Het leven – Een gebruiksaanwijzing – Jan Postma


Hij wil iemand zijn die winnen niet belangrijk vindt, maar verdomd, wat wilde Jan Postma graag de Jan Hanlo Essayprijs winnen. Dat gebeurde. ‘Het heeft iets verslavends, ergens grip op krijgen doordat je er diep en lang over nadenkt.’

Jozefien Van Beek – De Standaard


‘Dat mannen redelijke wezens zijn, is een grote leugen’

Jan Postma


Jan Postma weet het ook allemaal niet.

In zijn essays cirkelt hij steevast rond de ondoorgrondelijkheid van ons bestaan, met daar middenin, zoals hij zelf schrijft, ‘de onoverbrugbare kloof tussen wat hij voelt – alles, zo lijkt het soms – en wat hij begrijpt: niets.’

Maar met zijn zoeken naar betekenis, vaak tegen beter weten in, sleepte hij wél de Jan Hanlo Essayprijs in de wacht. 

Is dit alles? werd bekroond als beste essaybundel van de afgelopen twee jaar. Het boek kreeg net een tweede druk.

Twee jaar werkte Postma aan Is dit alles?. Hij schrijft over kinderen krijgen, en de allesverzwelgende liefde en angst die het ouderschap met zich meebrengt, over een huis kopen, de klimaatcrisis, en nieuwe technologieën. En zoals altijd ook over fotografie.

‘Ik heb één keer in de jury van een grote literaire prijs gezeten en heb toen geleerd dat je nooit mag denken dat je het recht hebt op een long- of shortlist te staan. Er verschijnen gewoon te veel boeken. Maar als je genomineerd bent, wil je opeens wél winnen.

‘Mijn vorige boek Vroege werken was ook genomineerd, en ik wilde niet nog een keer genomineerd zijn en niet winnen. Ik vind het verschrikkelijk als mijn competitiviteit wakker gemaakt wordt. Ik kan niet meedoen aan een quiz, want ik haat wie ik dan word.

‘Ik wil net iemand zijn die winnen niet belangrijk vindt.’

U hééft gewonnen. Maakt dat het zwoegen op een volgend boek makkelijker?

‘Nee. Mijn ervaring is dat niets ooit makkelijker wordt. Wanneer ik aan het schrijven ben, lijkt het altijd even onmogelijk. Totdat het er opeens is. Dat is ook de enige manier om het goed te doen, iets ambiëren waarvan je niet zeker weet of je het kunt.

‘Met autoriteit gedachten en kennis delen, ik kan het wel heel erg bewonderen in anderen, maar het is niet iets waartoe ik zelf in staat ben. Ik kan alleen maar worstelen met ideeën en gevoelens en proberen om dat op een geloofwaardige, interessante manier op papier te krijgen.’

‘Worstelen, dat is hoe ik het leven ervaar, en dat bedoel ik niet op een zwaarmoedige manier. Ik ben me gewoon de hele tijd bewust van hoeveel er is dat ik niet begrijp en niet weet.’

U blijft wel de drive voelen om het uit te zoeken?

‘Het heeft iets verslavends om af en toe wél het gevoel te hebben dat je ergens grip op krijgt doordat je er heel diep en lang over nadenkt. Dus ja, ik denk dat mijn schrijven daar uiteindelijk op neerkomt.’

Volgens uw collega bij De Groene Amsterdammer, Joost de Vries, bent u een van de weinige essayisten van deze generatie die een zuivere essayistiek bedrijft omdat u niet schrijft om te wegen op het publieke debat.

‘Het essay kan heel veel zijn, maar de enige vorm die mij boeit is de literaire zoektocht.

‘Ik ben niet zo geïnteresseerd in de maatschappelijke ambities die sommige mensen in hun schrijven leggen.

‘Ik wil wel iets bijzonders maken en mensen aan het denken zetten, maar schrijven met een interveniërende ambitie, daar kan ik me niks bij voorstellen. Misschien omdat ik alle maatschappelijke ambitie een beetje ridicuul vind.’

© Daniel Niessen

Hoezo?

‘Je hoeft maar een klein beetje uit te zoomen om te zien hoe de verlangens die daarachter schuilgaan een tikkeltje belachelijk zijn. Er zijn schrijvers die zich net iets te graag presenteren als mensen die interessante dingen te zeggen hebben over deze tijd.

‘Als ze hun columns bundelen met een titel als Gedachten over deze tijd, dan is dat toch lachwekkend?’

In het juryverslag van de Jan Hanlo Essayprijs staat over uw bundel: ‘een boek over deze tijd’.

‘Dat was niet mijn ambitie. Ik lees zelf graag essays waarvan het niet heel erg uitmaakt of ze nu geschreven zijn of twintig jaar geleden. Ze kunnen best gaan over dingen die toen actueel waren, maar ze zitten niet vast in het moment waarin ze geschreven zijn.

‘Op zo’n manier wil ik ook over het hier en nu schrijven.

‘Als ik het heb over de huidige technologie wil ik er niet zo ver op inzoomen dat mensen zich over vijf jaar afvragen waarover het gaat omdat ze niet meer weten wat MSN Messenger of ICQ precies was. Ik wil erover schrijven op een manier die begrijpelijk en invoelbaar blijft.

‘Dus in die zin heb ik wél de ambitie om niet alleen over mijn eigen kleine wereld te schrijven, maar over de wereld waarin we met z’n allen leven.’

Met uw boeken wil u niet wegen op het debat, met X (het voormalige Twitter) is dat vermoedelijk wel het geval? In Nederland bent u bekend als scherpe twitteraar.

‘Wat er schuilgaat achter mijn gedrag op internet heeft niet zo veel te maken met een verheven idee van deelnemen aan het publieke debat. Het is banaler: ik moet dingen verwerken en mijn ego wordt gestreeld als mensen dat leuk vinden.

‘Ik beleef er gewoon plezier aan om me samen met anderen vrolijk te maken of op te winden over de actualiteit. Belangrijker dan dat zijn sociale media niet.’

Uw online venijn valt moeilijk te rijmen met de rustige, bedachtzame man die nu voor me zit.

‘Het is verleidelijk om mensen die zich op internet negatief uitlaten een boosheid toe te dichten die misschien niet strookt met hun karakter. Ik maak me wel eens ergens kwaad over op internet, maar ik ben geen boze man. Soms moet ik iets kwijt, maar het is niet dat ik dan de rest van de dag zit te blazen van woede.’

‘Ik geloof ook niet dat ik het risico loop in mijn tweets dingen te zeggen waar ik later spijt van krijg. Ik reageer er op de actualiteit, het is een vorm van hardop nadenken, maar dat kan alleen bij gratie van het feit dat ik al lang heb nagedacht over die thema’s.

‘Ik kan binnen een seconde voor mezelf helder hebben waarom ik een uitspraak van een minister compleet belachelijk vind omdat ik al tien jaar getuige ben van het beleid van zijn partij.’

Mild

Jan Postma’s debuut kreeg de humoristische titel Vroege werken. Op de cover is de auteur te zien als kind, een camera in de handen, gericht op zichzelf. Er stonden essays in als ‘Alledaags narcisme’ en ‘Wie is Jan Postma?’, en al waren die titels ironisch te lezen, toch verschuift in zijn tweede bundel zijn focus.

Op het voorplat is deze keer een foto van zijn dochter te zien, die net als hij een analoge camera in de handen houdt – deze foto nam de auteur zelf. Inmiddels is hij vader geworden en dat kleurt zijn wereldbeeld én zijn teksten.

Uw tweede boek was inhoudelijk coherenter dan uw debuut.

‘Dat was de tweede keer ook de ambitie, en de eerste keer niet. Er zijn veel essaybundels die een overkoepelend thema opgelegd krijgen en dat komt het boek niet altijd ten goede.

