Busramp Sierre – Janne en Kamil uit ‘Niets gaat over’


Janne en Kamil kennen elkaar niet, en toch hebben hun paden elkaar ooit gekruist: ze zaten samen op de bus die tien jaar geleden in het Zwitserse Sierre een fatale zwenking maakte, recht tegen een tunnelwand. In die ene oogwenk werden hun klasjes – Janne liep school in Lommel-Kolonie, Kamil in Heverlee – op gruwelijke wijze uitgedund. Vandaag zijn ze prille twintigers, die hulde brengen aan hun klasgenoten in de Eén-docureeks Niets gaat over. ‘Ik durfde lang niet naar het kerkhof te gaan. Ik wilde de andere ouders niet onder de neus wrijven: kijk, ik ben hier nog.’

Hanne Van Tendeloo – De Morgen

23 februari 2022


Allebei studeren ze in Leuven: Janne volgt taal- en letterkunde, Kamil de richting 3D-animatie. De examens zijn net achter de rug en Janne vertrekt morgen op skireis.

‘We hebben een schuldgevoel omdat we de ramp hebben overleefd: waarom ik wel en de persoon naast me niet?’

Moedig dat je het skiën niet hebt gelaten.

Janne: “Die reactie krijg ik wel vaker: ‘Ben je niet bang?’ Maar bij het skiën is er nooit iets fout gelopen.”

Kamil: “Dat was net het leuke aan de hele reis.”

Janne: “Onvermijdelijk zal ik straks weer moeten denken aan onze sneeuwklassen van toen, maar die gedachten zijn niet per se somber. Dan denk ik bijvoorbeeld aan hoe meester Raymond gek deed.

“De mooie herinneringen. Dat was ook waarom ik besliste te getuigen in Niets gaat over.

“Ik moet eerlijk zeggen: ik stond er eerst niet voor te springen. ‘Moet dat nu allemaal weer op tv komen?’, vroeg ik me af.

“Ik dacht dat het weer zo’n uitzending zou worden die eindigt met: ‘…en toen reed de bus tegen de tunnelwand.’

“Maar de makers vertelden ons dat ze het vooral wilden hebben over de fijne herinneringen aan onze sneeuwklassen, in plaats van in te zoomen op de botsing. Dat gaf voor mij de doorslag.”

Jullie kennen elkaar niet.

Kamil: “We moeten elkaar wel gezien hebben op de bus: die vertrok in Lommel, pikte ons daarna op in Heverlee, en reed zo verder naar Zwitserland.

“We verbleven ook in hetzelfde hotel in Saint-Luc, maar alle activiteiten deden we met onze eigen klas.”

Jullie hebben wel veel lol gehad daar in Zwitserland.

Janne (knikt) Ontzettend veel. Ik was zó enthousiast toen we vertrokken, dat ik vergat afscheid te nemen van mama en papa. Ik zat al op de bus, toen ze me riepen: ‘Kom eens terug!’ (lacht) 

“Het was de eerste keer dat ik een week weg zou zijn van huis, maar ik was er helemaal klaar voor. Wat kon er fout gaan? Ik was omringd door al mijn vrienden en vriendinnen.

“Meester Raymond had ons al van bij het begin van het schooljaar warm gemaakt.

“Elke les stond in het teken van de reis: voor Frans leerden we hoe we in een Zwitserse winkel iets konden kopen, in de les wiskunde leerden we Zwitserse franken omrekenen naar euro’s, in de geschiedenisles vertelde hij ons over het ontstaan van de Zwitserse kantons, voor Nederlands moesten we een brief naar huis schrijven…

“Voor meester Raymond waren de sneeuwklassen het hoogtepunt van het jaar.”

Kamil: “Ik vond het best spannend: ik had nog nooit op skilatten gestaan. Maar vanaf dag één bleek het mee te vallen – ik ski nog altijd.

“Terwijl we in verschillende groepjes skiles kregen, maakte onze meester Frank van iedereen foto’s en filmpjes voor het thuisfront.”

Die beelden zagen we in de eerste aflevering: een bende uitgelaten zesdeklassers die de tijd van hun leven hebben.

Kamil: “Onze klassen die zaten te zingen in de refter, de casinoavond… Het was de eerste keer dat ik het allemaal terugzag. Ik wist zelfs niet dat die beelden bestonden.”

Janne: “De reeks opende met ons dansje van de laatste avond. Dat zijn opnames waar ik ontzettend lang naar had gezocht, maar niemand van ons had het gefilmd: wij stonden natuurlijk op de dansvloer.

Thomas, de producer, heeft me de beelden intussen bezorgd. Ik ben zo gelukkig dat ik ze eindelijk terug heb.”

Ook al zijn de meeste kinderen met wie je staat te dansen er vandaag niet meer?

Janne: “Als ik kijk, denk ik niet: van de 22 leerlingen zijn er 15 niet meer.

“Ik denk aan hoe leuk het was, aan hoe we die danspasjes hebben ingeoefend, aan hoe ik vooraf met vriendinnen ging shoppen voor een outfit en we uit de winkel werden gezet.

“12-jarigen geven vast geen geld uit, moeten ze gedacht hebben. (lacht) 

“Er hangt geen rouwkrans rond die gedachte. Ik snap dat de herinneringen anderen misschien pijn doen, maar ik denk liever: ik heb tenminste dat nog.”

Op je kot omring je je nog altijd met foto’s van je klasgenoten.

Janne: “Ik heb altijd iets met foto’s gehad. Voor mijn 12de verjaardag had ik van mijn ouders een computer gekregen. Vijf dagen later vertrokken we op sneeuwklassen.

“Het eerste wat ik deed toen ik terugkwam, was een powerpoint maken met alle foto’s. Die toonde ik aan iedereen die bij ons over de vloer kwam.

“Natuurlijk denk ik ook aan wat er is gebeurd op de terugweg, maar als ik mag kiezen waarover ik vertel, dan liever over de leuke dingen.”

Janne: ‘Nadat Joren, mijn vriendje, was overleden, heb ik lang gedacht: ik mag nooit meer iemand anders hebben. We waren al samen sinds de kleuterklas.’ Beeld Carmen De Vos
Janne: ‘Nadat Joren, mijn vriendje, was overleden, heb ik lang gedacht: ik mag nooit meer iemand anders hebben. We waren al samen sinds de kleuterklas.’
Beeld Carmen De Vos

OPTELSOM

Het is een opvallende afwezige in Niets gaat over: het wrak van de verhakkelde bus tegen de tunnelwand. Het beeld dat op ons netvlies staat gebrand, lieten de makers bewust achterwege.

Janne: “Dat deden ze niet op onze vraag. Ze hebben het zelf goed aangevoeld, denk ik.

“Lommel-Kolonie is een kleine gemeenschap en het ongeval leeft er nog altijd.

“Ik woon zelf in Lommel-centrum, op 10 minuten rijden van de Kolonie. Dat was na het ongeval een beetje mijn geluk: in de Kolonie kon je geen stap zetten of je kwam iemand tegen die een dierbare had verloren in Sierre.”

Dat voelde ongemakkelijk aan?

Janne: “Wie het wél had overleefd, wist niet goed hoe zich te gedragen. Je wilde die mensen niet kwetsen: ze hebben al zoveel meegemaakt. Dan wil je hen niet ook nog eens onder de neus wrijven: kijk, ik sta hier nog.

“Ik ben heel lang niet naar het kerkhof durven te gaan. Soms bleef ik rondjes draaien, tot er geen auto’s meer stonden en ik zeker was dat ik niemand tegen het lijf zou lopen.”

Het contact met de ouders van je overleden klasgenootjes heeft al die jaren op een laag pitje gestaan.

Janne: “Ik neem die ouders niks kwalijk. Ik snap dat sommigen niet de behoefte hadden ons te zien, omdat ze hun kind in ons zagen.

“Anderen wilden ons net wél zien en horen, maar omdat het allemaal onuitgesproken bleef, wisten we het niet van elkaar.

Niets gaat over heeft daar nu een kleine opening gecreëerd. Na de eerste aflevering kreeg ik berichten van enkele ouders: ‘Je hebt het goed gedaan.’

