Hugo Camps – Zijn laatste column – Jammer dat het feest van de vermomming ophoudt


Hugo Camps schrijft vandaag zijn laatste column, maar zal af en toe nog opduiken in De Morgen.

De Morgen


Herkenning in een ander mens is de kern van humanisme. In de politiek hoor je daar weinig van, in de media nog minder. Het is moeilijk tastbaar en concreet te maken. Het narcisme van de kleine verschillen heeft de bovenhand.

Tenzij er een ramp als corona uitbreekt, dan worden de vragen verticaal en verinnerlijkt de horizon. Statistieken en dodenlijsten delen het primaat. Wetenschappers treden in de plaats van de politiek. Vrijheid verpulvert tot nikserige symboliek, het omgekeerde van humanisme.

We leven in een land van stilstaand water. Conform de theorie van Freud: het diepste verlangen van de mens is om te verdwijnen. De verdwijntruc is nationale sport, vooral bij het betalen van belastingen.

Verdwijnen, schrijft Nabokov, is de ultieme overgave: “Schakel mij uit.” Van Pascal weten we dat misère en verveling de mens onherroepelijk leiden naar divertissement, vermaak, verstrooiing. De lockdownfeestjes zijn dus à la limite deel van onze condition humaine, of toch van een existentiële way of life. Mag ik dat zeggen van de schoolmeester-virologen die liever met pek en zwavel zwaaien?

Het verlangen om te verdwijnen kende ik maar al te goed als columnist. Het comfort van een column is dat je erin kunt verdwijnen. Of als boek, of als gewichtheffer, of als jazzspeler. In een column word je ongestraft een ander. Jammer dat het feest van de vermomming ophoudt. Dit is mijn laatste, ik zal het weer met mezelf moeten doen. Geen prettig vooruitzicht.

Aan alles komt een einde. Altijd weer kondigt de sterfelijkheid zich aan in opgebroken verwachtingen. Het is de salamitactiek van de dood. Meestal kruip je de volgende dag verder naar nieuwe illusies, maar soms houdt het op. De nacht heeft bezit genomen van het licht.

Daarom niet geklaagd. Het was een voorrecht jarenlang chroniqueur te mogen zijn voor deze krant. Met vallen en opstaan, een enkele keer met blinde vooroordelen en intellectuele allergieën. Ik heb nooit in dienst van de waarheid gestaan, verder dan een vermoeden met een flinke scheut verwondering kwam ik niet.

Dat mag dan een comfortabele uitgangspositie heten, maar mijn inherente onzekerheid besliste daar anders over. Was het allemaal wel goed genoeg? Was het niet te kwetsend? Bleven mening en waarneming in balans? Ik wacht het oordeel niet af, want ik wil me nog een tijdje onder ogen kunnen komen. Maar tegen wie ik ooit bezeerd heb, zeg ik onverbloemd: sorry.

België is een ingewikkeld land, ook voor columnisten. Wie schrijft is algauw een doodgraver. Dat ben ik nooit geweest. Ik zocht het leven met zijn wispelturigheid, ontaarding en maskerades. Er mocht iets te dromen blijven. Liever porno dan obscurantisme, liever het festival van de goddeloosheid dan voorgekauwde patronen over goed en kwaad.

DEMAGOGEN EN POPULISTEN

In de politiek wordt alles persoonlijk. Daar zorgt de politiek zelf voor. Vaak par personne interposée: vrouw, kinderen, papegaai. Op zoek naar een tegenbeeld. Polarisatie betekent versimpeling, en daarom tiert de handel in lege dozen hier zo weelderig. De kleur van de regering maakt niet uit. Zwaarwichtige traktaten worden niet gelezen of weggezet als pastiches. Onze democratie heeft weinig intellectuele buffer. En is ook daarom overgeleverd aan demagogen en populisten.

Ik heb de politiek zien verhuizen van studeerkamers naar tv-studio’s. Het was een chirurgische ingreep die het vak grondig heeft veranderd. Van het zinvolle argument naar gecoiffeerde platitudes.

Ik liep met Karel Van Miert en Willy Brandt door Rome, op weg naar de Internationale. Karel dacht aan de fruitbomen in zijn mooie boomgaard. Willy stond in het brandpunt van alweer een vrouwenaffaire. Ze waren de meest geloofwaardige leiders van links. Ontmoediging liep met hen mee. Ze wisten dat links als utopie van de verbeelding het zou afleggen tegen leasebakken.

De coronacrisis voltooide het einde van de links-rechtstegenstelling die eerder al flink gedeukt was onder het regime van de regenten.

Soms nadert sluipende censuur. Zelfs immateriële levensvragen mogen van de regering niet meer gesteld worden. Het politieke essay staat achteraan in de krant. Ooit werd daar de voorpagina mee geopend. Politiek is rekenkunde geworden.

De samenleving was te ingewikkeld geworden om gevat te worden in een pauselijke encycliek of het charter van Quaregnon. Er kwamen andere kanalen van informatie en morele bewapening. Die werden slechts halfslachtig benut.

Ik ben trots op onze nationale journalistiek. Er zijn meer krompraters dan -schrijvers. Politiek en economie zijn in essentie een overgave aan de verleiding. Journalistiek is dat niet. De overgave is totaal.


Hugo Camps

Bron: De Morgen

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven