Met de maandag overleden Walter van den Broeck (82) verdwijnt een grand old man uit de Vlaamse literatuur, bij wie het engagement ingebakken zat als een Olense baksteen. Zijn arbeidersroots heeft hij in zijn proza- en toneelwerk nooit verraden, net als zijn Kempische geboortegrond. Niet zonder ze op een universeler niveau te tillen. Adieu aan ‘een stambewaarder’.
Dirk Leyman – De Morgen
“Schrijven is iets wat deel uitmaakt van mijn levensfuncties. Geen inspiratie hebben is iets wat ik niet begrijp. Je gaat toch gewoon zitten en je schrijft?”, zo oreerde Walter van den Broeck ooit in deze krant.
Schrijven was als eten, drinken én ademen voor de auteur van Brief aan Boudewijn (1980). Zonder zijn pen was hij zelfs “redelijk ongenietbaar.”
Schrijven heeft hij dan ook gedaan tot bijna de allerlaatste snik. Want in mei vorig jaar rondde hij zijn oeuvre af met De lastige liefde, over zijn in Mexico gevestigde broer Jules, meteen zijn dertigste boek.
Walter van den Broeck overleed maandag in Turnhout op 82-jarige leeftijd, nadat hij de laatste maanden in het sukkelstraatje belandde en het ene ziekenhuisbezoek aan het andere reeg.
Bewonderaar Jeroen Brouwers noemde hem in Vlaamse leeuwen (1994)
“Een “literaire Tijl Uilenspiegel”, die zijn geëngageerdheid vermengde met “de spotklank van zijn ironische, altijd tot gnuiven nodende schrijfstijl”, “een grappenmaker die tegelijkertijd bezig is met een eenmansguerrilla – met alle misverstanden van dien. (….)”
Niet toevallig publiceerde Van den Broeck in september 2022 zijn eigenste Uilenspiegel bewerking.
Sinds de afronding van zijn vierdelige, complexe autobiografische ‘koningscyclus’ Het beleg van Laken (1985-1992) en zijn beroemde toneelstuk Groenten uit Balen (1972) hoefde Van den Broeck nog maar weinig te bewijzen aan de literaire goegemeente.
“Samen met Vrijdag van Hugo Claus en Het gezin van Paemel van Cyriel Buysse is Groenten uit Balen de heilige drievuldigheid van het Vlaamse toneel”, denkt Tom Lanoye.
In Groenten uit Balen, dat duizenden keren werd opgevoerd en zalen grimmig deed schaterlachen, plaatste hij het leven van ‘de kleine man’ centraal in zijn strijd tijdens de staking bij de fabriek Vieille Montagne (het latere Union Minière).
Van den Broeck nam het resoluut op voor de stakende arbeider. Groenten uit Balen is in 2011 ook verfilmd met Stany Crets en Evelien Bosmans en kreeg een sequel: Tien jaar later (1982).
“Brief aan Boudewijn (1980) is voor mij dan weer zijn Verdriet van België”, stelt Lanoye, die Van den Broeck zonder verpinken als een soort literaire voorvader beschouwt.
Wat een origineel en slim uitgevoerd idee ook, om koning Boudewijn via een fictief bezoek rond te leiden door de Olense buurt waar het gezin van de schrijver woonde, ja, zelfs doorheen hun bescheiden huis en toiletruimte.
Zo werd Boudewijn, destijds symbool van het hoogste gezag, met de neus op de feiten gedrukt én op het wel en wee van zijn onderdanen, precies op het moment van het 150-jarig bestaan van België.
“Ik herinner me nog hoe zelfs Kurt Van Eeghem in het prachtige programma Kurt & co als koning Boudewijn met de Rolls Royce door Olen rondreed en het bezoek bij Walter alsnog plaatsvond. Als je dat teweegbrengt met een roman, dat is toch prachtig?”
Of Boudewijn het boek ooit las?
“Ik heb wel een bedankbriefje gekregen van zijn kabinetschef met de melding dat de koning ‘het zeker zal lezen’”, zei Van den Broeck daar ooit over.
“Jaren later sprak ik ex-premier Wilfried Martens en die zei ‘Wees maar zeker dat de koning het heeft gelezen’.”
Jeroen Brouwers vond het in 1980 al “een van de tien belangrijkste romans van anderhalf eeuw Vlaamse literatuur.”
De nieuwe Boon was opgestaan.
Van den Broeck werd dan ook uitgebreid bekroond, onder meer met de Staatsprijs voor Toneel (1982), de Henriette Roland Holst-prijs (1982) en de Staatsprijs voor Proza (1993).
Wees maar zeker dat het oeuvre van pakweg Tom Lanoye, Tom Naegels en Erik Vlaminck er lichtjes anders zou uitzien zonder de bevruchting door het geëngageerde maar immer speelse, en toch behoorlijk veelzijdige oeuvre van Van den Broeck.
“En denk ook aan Chris De Stoop”, zegt Lanoye.
“Hoewel hij non-fictie bedrijft, zit daar eveneens dat sociaal bewogene in – al klinkt dat woord zo vreselijk.”
Herman Brusselmans viel dan weer voor het nonsensicale en absurde in Van den Broecks vroege werk, schrijft hij in een hommage voor deze krant:
“In de jaren zeventig las ik Lang weekend, een roman zoals ik er toen nooit een eerder had gelezen, een vat vol ongebreidelde onzin, hilarische nonsens, en humor zonder grenzen, en ik dacht: als ik schrijver wil worden, moet ik het doen zoals Walter van den Broeck.”
ARBEIDERSCITÉ
Ook Dimitri Verhulst voelt zich schatplichtig aan Van den Broeck:
“Hij wist dat de taal van de straat, die de mensen bij de bakker spreken, een pracht van een instrument is om mooie literatuur mee te maken.
“Hij heeft ons bevrijd van de – als die er al was – angst om gewoon te schrijven zoals we spreken”, voegde hij daaraan toe op Radio 1.
Het valt op hoeveel krediet en reverences Van den Broeck altijd weer kreeg vanuit de jongere generaties.
Wat Macondo betekende voor Gabriel Garcia Marquez en Aalst voor Louis Paul Boon, dat was de arbeiderscité van Olen voor Walter van den Broeck, waar hij op 28 maart 1941 werd geboren.
Of zoals Joël De Ceulaer het op X formuleerde:
“Je kunt de jongen uit de cité halen, maar je kunt de cité nooit uit de jongen halen.”
De kempitude zat diepgeworteld in Van den Broecks complete oeuvre – net zoals bij Leo Pleysier of Koen Peeters – maar niet zonder een weidse blik op de wereld.
“Hij heeft nooit of te nimmer regionalistische kitsch geschreven”, benadrukt Lanoye.
“Maar hij reisde in feite liever in zijn hoofd dan zijn bureau te verlaten.”
Een groot reiziger was de schrijver niet, van Olen verhuisde hij ooit naar Balen en daarna naar Turnhout, 20 kilometer verder.
“Hoewel het Vlaamse patois in dat hele oeuvre schuilt, altijd weer had hij oog voor wat er in de wereld gebeurde, soms met een journalistieke blik”, bevestigt ook zijn laatste uitgever Rudy Vanschoonbeek.
Van den Broeck gruwde niettemin van het woord “heimatliteratuur” en “het idyllische beeld dat van de Kempen werd opgehangen: lemen hutten, purperen hei, brave, katholieke mensen. Daar klopt geen moer van.”
En noem hem aub ook geen volksschrijver: “Terwijl volksschrijvers het volk willen behagen, probeer ik het juist ergens op te wijzen.” (interview met Piet Piryns in Knack, 1993)
Een cyclus als Het beleg van Laken zat trouwens vol met allusies, verwijzingen en knipoogjes.
“Puzzelaars en schriftgeleerden hebben aan het werk van Walter van den Broeck een mooie kluif”, schreef Piet Piryns ooit.
En ook zichzelf voerde Van den Broeck geregeld als romanpersonage op.
Van den Broeck, de zoon van een Duitse moeder en een vader met een Vlaamse en Mexicaans-Filipijnse achtergrond, groeide op in de nabijheid van de koperfabriek in Olen, waar zijn vader werkte. Diens ongekuiste taal echoot door veel zijn boeken.
In 1961 studeerde hij af als regent Nederlands-geschiedenis in de Rijksnormaalschool in Lier, om in de jaren 60 aan de kar te trekken bij het eigenzinnige literaire tijdschrift Heibel, dat er een handje van weg had om literaire reputaties aan gruzelementen te slaan.
Van den Broeck debuteerde in 1967 met De troonopvolger (in eigen beheer), waarin familiale thema’s, net als de vader-zoon verhoudingen, al volop rondzongen.
Ze zullen dat blijven doen – lees maar het genealogisch opgevatte Aantekeningen van een stambewaarder (1977).
Van den Broeck werkte een tijdlang als leraar maar in 1974 vervoegde hij als hoofdredacteur de rangen van het informatie– en advertentieblad Turnhout-Ekspres, om pas in 1987 voor het fulltime schrijverschap te kiezen.
SCHOOLMEESTER
Humo– en De Morgen-journalist Danny Ilegems zette bij Turnhout-Ekspres zijn eerste reportage- en interviewstappen en leerde daar de minzame Van den Broeck van nabij kennen.
“Hij had de ambitie om er een lokale Humo van te maken, ondanks het feit dat hij weinig pagina’s had om redactioneel te vullen. Toch deed hij veel moeite om jong talent te stimuleren.
“Van den Broeck had iets schoolmeesterachtigs, maar dan een schoolmeester zonder oogkleppen en met een warme betrokkenheid. Op de vrijdagsessies in het café was hij tegelijk ernstig en speels. Die relativerende humor kwam altijd weer terug.
“Zo vertelde hij in Brief aan Boudewijn de koning flink de waarheid, vanuit de nederige positie van een Olens arbeidersgezin. En hij wist echt een literair monument te puren uit de dagelijksheid van het arbeidersbestaan.
“Overigens was zijn leeswereld wél heel groot en wendbaar, hij hanteerde echt het vogelperspectief.”
Van den Broeck was nooit te beroerd om een goed woordje voor je te doen als hij je mocht, stelde Ilegems vast.
“Zonder dat ik dat wist, had hij naar Karel Anthierens gebeld om me aan te bevelen bij Panorama/De Post. Of hij iemand zou kunnen gebruiken? Korte tijd later zat ik daar effectief.”
Meermaals zette Van den Broeck zijn papieren engagement ook om in praktische daden.
Toen in 1986 de Socialistische Partij de stekker uit de krant De Morgen trok, sprong Van den Broeck in de bres om een boud reddingsplan op te zetten.
Toen werd met de actie ‘1.000 voor 100.000′ in drie maanden tijd 57 miljoen frank (ca 3,1 miljoen euro) ingezameld bij de lezers.
“Ik herinner mij dat Van den Broeck dat als secretaris van de actie met heel veel liefde en inzet deed”, vertelt ex-hoofdredacteur Yves Desmet.
“Meer dan Hugo Claus, die vooral zijn naam leende.”
Toenmalig De Morgen-hoofdredacteur Paul Goossens herinnert zich:
“Hij heeft die actie ‘1.000 voor 100.000’ op zeker ogenblik bedacht en geformuleerd. Hij kon de redactie daar van overtuigen. We zijn toen samen naar de bank geweest. Walter was daar bijzonder betrokken bij, belde mij dagelijks en stak de handen uit de mouwen. Met het gekende resultaat.”
In de laatste decennia vertoonden de boeken van Van den Broeck pieken en dalen én verkaste hij nogal eens van uitgever, tot hij zelfs De Bezige Bij achter zich liet.
Maar af en toe zat het weer raak, met De veilingmeester (2007) bijvoorbeeld, een olijke roman over een bibliofiele klopjacht, die uiteindelijk toch weer uitmondde in “een bom onder de monarchie en het hele land”.
Van den Broeck zocht steeds weer nieuwe kanalen voor zijn blijvende fascinatie voor de Saksen-Coburgs.
Met Terug naar Walden (2009), een rocambolesk verhaal over de bankencrisis, verzilverde hij weer een Libris-nominatie.
In Het alfabet van de stilte (2013) ging Van den Broeck gretig spitten in de gure geheimen van het katholieke Vlaanderen, dat uiteraard bij voorkeur zijn onwelriekende potjes gedekt houdt. Maar het boek over kindermisbruik in de Kerk miste nuance en viel tussen twee stoelen.
BAKENS VERZETTEN
Wat zal – als het stof van de geschiedenis langzaam neerdaalt – het belang blijken te zijn van Van den Broecks oeuvre?
“Hij staat als auteur in een grote traditie van Vlaamse sociale romans, vanaf – jawel – Hendrik Conscience (met De loteling) via Cyriel Buysse, Gerard Walschap en Piet van Aken naar Louis Paul Boon.
“En voor mij loopt de lijn door naar mensen als Erik Vlaminck en Geertrui Daem”, poneert Lanoye.
Ook biograaf Jos Borré ziet zijn uitzonderlijk belang in dat sociale aspect:
“Hij is nooit opgehouden met op te komen voor het belang van de kleine man. Hij bleef trouw aan de mensen uit zijn omgeving waarin hij is opgegroeid.”
Borré publiceert in april het biografisch portret Thuiskomen en voerde vele gesprekken met Van den Broeck.
“Ik had nooit gedacht dat hij de publicatie ervan niet meer zou meemaken.”
Het knappe, zegt Borré, was dat Van den Broeck “zich altijd zeer goed bewust was van het medium waar hij mee werkte”:
“Hij dacht na over hoe je met literatuur bakens kon verzetten, hoe je toch in een aanlokkelijke vorm over sociale werkelijkheid en weerbaarheid kon praten.
“Kijk, als Van den Broeck koning Boudewijn opvoert in Brief aan Boudewijn wou hij een maximaal effect op de lezer, het moest toegankelijk zijn, die directe aanspreekbaarheid met ‘Sire’ was essentieel.
“Hij werkte nooit met slogans of ideologische traktaten. En hij wist steeds humor als glijmiddel te gebruiken.”
Toch was Van den Broeck nooit een bestsellerschrijver.
“Hij was zelf verbaasd dat Groenten uit Balen tot zo’n immens succes uitgroeide. Voor een theaterstuk was dat uitzonderlijk.”
Lees ook
Bron: De Morgen