‘Uitgevers willen een thema zodat ze de bundel in een elevatorpitch kunnen samenvatten. Ik zei bij voorbaat: ik wil een essaybundel schrijven die expliciet géén overkoepelend thema heeft, maar die bijeengehouden wordt door stijl en stem. Ik denk niet dat ik daar bij een andere uitgeverij mee weg was gekomen dan bij een beginnende.’

‘Bij de tweede bundel wilde ik enkele thema’s aanraken. Ik had in mijn hoofd een thematische driehoek van technologie, ouderschap en fotografie. Alle stukken zouden idealiter raken aan minstens twee van die thema’s.’

Uw tweede boek werkte u af in het jaar waarin u in lockdown zat met een pasgeboren tweede kind. Waanzin.

‘Ik moest het doen om tegenover mezelf te bewijzen dat het mogelijk was, ondanks het feit dat alles erop wees dat op dat moment mijn leven even tot stilstand was gekomen. Dat is gelukt, maar het jaar erop was ik helemaal leeg. Ik kon wel blijven werken, maar niét nadenken over een nieuw boek. Ik moest eerst weer een beetje mens worden.’

‘Het kost me niet zo veel moeite om mild te zijn voor mezelf, niet te veel haast te hebben. Ik heb nu twee kleine kinderen, en daar moet ik mijn leven en werk ook op durven af te stemmen.

‘Als de omstandigheden dicteren dat je niet zo veel kunt doen, dan denk ik dat je je er beter op kunt concentreren om de dingen die je wel doet goed te doen.’

In het essay ‘Zijn en schermtijd. Over ons leven met slimme apparaten’ schrijft u over de aandachtseconomie en de strijd om onze aandacht. Met als meest hartverscheurende zin: ‘Kun je een grotere afgrond in jezelf tegenkomen dan naar je kind kijken en naar een scherm verlangen?’ In welke mate speelt uw leven zich online af?

‘Ik ben nogal vergroeid met mijn telefoon. Deels is dat prima, want ik lees er veel, haal er veel informatie en hou er contacten en vriendschappen aan over. Maar ik weet net zo goed als ieder ander dat je er compleet in kunt doorslaan en ik ben niet beter dan gemiddeld in staat om die balans te vinden.

‘Ik denk dat ik een ietwat problematische relatie met bepaalde technologie heb ontwikkeld, maar ik kan ook heel makkelijk zien hoe dat is gebeurd, en dat het iets is waar je ook weer vanaf kunt.’

‘Toen ik een tweede kind kreeg, nam ik heel optimistisch weer een papieren krant vijf dagen in de week.’

Haha.

‘Dat sloeg nergens op! Maar ik wilde iemand zijn die ’s morgens een half uurtje de papieren krant leest, zodat ik niet afhankelijk ben van die stroom op mijn telefoon. Dat is natuurlijk niét hoe dat vervolgens uitpakte. Want om half zeven sta je pap te maken. En dan komt er iemand anders uit bed en die wil een boterham, dus dan ga je brood smeren. En dan moeten ze nog tanden poetsen en naar school. En daarna moet je gaan werken.’

‘Er is gewoon minder tijd met jonge kinderen. Als ik in een speeltuin zit en mijn dochters zijn zich aan het vermaken maar ze komen wel iedere drie minuten even bij me aankloppen dan kan ik geen boek lezen, maar ik kan wel makkelijk door mijn telefoon scrollen.

‘Op zo’n moment moet je mild zijn voor jezelf en denken: je bent geen meesterwerk aan het lezen, maar via je telefoon kan je nog wel in contact staan met de rest van de wereld.

‘Het is hoe de buitenwereld in die heel korte momenten wel bij me naar binnen kon komen. Het had een functie, want ik wist op die manier wat er met de wereld gebeurde. En dat moét ook, want ik werk in de journalistiek.’

‘Maar het is wel belangrijk om alert te blijven. Op een bepaald moment kunnen je kinderen zich in de speeltuin namelijk een half uur vermaken, en dan kan je weer iets anders doen dan op je telefoon scrollen. Daar moet je dan bewust voor kiezen.’