“Dat was fijn om te horen, want dat is wat ik wilde bereiken: mijn verhalen vertellen zodat de ouders zich een beter beeld konden vormen van de geweldige momenten op reis.

“Een paar ouders zijn zelfs naar me toe gekomen: ‘Ik durfde nooit iets aan jou te vragen, omdat ik bang was je te kwetsen. Maar jij dacht waarschijnlijk net hetzelfde.’

“Voortaan ga ik met een geruster hart naar de begraafplaats.”

Kamil: “Voor mij was het de eerste keer dat ik met de media sprak.

“Dat had te maken met mijn ervaringen tijdens het herdenkingsmoment in Zwitserland, drie jaar na het ongeval. Dat voelde eerder als een persmoment dan een herdenking van onze klasgenoten en leraren.

“De journalisten en fotografen stonden vooraan, wij ergens op de achterste rijen, waar we de onthulling van het monument niet eens konden zien. In de verte gaf iemand een speech, maar wij hoorden alleen het geklik van fototoestellen.”

Janne: “Ik herinner me dat er toen veel pers was. De journalisten kwamen op ons afgestormd met hun microfoons.”

Die massale media-aandacht kwam vanaf dag één als een lawine over jullie heen gerold.

Janne: “In Zwitserland kropen de journalisten op het dak van het ziekenhuis. Alles om toch maar een foto te kunnen maken.”

Kamil: “Ons werd gezegd in het ziekenhuis: ‘Ga niet te dicht bij de ramen staan.’ Overal lagen fotografen op de loer, wachtend tot iemand van ons zich in hun blikveld zou begeven.”

Janne: “Ik heb er gelukkig niet veel van gemerkt: ik was nog versuft van het ongeval.”

Niemand is ongehavend uit de bus gekomen.

Kamil: “Dat is zo. Het laatste wat ik zag, was de playknop die werd ingeduwd – we zouden net een film bekijken. Het volgende moment werd ik wakker in een stilstaande bus. Ik wist totaal niet wat er was gebeurd.

“Ik heb me al vaak afgevraagd: hoe kan ik ongeschonden uit dat wrak zijn geraakt? Heel onwerkelijk. Ik ben nog zelf uit de bus kunnen klauteren.

“Mijn eerste gedachte was: ik moet zo snel mogelijk een auto tegenhouden, zodat iemand de hulpdiensten kan bellen.”

Janne: “Mijn gezicht was één grote wonde. Vandaag heb ik nog een litteken, maar het grootste deel zit verstopt onder mijn haar.

“Het stukje op mijn voorhoofd zit onder zoveel lagen schmink dat je er amper iets van merkt. Als ik huil, kun je wel nog de littekens onder mijn oog zien.

“Ik had ook mijn enkels gebroken en had een zware hersenschudding opgelopen. Daardoor kon ik niet naar de begrafenis. Later heb ik de beelden van de begrafenis nooit meer bekeken. Ik had er geen behoefte aan.”

Kamil, één van je klasgenoten beschrijft in Niets gaat over haar gedachten tijdens de begrafenis: ‘Het kon net zo goed mijn kist zijn die daar stond.’

Kamil: “Ik begrijp Elize wel: dat is het schuldgevoel waar we allemaal mee zitten. Waarom ik wel en de persoon naast me niet? Er was geen logica.”

Janne: “Ik heb het altijd heel willekeurig gevonden. Na het ongeval werd me gevraagd een plannetje te tekenen van waar iedereen zat op de bus: ik zat op de derde rij, met naast me mijn beste vriendin. Zij heeft het niet gehaald.

“De klasgenoot schuin achter mij heeft het ook overleefd, maar degene die naast hem zat niet. Het was allemaal zo random.”

De momenten in de serie die het meest naar de keel grijpen, zijn die waarin familieleden van slachtoffers vertellen hoelang ze in het ongewisse bleven over het lot van hun kind.

Kamil: “Die momenten zijn mijn ouders bespaard gebleven. Ik heb hen die nacht zelf nog kunnen verwittigen. Toen in de ochtend het nieuws verspreid raakte, wisten ze al dat ik oké was.”

Janne: “Mijn mama en papa wisten het pas ’s ochtends. Daar zijn ze nog steeds heel boos over. Mijn mama was zelf leerkracht op onze school, en een kind uit haar klas had haar gebeld: ‘Juf Gwenda, de bus is tegen een muur gereden.’

“Ze dacht eerst dat het een flauwe grap was, maar toen hoorde ze op de achtergrond iemand huilen, het zusje van dat kind zat ook in mijn klas.

“Toen pas hebben ze op Teletekst gelezen over de bus en de 28 doden.

“Pas rond halfzeven kregen mijn ouders het verlossende bericht. Ik lag toen al een halve nacht in het ziekenhuis.”

Alle ouders zijn op een vliegtuig naar Zwitserland gezet, maar de meesten wisten nog niet waar ze aan toe waren.

Janne: “Op die vlucht had mama een dubbel gevoel: ze zat daar als mama, maar ook als leerkracht van ’t Stekske – vandaag is ze er directrice.

“Ze probeerde andere ouders gerust te stellen, maar onvermijdelijk begonnen ze te tellen: 28 doden in totaal, zoveel kinderen uit Heverlee, zoveel kinderen uit Lommel…

“Dat zeggen ze thuis nog vaak: ‘Het ergste was toen ze gingen tellen.’ Zo’n optelsom wil niemand maken.

“De aflevering daarover heb ik nog niet gezien en ik weet ook niet of ik ze ga bekijken. Als we thuis over dat stukje praten, wordt het altijd heel emotioneel.

“Zelf heb ik die momenten niet meegemaakt, maar ik zie wat het met mijn ouders doet en dat raakt me.”

Jij lag toen nietsvermoedend in het ziekenhuis.

Janne: “Het besef is bij mij pas veel later gekomen. In het ziekenhuis zeiden ze: ‘The bus has crashed.’ 

“Ik dacht: die bus is gewoon tegen een paaltje gereden. Toen mama eindelijk bij me was, vroeg ik: ‘Waar is Joren?’

“Ik zag haar denken: wat moet ik nu zeggen? Uiteindelijk heeft ze geantwoord: ‘Die is er niet meer.’

“Daarna hebben ze me een slaapmiddel ingespoten en herinner ik me niets meer.

“Ik heb lang afgezonderd gelegen in het ziekenhuis. De dag dat ik naar huis mocht, keek ik in het voorbijrijden verbaasd naar De Soeverein – dat is de zaal waar de herdenkingsplechtigheid was gehouden.

‘Waarom hangen al die ballonnen en tekeningen daar?’

“Zelfs vandaag heb ik dat nog. Als ik aan mensen moet vertellen dat ik in die bus zat, dan is hun eerste reactie: ‘Ik was toen dat aan het doen.’

“Dat vind ik altijd zo gek. Als je zelf in zoiets groots zit, kun je de draagwijdte ervan niet vatten.”

‘Het wrak van de bus is niet te zien in de docureeks. De makers hebben dat goed aangevoeld. Ze wilden de leuke herinneringen tonen.’ Beeld © VRT
‘Het wrak van de bus is niet te zien in de docureeks. De makers hebben dat goed aangevoeld. Ze wilden de leuke herinneringen tonen.’ Beeld © VRT

TROOSTHOND

Janne: “Mijn revalidatie was een erg eenzame periode. Ik had geen broers of zussen, neven of nichten die op bezoek konden komen. Toen hebben mijn ouders me een hond gekocht.”

Peanuts, de troosthond.

Janne: “Dat had jeugdpsychiater Peter Adriaenssens hun aangeraden: ‘Koop haar een huisdier.’

“Nog lang na het ongeval konden bepaalde dingen me triggeren en dan hielp het om Peanuts bij me te hebben.

“Het geluid van brekend glas, bijvoorbeeld – ook al herinner ik me niks van het ongeval.

“Toen ik voor de herdenking voor het eerst weer in de tunnel stond en het plafond van de noodruimte herkende, heb ik een paniekaanval gekregen.”

Kamil: “Die ruimte herinner ik me ook nog. We werden er naartoe gebracht om te wachten op de ziekenwagens. Ik herinner me dat witte plafond nog heel levendig.”

Janne: “De eerste keer opnieuw door een tunnel rijden, dat was ook zwaar. We gingen nietsvermoedend shoppen in Roermond, maar toen bleek dat er een tunnel op onze route lag. We hebben de auto gedraaid en zijn teruggekeerd.

“We zijn wel elk jaar op vakantie naar Zwitserland blijven gaan. Daar zijn ook veel tunnels.

“De eerste jaren ben ik met een doek over mijn hoofd Zwitserland binnengereden. Telkens als we een tunnel naderden, zei mama: ‘Er komt er weer eentje aan.’ Dan keek ik onder een deken naar een film.”

Kamil: “Ik had van die kleine shockmomenten. Soms droomde ik van een klasgenoot en schrok ik wakker. Het waren wazige dromen, die niet per se met het ongeval te maken hadden.

“Er waren ook kleine dingen die me eraan deden denken. Legoblokjes, bijvoorbeeld: één van de overleden jongens uit mijn klas was altijd bezig met Lego.”

Janne, bij schoolreizen ging je niet mee op de bus, maar reed je in de auto erachteraan.

Janne: “Yoëlle en ik – zij was er na het ongeval veel erger aan toe dan ik – zijn samen naar de middelbare school gegaan. We wilden absoluut mee op die reizen, maar in het begin lukte de bus echt niet.

“Dan spraken we een beurtrol af: wie van onze ouders gaat deze keer rijden?

“Pas toen de schoolreis richting Berlijn ging, moesten we wel. Onze leerkrachten hebben het toen heel goed aangepakt: ze lieten ons eerst opstappen en een plaatsje kiezen.

Yoëlle en ik gingen altijd pal achter de tweede instapdeur zitten. Dat was ons plekje.”

Kamil: ‘Toen we in het ziekenhuis waren, zeiden ze ons: ‘Ga niet te dicht bij de ramen staan.’ Overal lagen fotografen op de loer.' Beeld Carmen De Vos
Kamil: ‘Toen we in het ziekenhuis waren, zeiden ze ons: ‘Ga niet te dicht bij de ramen staan.’ Overal lagen fotografen op de loer.’
Beeld Carmen De Vos

OPGEZETTE EEND

Ieder van jullie werd achteraf bijgestaan door psychologen.

Kamil: “Ik ben een keer of drie gegaan, maar ik had al snel door dat ik het beter in mijn eentje een plaats kon geven.”

In Niets gaat over vertel je dat je het probeert te verwerken door het te relativeren.

Kamil: “Ik besef ten volle de ernst van wat er is gebeurd. Maar als mensen te weten komen dat ik op die bus zat, doen ze plots heel omzichtig, alsof ik hen net een breekbaar ei in hun handen heb geduwd.

“Ze doen zo hard hun best om toch maar niks fouts te zeggen, maar dat maakt het voor mij alleen maar moeilijker.

“Nee, dan doe ik er liever luchtig over of probeer ik anderen op hun gemak te stellen met humor. Ik haal er zelf de angel uit.

“Dat doe ik ook met mijn beste vrienden. Maar ik heb ze nu toch gezegd dat ze maar beter naar de reeks kunnen kijken.

“Ik doe er misschien wel wat nonchalant over, maar ik heb van dichtbij de pijn meegemaakt.”

Janne: “‘Je moet ermee leren leven.’ Dat heb ik vaak te horen gekregen.

“Soms spraken mensen me op straat aan – in mijn rolstoel viel ik natuurlijk op: ‘Het is nu toch al een maand geleden, je moet het een plekje geven.’

“Zelfs één van de psychologen heeft me dat ooit gezegd: ‘Is het niet stilaan tijd dat je verdergaat?’

“Papa heeft die man toen aan de deur gezet.

“Ik wil het geen plek geven, ik wil het meenemen, als een rugzakje dat ik bij me draag. Komt er iemand op mijn pad met wie ik een vriendschap opbouw, dan trek ik dat rugzakje open en deel ik wat erin zit.”

Kamil: “Het is zoals Elize zegt in Niets gaat over: ‘Niemand begrijpt wat je hebt meegemaakt, behalve de mensen die ook op die bus zaten.’

“Een psycholoog mag nog zo hard gestudeerd hebben, voor hem blijft het abstract.”

Zie jij nog klasgenoten van toen?

Kamil: “In het begin wel, maar in de loop der jaren zijn we uit elkaar gegroeid. Dat gebeurde vanzelf. In de de middelbare school heb ik een frisse start gemaakt met nieuwe vrienden.”

Naar jullie oude klasjes zijn jullie nooit meer teruggekeerd?

Kamil: “Wel naar de school, niet naar de klas. Na het ongeval hadden ze voor ons een klasje op het gelijkvloers ingericht. Dat was makkelijk voor de leerlingen die met een rolstoel of met krukken naar school kwamen.

“Onze oude klas heb ik pas onlangs voor het eerst teruggezien. In mijn herinneringen leek het allemaal veel groter. Die gedachte overvalt me ook, als ik nu de beelden van toen zie: wat waren we nog klein.”

Janne: “Wij zijn wel nog teruggekeerd naar ons klasje. Dat hadden we zelf gevraagd: ‘Ik wil weer op mijn oude stoel zitten.’

“Kennelijk hadden we behoefte aan onze oude ankerpunten, zoals meester Raymonds Christmas Duckie.

“Dat was een opgezette eend met een kerstmuts, die in de klas hing.

“De banken van de leerlingen die er niet meer waren, hadden ze vóór onze terugkeer al weggehaald uit de klas. Het zag er helemaal anders uit, en toch was het leuk om er te zijn.

“Op het bord stonden alle namen geschreven. Zo voelde het alsof iedereen toch bij ons was.”

‘Het is geen optie meer om nog tikkertje te spelen op de speelplaats, als je iets van die grootteorde hebt meegemaakt’, zegt Elize.

Janne: “Wij zijn snel volwassen moeten worden. Dat gevoel hebben we allemaal. Doorsnee 12-jarigen gaan in de zomer met hun vriendjes spelen.

Yoëlle en ik hebben die hele eerste zomer Minecraft gespeeld op de iPads die we hadden gekregen, omdat we niet konden bewegen.

“Als ik van vriendinnen hoor dat ze naar een reünie van de lagere school moeten, denk ik: dat gaan wij nooit meemaken.”

Er is jullie een normale kindertijd afgenomen.

Janne: “Dat vind ik wel. Na het ongeval was er altijd wel iemand die ons aansprak. Zat ik wat te lezen in een boek, dan kwamen ze vragen: ‘Lukt het nog wel om je te concentreren?’ Nooit kon ik het even loslaten.”

Kamil: “Wij leven er nu al tien jaar mee, maar telkens als iemand nieuw het te weten komt, begint het weer van voren af aan: ‘Oei, nu moeten we voorzichtig met hem omgaan.’ Terwijl je gewoon normaal wil zijn en erbij wil horen zoals iedereen.”

Janne: “Ik vond de stap naar de middelbare school best heftig. Ik moest weer van nul beginnen en dat was heel eng.

“Ik wilde ook niet dat mensen met mij bevriend zouden worden omdat ze me zielig vonden.”

Na je 12de volgen nog veel ‘eerste keren’: de eerste verliefdheid, de eerste pint, je rijexamen…

Janne: “Het zwaarst kreeg ik het bij het afstuderen van de middelbare school. Mijn klasgenoten uit de lagere school zijn abrupt van me afgepakt. Nu moest ik opnieuw afscheid nemen, maar dan op een totaal andere manier. Dat zorgde even voor een kleine kortsluiting in mijn hoofd.

“Ik vraag me nog vaak af wat er van de anderen zou zijn geworden. We waren zo’n hecht klasje, ik kan me niet voorstellen dat we vandaag geen contact meer zouden hebben.

“Mijn beste vriendin en ik hadden afgesproken dat we samen Latijn zouden volgen op de middelbare school.

“Vandaag studeer ik Nederlands-Latijn aan de universiteit. Zouden we nog altijd samen hebben gezeten?”

Janne: ‘Dit stopt niet bij ons. We nemen dit ons hele leven mee.’ Kamil: ‘Of je het nu wilt of niet, het komt altijd terug.’ Beeld Carmen De Vos
Janne: ‘Dit stopt niet bij ons. We nemen dit ons hele leven mee.’ Kamil: ‘Of je het nu wilt of niet, het komt altijd terug.’ Beeld Carmen De Vos
Elize studeert geneeskunde. Zij wil straks patiënten helpen in eenzelfde operatiekwartier waar dokters haar tien jaar geleden hebben verzorgd.

Janne: “Mijn studiekeuze is niet in die mate gevormd door wat er is gebeurd, maar ze staat er ook niet helemaal los van.

“Na het ongeval ben ik veel beginnen te lezen. Ik kon niet anders: ik was niet bepaald mobiel. Het heeft mijn liefde voor taal zeker aangewakkerd.”

In de zesde klas was je samen met Joren.

Janne: “Nadat hij was overleden, heb ik lang gedacht: ik mag nooit meer iemand anders hebben. We waren al samen sinds de kleuterklas.

“Op het moment van het ongeval had ik net van Joren een ring met een hartje gekregen. Heel schattig.

“In het ziekenhuis was dat het eerste wat ik merkte: waar is mijn ring? Ik heb toen iedereen laten zoeken, maar ze hebben hem nooit gevonden.

“Zijn mama heeft me achteraf dezelfde ring cadeau gedaan. Ik heb hem vijf jaar lang gedragen, tot hij stukging.

“Het kersenpitkussen dat ik ooit van Joren kreeg, heb ik nog altijd op mijn schoot liggen tijdens het studeren. Het is mijn manier om hem te blijven koesteren.”

Heb je intussen een vriendje?

Janne: “Ja. Ik heb het vrij snel aan hem verteld. Hij heeft zijn mama verloren in een ongeval, dus hij begrijpt hoe het voelt.

“Ik praat nog vaak over Joren met hem. Vroeger dacht ik dat mensen me dan raar zouden vinden, maar hij begrijpt dat het ook gewoon een deel is van mijn leven.”

Houdt de vraag ‘waarom is dit gebeurd?’ jullie bezig?

Kamil: “Vroeger meer dan nu. Als ze destijds het antwoord niet hebben gevonden op die vraag, dan zal het nu zeker niet meer komen. Er zit niks anders op dan het te aanvaarden.”

Janne: “Ik wil het ergens wel weten, maar ik lig er niet wakker van. Nu ik zelf mijn rijbewijs heb, denk ik wel vaak: onze buschauffeur heeft waarschijnlijk iets gekregen, of heeft een serieuze stuurfout gemaakt.

“We hebben thuis de verslagen van het proces en het boek De busramp in Sierre, maar ik heb ze nog nooit bekeken. Ik denk dan: ik krijg mijn vrienden, meester Raymond en juf Veerle er niet mee terug.

“Eigenlijk mag het niet van mijn ouders, maar af en toe scroll ik toch door de reacties op Facebook.

“Als ik lees: ‘Het zal wel één van de kinderen geweest zijn die de chauffeur heeft afgeleid’, dan word ik zo boos.

“Dat is echt niet waar. Het is moeilijk zoiets niet persoonlijk te nemen.”

Willen jullie zelf kinderen?

Kamil: “Nee, maar dat heeft niks met het ongeval te maken.”

Janne: “Ik wel. Maar ik weet nu al: als ik hen ooit op sneeuwklassen moet sturen, zal ik het weer moeilijk krijgen.

Peter Adriaenssens zei het destijds al tegen mijn ouders: ‘Dit zal blijven doorleven bij hun kinderen, en bij de kinderen van hun kinderen.’

“Het stopt niet bij ons. We nemen dit ons hele leven mee.”

Kamil: “Je geeft het een plaats, maar dat betekent niet dat het afgesloten is. Of je het nu wilt of niet, het keert altijd terug.”

‘Niemand begrijpt wat je hebt meegemaakt, behalve de mensen die ook op die bus zaten.’
Beeld Carmen De Vos

Lees ook

Busramp Sierre – De dag dat de telefoon veel te vroeg rinkelde

Bron: De Morgen

Welkom op Facebook

Naar de website


Scroll naar boven