszin bouwt.
Een mens kan op veel manieren iets doen voor zijn gemeenschap.
- Door rustig zijn werk te doen – keep calm and carry on.
- Door zich te engageren in de sociale of medische sector.
- Of door zich aan te melden bij het leger.
Ook Socrates was een rondwandelende, filosoferende horzel wanneer hij kon, en een plichtsgetrouwe militair wanneer hij moest.
Tinneke Beeckman is filosofe en schrijfster.
Haar column verschijnt tweewekelijks op donderdag.
Lees ook
Klik hier of op de hyperlink hieronder en vind andere columns van
Bron: De Standaard