Een tijdlang postte u geregeld kookfilmpjes op Instagram.

‘Toen we ons eerste kind kregen en het leven opeens één grote chaos werd, wilde ik heel bewust niet slechter gaan eten. Ik heb er veel tijd in gestopt om na te denken over hoe we iedere avond lekker en verrassend konden eten, ik wilde toen ook minder vlees gaan eten.’

‘Aan de andere kant is het ook gewoon een enorm cliché dat je als jonge vader ontdekt dat de enige manier om een half uur geen gezeik aan je hoofd te hebben is, zeggen: ik ga koken. (lacht) 

‘Het is niet iets waarvan ik me meteen bewust was, maar gaandeweg merkte ik dat ik het aan het einde van de dag allemaal niet meer zo goed aan kon, dus dat ik me graag terugtrok in de keuken.’

© Daniel Niessen

In ‘Een kleine apologie van de voortplanting’ heeft u het over het besef dat we nooit helemaal zullen weten wat we onze kinderen aandoen. Heeft u zelf lang getwijfeld?

‘Ik heb nooit gedacht dat ik geen kinderen wilde. En op het moment dat ik ze kreeg, besefte ik dat ik ze eigenlijk ook wel vijf jaar eerder had gewild.

‘Op voorhand denk je: mijn leven houdt op, ik moet van heel veel afscheid nemen – klopt allemaal, maar het is ook wat infantiel, al dat treuzelen omdat je geen afscheid kunt nemen van het idee dat je op vakantie zou kunnen gaan en op vrijdagmiddag bier zou kunnen drinken. Met de kennis van nu was ik daar makkelijker overheen gestapt.

‘Ik vind mijn kinderen zo leuk dat ik ze best wat eerder had willen leren kennen.’

Hoe is uw band met uw ouders?

‘Ik heb een heel goeie band met mijn ouders. Ik hou veel van ze. Ik zie ze niet zo vaak, maar ze zien mijn kinderen wel heel vaak. En ik ben ze dankbaar voor àlles. Onder andere voor het waardesysteem waarmee ik ben opgevoed.

‘Mijn ouders zijn bescheiden en toegewijde mensen die tegelijk niet heel zwaar in het leven staan. Het is niet voor niets dat ik die waarden ook in anderen erg waardeer.’

‘In de bundel Kleine deugden van Natalia Ginzburg waarvoor ik een inleiding schreef zit een essay waarin ze schrijft dat je ouders er altijd voor je moeten zijn op de achtergrond. En dat ze uiteindelijk niets meer moeten willen zijn dan een soort springplank. Ze moeten niet bezig zijn met het vormgeven van het leven van hun kind, maar moeten op alle mogelijke momenten een beetje rugwind geven.

‘Ik denk dat mijn ouders daar op een bewonderenswaardige manier in geslaagd zijn.’

Voor De Groene Amsterdammer stelde u een essaybundel over mannen samen: Jongens waren we. De problematische sekse in de literatuur.

‘Vroeg of laat moet je als man over mannelijkheid nadenken als je een helder en eerlijk beeld wil hebben van je eigen leven en van de wereld waarin je leeft. Maar dat betekent niet dat ik er interessante dingen over te zeggen heb.

‘Ik vermoed dat alles wat ik erover denk en zeg al beter is verwoord door vrouwelijke auteurs die ik niet heb gelezen.

‘Dus als ik tot de conclusie kom dat mannelijkheid in de kern draait om de leugen van onkwetsbaarheid, dan is er ongetwijfeld iemand die mij vertelt dat Judith Butler dat dertig jaar geleden heel scherp verwoord heeft in Gender trouble.

‘Daarom vind ik het een lastig onderwerp om met enige autoriteit over te praten. Het feit dat ik een man ben, betekent niet dat ik per se iets zinnigs heb te zeggen over mannelijkheid. Maar ik vind wel dat je als denkend mens verplicht bent om ermee bezig te zijn.’

‘Een van de grote leugens in het idee van mannelijkheid is dat mannen redelijke wezens zijn.

‘Wanneer mannen vader worden, krijgen ze voor het eerst toestemming om emotioneler te zijn. Ik denk ook dat ik zelf gevoelens interessanter ben gaan vinden. Ik ben het geloof van mensen in hun eigen ratio meer en meer gaan wantrouwen. Al heeft dat niet zozeer met het ouderschap te maken, het is een parallelle ontwikkeling.

‘Eigenlijk zijn alle mensen vaten vol tegenstrijdige verlangens, het zijn rare zakken met botten en hersenen die niet weten waarom ze doen wat ze doen.’

Bent u in de opvoeding van uw dochters bezig met mannelijkheid en vrouwelijkheid?

‘Ik denk dat je daar niet te krampachtig mee moet omgaan. Je mag de maatschappelijke verwachtingen die langs genderlijnen lopen niet het zicht op je eigen kind laten vertroebelen.

‘Natuurlijk had ik gehoopt dat mijn dochters vanaf hun tweede levensjaar spijkerbroeken zouden dragen en dat als iemand hun vroeg of ze geen jurkjes moeten dragen, ze op de grond zouden spuwen, en met een vernietigende blik zouden weglopen zonder een woord te zeggen. Maar dat is niet hoe het gaat natuurlijk.

‘Dus als ze dolgelukkig worden van een roze jurk, dan moeten ze die lekker aantrekken. Dan kan je alleen maar stilletjes hopen dat er ook een moment komt waarop ze boeken lezen en gaan denken: goh, toch wel problematisch, die roze jurk. En dat ze het je dan vergeven dat ze die mochten dragen.’

Zelf vroeg u als kind een Barbiepop aan Sinterklaas en kreeg die ook. Maar toen voelde u schaamte.

‘Ik ben altijd jaloers op mensen die heldere herinneringen in technicolor hebben van hun kindertijd en jeugd. Ik heb het gevoel dat ik een grote zeef ben waarin het hele verleden alweer verdwenen is. Maar de schaamte waardoor ik werd overmand, die staat me nog goed voor de geest.

‘Ik had een Barbie gevraagd, en ik weet nog dat ik het cadeau uitpakte en gewoon niet wist wat ik met mezelf aan moest. Ik had gekregen wat ik vroeg, maar had het gevoel dat ik een soort transgressie had begaan. Het was het eerste moment waarop ik me bewust was van mannelijkheid.’

‘Vervolgens kun je als jongen door het leven gaan zonder daar veel mee bezig te zijn. Als man heb je die luxe. Je bent één keer bij die grens gekomen, en vanaf dan weet je heel goed hoe je ervan moet wegblijven. Gewoon voetballen en bier drinken. (lacht)

Tot slot, wat heeft u tot nu toe geleerd over het leven?

‘Dat het leven lang oneindig lijkt en het moment waarop het besef indaalt dat het heel kort is veel eerder komt dan je denkt. Dat is wederom absoluut geen originele levensles.’

‘De hoop is gewoon dat je jezelf steeds wat beter leert kennen.

‘Toen ik begon met schrijven, wist ik nog niet wat voor schrijver ik wilde zijn. Ik dacht dat ik iemand zou zijn die dikke romans over maatschappelijke thema’s schrijft en zich in het publieke debat uitlaat over van alles en nog wat, die niet alleen schrijft, maar ook beantwoordt aan een bepaald beeld van de schrijver.

‘Maar nu hoop ik gewoon dat er mensen zijn die het bijzonder vinden wat ik schrijf en erdoor geraakt worden. Het maatschappelijk aanzien van de schrijver blijkt me niet werkelijk te interesseren. En ik vind het best leuk om me af en toe met dingen te bemoeien en mijn mening over iets te geven, maar dat kan ook in een privésetting.

‘Ik wil lezen en schrijven en eten maken voor mijn kinderen en mijn vriendin. Dat is genoeg.’

Is dit alles?
Vroege werken

Jan Postma © Daniel Niessen

Lees meer interviews

Het leven – Een gebruiksaanwijzing


Bron: De Standaard

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven