Interview – Dirk De Wachter


Dirk De Wachter (61) straalt wanneer hij de deur voor ons openzwaait. De psychiater die ons ongelukkig leerde zijn, doet zonder enige twijfel zijn eigen leer eer aan. Hij kreeg deze zomer een onheilstijding – kanker – en onderging een zware operatie. Maar als wij hem complimenteren over zijn verschijning, grapt hij moeiteloos dat hij tien kilo is afgevallen en dat de cortisonen zijn gelaat een mooie vulling geven.


‘Nu ik deze grote tegenslag heb, kunnen mijn gezin en ik terugvallen op wat er allemaal goed is geweest’

U geeft wel echt niet de indruk dat u nog maar pas onder het mes bent geweest.

“Ik ga het je nu niet laten zien, maar ik ben opengesneden van onder tot boven. Ken je dat schilderij van Francis Bacon waarop achter een man een in tweeën gesneden rund hangt? Ik voelde me dat rund na die operatie van vijf uur.”

Net als bij Dirk Van Duppen indertijd kwam de diagnose totaal onverwacht. Het verbaast me altijd dat iemand die medisch geschoold is de signalen niet eerder registreert.

“Er waren helemaal geen signalen! Die kwamen heel plots. Ik was in Parijs, in het Centre Pompidou, voor een tentoonstelling over vergeten vrouwelijke kunstenaars – die was niet zo interessant, mag ik dat nog zeggen? (lacht) Nu goed, telkens wanneer ik in Parijs ben, ga ik ook kijken naar de vaste collectie. Dan zet ik me altijd een kwartier op een bankje voor de muur met de private verzameling van André Breton, de uitvinder van het surrealisme. Ik zat daar en opeens kreeg ik een ongelofelijke pijnscheut in mijn buik. Ik holde naar het toilet en daar voltrok zich een ramp.”

In Parijs, uw zo geliefde stad. U had er uw zestigste verjaardag willen vieren met vrienden in het legendarische restaurant La Coupole.

“Ja, maar corona stak daar een stokje voor. Je mag er nog steeds geen feest geven. Ik heb er indertijd met veel vrienden mijn veertigste verjaardag gevierd en had erg uitgekeken naar een even groot festijn als toen.”

U gaf dat feest toen na uw herseninfarct. U zegt altijd dat die beroerte nooit voor een keerpunt in uw leven heeft gezorgd.

“Klopt. En de huidige diagnose doet dat nu ook niet. Er zijn geen nieuwe inzichten. Ik kijk niet anders naar de maatschappij, noch naar mezelf. Echt niet. Een aantal dingen worden misschien scherper gesteld – je zit wel met de dood voor ogen, natuurlijk. Maar ik ben niet ineens, zoals Kristien Hemmerechts, gelovig geworden. Ik zit nog steeds op hetzelfde spoor.”

U maakte ‘gewonigheid’ hip en noemt uzelf ook een voorzichtig man. Heeft dat voorzichtige leven op geen enkele manier met dat infarct te maken gehad?

“Nee. Ik ben altijd voorzichtig geweest.”

Maar de vorige keer vertelde u dat u als een wilde over het voetbalveld rende toen u jong was.

“Ik liep als een gek achter de bal aan, maar raakte hem nooit. Ik was er wellicht bang voor. Echt, ik ben altijd een beetje een bange jongen geweest. Het is wel zo dat ik op een podium in een focus kan terechtkomen waardoor ik verbaal veel durf. Maar tijdens gewoon contact met mensen ben ik eerder stil en beheerst. Mijn job bestaat ook voornamelijk uit luisteren.”

Tijdens uw Pause-talk oreert u weer met verve. Mensen hebben massaal gekeken naar de eerste uitzending. Ze zijn zelfs bloemen gaan leggen onder de vuurtoren waar uw podium toen stond. Onwaarschijnlijk!

“Ja, dat vind ik ook. Ik had er eigenlijk geen tijd voor toen, ik ben er op een verlofdag heen en weer voor naar Zeeland gereden. Ik had helemaal geen tekst voorbereid en heb er gewoon een uur staan babbelen. De notities die ik in mijn broekzak had zitten voor als ik zou stilvallen, heb ik niet durven te pakken – dat zou geen zicht zijn geweest. Ik vertel er eigenlijk niets nieuws.”

null Beeld Diego Franssens
Beeld Diego Franssens

EEN GOEDE GENIETER

Uw vrouw zei van meet af aan: ‘Alles wat jij zegt – dat hedonistisch leven vruchteloos is, dat succes niet gelukkig maakt, dat pijn onderdeel is van het leven en dat het belangrijk is je met de ander te verbinden – wéét iedereen toch al.’ Maar kennelijk willen mensen het elke keer weer horen. Waarom toch?

“Omdat die doodgewone ideeën ondergesneeuwd zijn geraakt in een maatschappij die heel erg inzet op vrijheid, blijheid. Blijkbaar hebben mensen een grote nood aan iemand die die dingen vanuit een autoriteitspositie voor hen weer op een rijtje zet. Het stelt gerust dat De Professor aan de Universiteit zegt dat het oké is om gewoon te zijn, dat je niet constant moet feesten en niet het koste wat het kost één of andere top moet bereiken.

“Dat ik het zo belangrijk vond om toch tijd te maken voor die gasten van de Pause-talk, is omdat dat twintigers en vroege dertigers zijn: dj’s, blitse gasten, die ook hiphoptoestanden organiseren. Hun publiek is ook jong en blits. Ik vind het geweldig dat de nieuwe generatie massaal heeft gekeken. Dat zijn de mensen die de wereld van morgen moeten maken.

“Ik heb er zelf ook erg van genoten. Ze hadden het podium op het strand gezet. Terwijl ik daar stond te vertellen, ging de zon onder, en op het moment het helemaal donker werd, sprong de vuurtoren aan en begon-ie licht te geven dat kwam en ging. The crack where the light comes in, om Leonard Cohen nog maar eens te citeren.”

U kunt dat goed, hè, genieten?

“Ja. Ik ben blij dat me dat ook nu weer goed lukt. Ik krijg nu een speciale cocktail die de misselijkheid beheerst. Ik leef weer met veel gretigheid en goesting, lees tien boeken tegelijk, luister naar muziek, maak een wandelingetje.”

U hebt al vaak gezegd dat u veel chance heeft gehad in het leven. Maakt dat het niet extra moeilijk te verdragen dat het lot zich zo plotseling keert?

“Integendeel. Nu ik deze grote tegenslag heb – want dat is het echt wel – kunnen mijn vrouw, de kinderen en ik juist heel hard terugvallen op wat er allemaal goed is geweest, ook als het straks zou stoppen. Ik zeg dat rustig en schijnbaar stoïcijns, maar dat ben ik natuurlijk niet altijd.”

Dat is wat iedereen zich afvraagt: kan de man die zegt dat we allemaal een beetje ongelukkig moeten kunnen zijn dat zelf ook?

“Ik doe mijn best. De ene keer lukt dat al beter dan de andere. Dat ik zo goed omringd ben, scheelt alles. En dat kindje! Celeste, mijn kleinkind – je hebt haar gezien. Je kunt je niet beginnen voor te stellen wat ik voor haar voel. Dat is beyond everything.

“Ik heb ook veel goeie vrienden, blijkt nu, en ook kennissen, mensen die ik niet zo goed ken maar die me heel lieve mails sturen. Dat is ongelofelijk belangrijk. Je moet over dat onnozele BV-schap echt niet te cynisch doen, want het is toch heel vervullend dat mensen zeggen: ‘Ik heb een boek van u gelezen en heb daar veel aan gehad, en ik hoop nu dat u iets hebt aan wat ik schrijf.’”

Ik kan het toch nog steeds niet goed, als ik eerlijk ben, omgaan met vergankelijkheid. Ik las dat u het toch ook moeilijk hebt als u terugkeert naar Boom en ziet wat er geworden is van de plek waar u opgroeide.

