Tinneke Beeckman – In de haat gaan vijanden op elkaar lijken

Kaïn vermoordt Abel: typisch voorbeeld van mimetische begeerte. © Metropolitan Museum of Art, NY

Politieke tegenstanders vergroten de onderlinge verschillen uit. Net daardoor wordt het onderscheid tussen hen steeds kleiner, schrijft Tinneke Beeckman.

Tinneke Beeckman – De Standaard


“De nobelste daad van vergelding is niet te worden zoals je vijand”, schrijft Marcus Aurelius in zijn Persoonlijke notities. Handel dus niet zoals de ander die je verafschuwt.

Daarmee waarschuwt hij voor een gevaar: wie geobsedeerd is door zijn tegenstander, gaat vaak op hem lijken. Daarvan zijn in alledaagse ruzies voorbeelden te vinden.

In de politiek komt het ook voor. Sommige partijen profileren zich als de tegenpool van een andere. Daarmee vergroten ze de afstand. Alleen hernemen ze steeds vaker een gelijkaardige retoriek, strategie of aanpak.

Dat valt wellicht niet zo op voor wie de politieke strijd van binnenuit voert. Die is vooral bezig met de verschillen – en die zijn er ook, soms zelfs heel wezenlijke.

Maar wat me hier interesseert, is dat tegenstanders blind zijn voor de mate waarin ze spiegels worden voor elkaar.

Dat vijanden steeds intenser op elkaar gaan lijken, staat centraal in René Girards theorie van de mimetische – nabootsende – begeerte.

Voor Girard wordt conflict niet veroorzaakt door onderlinge verschillen, maar door gelijkenissen; doordat mensen (of groepen) hetzelfde verlangen.

Ze kunnen dezelfde geliefden begeren, maar ook macht, eer en bezit.

Zo ontstaat een strijd om hetzelfde te verwerven, die steeds intenser en mogelijk gewelddadiger wordt.

Wie begeert, denkt een uniek individu te zijn, met persoonlijke voorkeuren en wensen.

Girard noemt dat romantisch zelfbedrog.

Begeerte is wezenlijk mimetisch; als je verlangt, volg je een model; je bootst (het verlangen van) de ander na. Die heeft de macht, het aanzien of het succes dat je zelf wilt.

Maar zodra je hetzelfde verlangt als het model, wordt dat model een obstakel, een rivaal. Daarmee wordt de vijandschap aangewakkerd.

Voor Girard wordt de mimetische begeerte intenser naarmate mensen meer op elkaar gelijken.

Zo ontvlamt in de literatuur en de mythologie de strijd tussen broeders:

  • Kaïn en Abel,
  • Romulus en Remus,
  • Families in de stukken van Shakespeare.

Die rivaliteit is nog meer aanwezig sinds de moderniteit, want gelijkheid is een maatschappelijke verworvenheid geworden. Die gelijkheid vergemakkelijkt de vergelijkende blik.

Ieder kijkt naar de ander en denkt: waarom zou ik niet hebben wat die ander bezit? En ieder wordt een model voor de ander, ieder toont aan de ander wat begeerlijk is.

Een blik op sociale media verduidelijkt die dynamiek. Zo denkt ieder uniek te zijn én begeerlijk. In werkelijkheid leeft iedereen in naijver en strijd.

Als model en imitator in elkaars invloedssfeer leven, zoals twee broers of twee vrienden, heeft ­Girard het over “interne mediatie”.

Bij externe mediatie is de afstand tussen model en navolger veel groter. Het model kan in dat geval wel een inspiratie zijn, maar nooit een rivaal worden.

Een eenvoudig voorbeeld: een politicus kan een illuster model kiezen uit het verleden – een founding father of een ideologische sterkhouder.

Zo’n politicus wordt gedreven door historisch besef, of door een inhoudelijke overtuiging.

Op die imitatie kan hij zich publiekelijk beroepen, ze vormt een positieve spiegel.

Maar in een felle wedijver kan een politicus ook tegenstanders als model nemen. Hij laat zich mee­slepen door wat hij hen ziet nastreven en verwerven – populariteit, macht, noem maar op.

In dat geval bestaat er geen hiërarchisch onderscheid tussen het illustere voorbeeld en hemzelf, maar gelijkheid. Dan wordt het veel moeilijker om toe te geven dat de ander een model is.

Sterker nog, volgens Girard hebben de betrokkenen zelf niet in de gaten hoezeer ze elkaar navolgen.

In buitenlandse conflicten wordt die dynamiek nog duidelijker. Daar lijken strijdende partijen elkaars ­tegenpolen. Maar qua fanatisme, wreedheid of onbetrouwbaarheid lijken ze meer op elkaar dan ze willen toegeven.

Beide zijden vinden die gedachte ondraaglijk: ze definiëren zichzelf als het tegendeel van de ander, die het absolute kwaad incarneert.

Zijzelf, daarentegen, dienen de heilige zaak.

Natuurlijk zijn er belangrijke verschillen tussen de partijen – elke historische, politieke, ideologische of religieuze context is complex. Maar tegelijk zijn er overeenkomsten die de betrokken partijen nooit zouden kunnen herkennen. In de haat zijn ze op elkaar gaan gelijken.

Bij Girard loopt de mimetische begeerte dramatisch af. Geen van de rivaliserende partijen – om land, macht, bezit – heeft de helderheid om de oorsprong van de agressie deels in zichzelf te zien.

Elke partij ziet zichzelf als zuiver en handelend vanuit nobele doelen. Zo projecteert elke partij het geweld uitsluitend op de vijand. En leidt het conflict volgens Girard tot het aanwijzen van een zondebok. Die wordt als oorzaak van het conflict beschouwd.

Daarom is de nobelste vergelding om je niet aan de vijand te spiegelen, zoals Marcus Aurelius voorstelt.

Anders verlies je uiteindelijk jezelf, en de principes waarvoor je beweert te staan.


Kaïn vermoordt Abel: typisch voorbeeld van mimetische begeerte. © Metropolitan Museum of Art, NY
Kaïn vermoordt Abel: typisch voorbeeld van mimetische begeerte. © Metropolitan Museum of Art, NY

Lees ook

Klik hier of op de hyperlink hieronder en vind andere columns van

Tinneke Beeckman


Bron: De Standaard

Welkom op Facebook

Naar de website


Scroll naar boven