“Ja, de straat waar mijn moeder haar parapluwinkel had, is bijna verlaten. Het is verschrikkelijk: lege winkels, graffiti, zwerfvuil… Maar ik hou ook wel van die tristesse. Ik hou er wel van melancholisch terug te kijken naar wat voorbij is en te denken: het is niet meer, maar het is mooi geweest. Ik hou van de pijn van het voorbije. Dat is een romantische aangelegenheid, natuurlijk, heel schubertiaans: alles geht vorbei, nur die Liebe nicht… Ik vind het mooi, dat beetje ongelukkig zijn. Ik wil er in ieder geval zeker niet van weglopen.”

In uw boek Goed leven zegt u dat de onkwetsbare mens de norm is geworden. U bent zelf ook meestal degene die zorg levert. Verdraagt u het om verzorgd te worden?

“Dat is een goeie vraag. Ik zou gedacht hebben dat ik daar moeite mee zou hebben, maar ik verdraag het beter dan verwacht. De verpleegster in het ziekenhuis, daar had ik veel deugd van. Gewassen worden, het is een beetje vreemd, maar het ging me goed af. Ik heb ook eens gevraagd of ze mijn haar niet konden wassen. Dat hebben ze gedaan. Ik vond het heerlijk! (zingt) ‘Twenty-seven angels from the Great Beyond’ (uit ‘Tower of Song’ van Leonard Cohen, red.).”

Kwetsbaar zijn kost u dus geen moeite?

“Ik wil mezelf ook niet afschilderen als een marsmannetje: ik zou niet graag sterven, maar ik ga de dood ook niet uit de weg. Ik spreek erover met mijn vrouw. Niet veel, alleen het nodige: dat de mogelijkheid er is en dat, mocht ik aftakelen, euthanasie misschien aangewezen is. En dat ik graag thuis zou sterven, omringd door vrouw en kinderen. Maar ik hoop vooral te leven. Ik leef heel graag, zo boulemisch als ik kan.”

Alleen blijven de omstandigheden dat volop leven danig in de weg te zitten. Niet meer drinken op café, de verwarming die thuis uit moet omdat je anders je energierekening niet meer kunt betalen… Dat steeds meer moeten remmen en oppassen, ik vind dat moeilijk.

“Ik ook. Iedereen, denk ik.”

Mijn tienerdochter worstelt ook. Alle jongeren kunnen voor 11 euro naar de psycholoog, pocht minister Frank Vandenbroucke (Vooruit), maar als je op zoekt gaat naar hulp, blijkt maar een handvol psychologen mee te werken aan dat plan. Er valt wellicht niet veel mee te verdienen.

“Je steekt de vinger zeer diep in de wonde. Ik probeer hoopvol te zijn. Dat Frank Vandenbroucke psychologen heeft ingeschakeld om de gevolgen van de lockdown op te vangen, is iets. Het is voor het eerst in de geschiedenis dat er in het regeerakkoord een passage over de geestelijke zorg staat. Ik hoop dat dat de deur openzet naar een meer laagdrempelige hulpverlening, maar we zijn er nog niet.

“Ik vind ook niet dat alle zorg van de wereld gepsychiatriseerd moet worden. Jongeren kunnen ook veel voor elkaar betekenen, de school kan problemen opvangen, het gezin ook. Ik snap dat dat voor een alleenstaande moeder niet simpel is. It takes a village to raise a child – iedereen zou een netwerk moeten hebben, maar juist die netwerken staan vanwege corona heel erg onder druk.”

Jongeren proberen op extreme manieren controle te zoeken, zei jeugdpsychiater Robert Vermeiren. Eetstoornissen nemen toe, paniekaanvallen, en ook fuck you-gedrag.

“Het belangrijkste blijft de verbinding met anderen. Als die verbinding er niet of nauwelijks is, zijn mensen op zichzelf aangewezen en beginnen ze copingstrategieën te ontwikkelen om zichzelf staande te houden. Ze gaan zich gecrispeerd gedragen en zoeken controle of ze geven zich helemaal over aan het controleverlies. Borderline times! (zoals een boek van De Wachter uit 2011 heet, red.) Mijn hypothese was tien jaar geleden al dat we leven in een tijd van splitsing en uitersten. Corona heeft die uitersten nog verder opgedreven.”

null Beeld Diego Franssens
Beeld Diego Franssens

SPEEDBOOT TINA

In verband met de coronamaatregelen hebt u al eens gezegd: ‘Uit angst voor de dood is er veel opgeofferd.’ U vond dat de GEMS de mentale gevolgen van corona niet genoeg in rekening had genomen.

“In het begin hebben ze dat te weinig gedaan, en het blijft een kwetsbaar punt, vind ik.”

Vindt u het jammer dat de politiek niet beter naar u luistert?

“Ik maak me geen illusies. Ik haal misschien duizenden kijkers met mijn praatje aan de voet van een vuurtoren, maar als het gaat om macht en belang, blijf ik natuurlijk versiering. Ik vind wel dat er naast virologen ook menswetenschappers in de GEMS zouden moeten zetelen, en ervaringsdeskundigen. Mensen zoals mijn vrouw, die in haar huisartsenpraktijk in Borgerhout patiënten ziet die in armoede leven op een klein appartementje, met één computer voor alle kinderen. Het is misschien al wat laat, maar zij zouden de politici eens moeten kunnen vertellen hoe het voor hén is. Dat zou een heel interessante dialoog op gang kunnen brengen die ook raakt aan het probleem van de antivaxbeweging.”

Nu u daarover begint: staat u ook zo te kijken van de groeiende hufterigheid en het niet-aflatende egoïsme door corona?

“Die beweging was toch al lang voor corona aan de gang! Donald Trump was verkozen vóór corona, Thierry Baudet was er al, en hier… Ik ga geen namen noemen. In Borderline Times heb ik het al over de opkomende hufterigheid, impulsief gedrag dat mede is ingegeven door Twitter, waar mensen reageren voordat ze hebben nagedacht. Zonder nuance, zonder bedachtzaamheid, niks van dat alles. Iedereen zou minstens een halve dag moeten nadenken voor hij of zij z’n mening ventileert.”

Niemand applaudisseert nog voor de zorg.

“Nee, en ik zie ook geen witte lakens meer hangen. Zulke opgeklopte emotionele fenomenen zijn plezant, maar gaan altijd voorbij. De Witte Mars was groots, maar de kracht van de beweging deemsterde daarna ook weg. Zo’n emotioneel momentum kan wel politiek iets in gang zetten. De Witte Mars hééft voor een aantal justitiële veranderingen gezorgd. Of de inzichten die corona genereerde tot blijvende verandering zullen leiden, daar vrees ik een beetje voor. Als de begroting wordt gestemd volgend jaar of het jaar nadien, als we corona vergeten zijn, zullen cultuur, onderwijs en de zorg, de belangrijkste pijlers van de maatschappij, weer stiefmoederlijk behandeld worden. Want, zo zal het argument weer zijn: ‘Er is geen geld en de economie moet draaien.’”

Hoe groot acht u de kans dat corona dieper op onze mentale gezondheid inhakt dan we denken?

“Ik lees veel over de mogelijke gevolgen van de pandemie. De hoeveelheid mensen met angsten, depressie en burn-out is significant gestegen. Volgens sommige studies zullen die cijfers na corona weer dalen, andere zeggen: nee, kwetsbare mensen zullen blijvend last hebben van de gevolgen. We zullen zien. Zo’n mondiale catastrofe hebben we nog nooit eerder meegemaakt. Wetenschappelijk gezien is het een ongelofelijk interessant sociologisch experiment.

“Ik ben bang dat veel onderhuidse problemen van blijvende aard zullen zijn – chronische vermoeidheid, burn-outs, niet goed weten wat met het leven aan te vangen… Daar zullen we attent voor moeten zijn, en niet alleen ik tijdens consultaties. Ook de maatschappij zal dringend rekening moeten houden met de eindige rekbaarheid van het menselijke kunnen.

Ik heb onze maatschappij al eens vergeleken met de speedboot TINA: There Is No Alternative (de slogan waarmee de Britse oud-premier Margaret Thatcher zwoer bij de markteconomie, red.). Die speedboot moet steeds sneller varen. Vooraan staan de blitse boys, heerlijk met de haren in de wind. Ze ontkurken champagne. Achteraan vallen mensen uit de boot. Niemand ziet het. Het zijn mensen met psychische kwalen: een depressie, een burn-out, vermoeidheid.

Achter de speedboot vaart een reddingssloep met therapeuten in. Wij vissen de mensen uit het water, geven hun warme kleren en lekker eten. Maar die mensen moeten weer in de speedboot raken en dát is vreselijk moeilijk. Ik weet niet hoelang dit systeem van consumentisme en hyperkapitalisme nog houdbaar is. Hoeveel burn-outs moeten er nog bij komen voor het systeem implodeert? Dat vraag ik me af.”

Er zijn ondertussen veel mensen die erkennen dat het anders moet. Steeds meer bedrijven willen af van het grenzeloos groeien en concurreren, managers willen meer menselijkheid.

“Ja ja, maar al die goeie bedoelingen zijn toch vaak maar versiering. Zo’n hr-manager loopt wel vriendelijk te zijn voor iedereen, maar als de cijfers worden voorgesteld en de bezuinigingen worden doorgedrukt, vliegen de mensen even hard buiten als vroeger.

“Mijn speedbootmetafoor is honderdduizend keer gedeeld, maar wat moeten we doen? Hoe moet het anders? Ik ben geen econoom of politicus. Ik weet het niet. Het enige wat ik kan doen, is aangeven wat ik bij mij op consultatie zie. De mensen die uitvallen, worden almaar jonger. Nu zijn het al dertigers. Dat heeft niet te maken met hun persoonlijke hersenweefsel. Je lost dat niet op met alleen maar pilletjes. We zullen echt breder moeten kijken. Ik ben een systeemtherapeut. Ik zal iedereen die met een probleem bij mij komt altijd met hart en ziel helpen, maar ik vind toch altijd dat het ook met de wereld te maken heeft. Nu, Paul Verhaeghe is van de psychoanalytische school en zegt ook al jaren dat de maatschappelijke structuren niet deugen.”

De dertigers zitten misschien al op de speedboot, maar ik verwacht toch veel van de nieuwe generatie.

“Ik zie ook wel hoopvolle tekenen bij jonge mensen. Die grote klimaatbetoging vind ik heel sympathiek. Dat oudere mannen daar cynisch over doen of Greta Thunbergs engagement psychiatriseren, vind ik erg lastig. Ze moeten in de klas blijven zitten, zeggen ze. Onzin.

Zoals mijn goede collega Peter Adriaenssens zei: ze leren meer van deftig te betogen en zich te informeren dan van een les geschiedenis. Die les is natuurlijk ook nodig. Het is én-én. Het is verdrietig dat het cynisme het weer van ons solidariteitsgevoel aan het winnen is. Cynisme is het einde van het engagement, het einde van de verbinding ook. Ik probeer met hart en ziel anticynisch te zijn.”

‘De kunst van het leven’, zo zegt u, ‘is niet te willen vasthouden aan zekerheden.’ Er is er wel veel onzekerheid: over de coronavarianten en de toereikendheid van het vaccin, maar bijvoorbeeld ook om de vele camera’s in het straatbeeld. Mensen hebben het daar moeilijk mee.

“Omgaan met zoveel onzekerheid ís moeilijk. Mensen kunnen dat niet goed. Daarom zie je de roep om sterke leiders over de hele wereld zo oprukken. En politieke partijen spelen daar handig op in door mensen de illusie te geven: wij zullen alles voor u oplossen. Dat is bangelijk. Op consultatie vragen steeds meer mensen me: ‘Dokter, wat moet ik doen?’ Ik moet dan hard werken om op geen enkel moment in die val te trappen en te zeggen: ‘Als je nu eens…’

“Ik moet luisteren en in de dialoog deuren openen in hun hoofd. In het beste geval zal iemand naar huis rijden en denken: wat die man zei, begrijp ik niet, maar ik ga nu dát doen. Hij of zij zal via zijn eigen geschiedenis manieren vinden om met het leven om te gaan. Ik hoop voor de maatschappij dat niet alleen ik en mensen van een hogere orde, zoals Yuval Noah Harari, problemen opwerpen, maar dat ook politici, economen en wetenschappers zullen gaan nadenken over andere mogelijkheden. Daar zijn we nog niet.”

DE VOGEL VAN COHEN

De onzekerheid waarmee u nu oog in oog staat, is ook niet mis.

“Ja, het lukt me ook niet altijd om die weg te denken. Daarom ben ik blij dat u me vandaag even afleidt.”

‘Maar’, vertelde u in De Tijd, ‘als het straks stopt, heb ik in ieder geval geleefd zoals Leonard Cohen het zo mooi paradoxaal beschreef: ‘Like a bird on a wire, I have tried in my way to be free.’

“Wat mijn academische carrière betreft, is dat zeker zo. Ik heb een ongewoon traject doorlopen, ben nooit de professor geweest die constant publiceerde in evidence based-tijdschriften, ik heb mijn aandacht helemaal verschoven naar het publieke discours.”

Dat was voor u een manier om te ontsnappen.

“Ja. Ik ben altijd een einzelgänger geweest. in het ziekenhuis was ik ook altijd een figuur apart. Niet rebels, anders. Eigenlijk was ik voorbestemd om psychoanalyticus te worden – de psychoanalyse en de gedragstherapie zetten in die tijd de toon. Dat ik voor de systeemtherapie koos, was niet evident. Die benadering was nieuw en dat trok me aan. Ook omdat ze me werd aangereikt door mijn leermeester, Luc Isebaert, die ik erg bewonderde. Hij heeft me gevormd.”

Wat bewonderde u zo aan hem?

“Zijn manier van leven. He was totally free. Hij had een tijdlang een kunstgalerie en een restaurant. Hij runde die naast zijn psychiatrische praktijk. Ook zijn sociale engagement raakte me zeer. Die is gelinkt aan de systeemtherapie en benadert mensen niet als individuen die hun eigen problemen maar moeten oplossen, maar als lid van een gemeenschap waarin iedereen via dialoog en uitwisseling zijn pad vindt. Luc heeft mij ook – en daar ben ik hem eeuwig dankbaar voor – naar Parijs gestuurd, hij heeft ervoor gezorgd dat ik daar aan de slag kon als assistent.”

Voor mij voelt het idee dat je vastzit in een systeem niet aan als vrij.

To be free in the system, dát is nu juist de kunst van het leven! Die kunst heeft niets te maken met het streven naar de heel naïeve vrijheid van de jaren 60 die vaak nog problematischer bleek te zijn dan de onvrijheid van de victoriaanse jaren 50. Er is toen behoorlijk wat misgelopen, ook op gezinsvlak. Ik heb nog een aantal kinderen uit gezinnen van toen behandeld vanwege rampzalige grenzeloosheid. De kunst is om vrij te zijn zoals Cohens vogel: die vliegt wel rond, maar hij kan niet eindeloos vliegen. Hij komt altijd weer op de draad zitten om uit te rusten. Een vogel kan niet anders.”

Vorige keer vertelde u me dat u als jongeman altijd het gevoel had weinig medestanders te hebben: ‘Ik voelde me zoals Henry uit de film Eraserhead, die met zijn rare kapsel helemaal alleen door het landschap loopt.’

“Zo was het. Ik was niet zo raar als Henry, maar ik was wel a lonesome cowboy. Ik bevond me altijd aan de rand. Meedraaien in een groep, daar ben ik niet goed in. Ik kán het wel. Ik heb voldoende copingstrategieën om met mensen te spreken. Als ik op een podium sta, lukt me dat zelfs heel goed. Maar niemand zal door mijn schelp kunnen breken. Alleen mijn vrouw kan dat. Anderen helpen met hun gevoelens kan ik goed, maar over mijn eigen emoties praten valt me moeilijk.”

Dus de banden met anderen, waarover u zo vaak zegt dat ze van wezenlijk belang zijn, gaat u zelf niet zo makkelijk aan?

“Ik ben daar niet vanzelfsprekend goed in. Vandaar dat ik nu zoveel deugd heb dat die verbinding van buitenaf komt – al die mails en lieve berichten.”

U zei net dat uw kinderen voor u nu ook zo belangrijk zijn. Is het waar dat u in oorsprong niet per se kinderen wilde?

“Dat klopt. Kinderen waren voor mij geen absolute noodzaak. Voor mijn vrouw wel. Heel expliciet zelfs. Gelukkig maar. Mijn kinderen zijn mij nu onwaarschijnlijk dierbaar. Ze zijn over de hele wereld geweest: mijn zoon heeft in Vietnam gewoond, mijn dochter in New York, Kopenhagen én Parijs! Maar nu zijn ze terug en wonen ze om de hoek. Mijn dochter komt ’s middags vaak een boterhammetje met mij eten. Ik geniet daar ongelofelijk van.”

Had u aanleg voor het vaderschap?

“Niet overmatig. Ik ben niet de grote kindervriend die zich goed kan amuseren en spelletjes speelt. Ik doe dat wel, zeker met mijn wondermooie kleinkind, maar het zit niet in mijn wezen. Ik was toch vooral de man die zat te schrijven in de huiskamer.”

Het moet zalig zijn om een vader te hebben die je goed kan helpen met vragen over het leven.

“Ik denk toch dat mijn vrouw ook dat vooral op zich nam. Zij vond het wel heel belangrijk dat ze alles wat ze deed altijd bij mij kon aftoetsen, en dat ik achter haar stond en erbij was, maar ik stond wel op het tweede plan.

“Ik zei al: het gewone contact is niet mijn sterkste kant. Al heb ik ook wel goede vrienden, en ik heb mijn broer. Als het er echt op aankomt, is mijn broer er altijd, zoals nu met mijn ziekte, maar ook bij het overlijden van onze vader, een heel moeilijke periode.”

Uw vader was na de dood van zijn vrouw ontroostbaar.

“Hij las elke dag in zijn dagboeken over wat ze samen hadden gedaan, twee jaar ervoor, vijf jaar ervoor, tien jaar ervoor… Mijn broer ging elke dag bij hem eten. Hij is een ongelofelijk zorgende mens. Ik denk dat dat mij toen aan het denken heeft gezet over de betekenis van zorg en verbinding. Zelf voelde ik me tekortschieten. Ik was psychiater, maar ik kon mijn vader niet helen. Hij was ongelukkig, voelde zich geamputeerd zonder zijn vrouw. Ik voelde me machteloos. Dat heeft zwaar gewogen.”

Uw zoon Oskar is ook psychiater.

“Ja. (lacht) Hij heeft zijn opleiding drie maanden geleden voltooid en is net begonnen als psychiater in het Stuivenbergziekenhuis, waar ik 35 jaar geleden nog assistent ben geweest.”

Is hij van dezelfde school als u?

“Nee Hij is van de school van Freud, hij is psychoanalytisch therapeut.”

Echt?! De psychoanalyse wordt verguisd.

“Maar een nieuwe generatie is er weer erg mee bezig – Zeno Van Duppen, de neef van Dirk Van Duppen ook. Ze voelen de nood aan een emotioneler en individueler model. Daarmee keren ze zich nog radicaler af van de meetbare, verbreinde psychiatrie dan ik. Ik vind dat fantastisch. Hij zoekt zijn eigen weg.”

Goed Leven
Beeld Diego Franssens

Bron: De Morgen

Naar boven

Naar de website


Scroll naar boven