Paul Goossens – Bankieren op een vulkaan


‘Maar hoe komt het toch dat niemand deze ramp zag aan­komen?’ Met dat vraagje bracht de Britse koningin ­Elisabeth enkele weken na de crash van Lehman ­Brothers, in september 2008, de London School of Economics in verlegenheid.

Nadat enkele knappe koppen hadden uitgelegd waarom het financiële systeem op de rand van de implosie ­balanceerde, gooide de ­koningin haar bedenking in de zaal. Goed voor veel geschuifel en een lange stilte.

Is de niet zo onschuldige vraag van de Queen vandaag weer actueel, nu het opnieuw rommelt in bankenland?

In de hoogste ­financiële regionen klinkt het dat een heruitgave van de crisis van 2008 niet aan de orde is, wegens veel striktere spelregels. Omdat bankiers veel verleden hebben, voedt zoveel stelligheid vooral argwaan en twijfel.

Terecht, want te veel feiten botsen met die geruststellende preekjes. ­

Enkele Amerikaanse banken ­gingen kopje-onder en de Zwitserse systeembank Credit Suisse moest met veel kunst- en vliegwerk en nog meer overheidsgaranties gered worden.

Ondanks sussende ­verklaringen van zowat alle Europese financiële orakels ging de storm niet liggen. Na ­enkele dagen windstilte kregen de aandelen van enkele Europese grootbanken vorige vrijdag een dreun.

Alle Euro­pese bankaandelen kwamen onder druk en vooral de ­uppercut die Deutsche Bank (-8,5 procent) incasseerde, deed overal alarmen afgaan. Zelfs de Duitse kanselier Olaf Scholz moest voor de camera’s een promopraatje voor Deutsche Bank houden.

Scholz was niet de enige die de klanten van de banken inlepelde dat er geen reden was tot paniek. Overal verklaarden regeringsleiders en centrale bankiers dat er geen sprake was van een nieuw ‘Lehman-moment’ en dat het geld van de spaarder geen risico liep.

De banken, zo klonk het, zijn nu robuuster dan in 2008. Gelogen is het niet, maar het is ook niet de volledige waarheid.

Pas als je het brokkenparcours van de financiële industrie in kaart brengt, begrijp je dat er reden is tot argwaan.

Tussen 1980 en 2010, zo signaleerden Carmen Reinhardt en Kenneth Rogoff in hun boek This time is different, waren er niet minder dan 153 bankcrisissen, tussen 1945 en 1970 waren het er twee.

Wat was er veranderd? De financiële industrie was erin geslaagd om de reële eco­nomie te overwoekeren en met steeds gesofisticeerdere en riskantere producten haar omzet, winst en territorium te vergroten.

Het resultaat: een ­gigantische krediet- en schuld­bubbel en structurele instabiliteit.

We weten nu zeker dat de spelregels die na 2008 werden vastgelegd, aan een ingrijpende update toe zijn. Niet alleen zijn de buffers die de banken moesten aanleggen, onvoldoende hoog gebleken, te veel financiële ­instellingen ontsnappen eraan.

Tijdens de Basel III-onderhandelingen, waar de nieuwe spel­regels werden vastgelegd, ging de financiële lobby hard op de rem staan. 

Tom Dechaene, verantwoordelijk voor bankentoezicht bij de Nationale Bank, formuleerde het in deze krant scherp (DS 25 maart):

‘Zodra er nieuwe regels komen om banken veiliger te maken, lobbyen bankiers om ze niet te moeten toe­passen.’

In 2018 werd de klok in de VS zelfs terug­gedraaid. Voor middelgrote banken werden de liquiditeits­vereisten ­afgezwakt en de jaar­lijkse stresstest ­afgevoerd.

Na het failliet van Silicon Valley Bank is het de evidentie zelf dat de twijfel over de soliditeit van veel kleinere Amerikaanse banken groeit.

Ook de Amerikaanse centrale bank is er niet gerust op en gooide hen ­alvast een reddingsboei toe. Middels de ‘Bank Term Funding Programme’ kunnen alle banken hun in waarde ­gezakte obligaties nu voor het volle pond ­belenen.

‘Ofwel gaat het hier om een onverdedigbare overreactie,’ aldus de ­financiële historicus Peter Conti-Brown in The Economist, ‘ofwel is er veel meer rot in de Amerikaanse banken dan de buitenstaander kan vermoeden.’

Dat vermoeden werd versterkt toen de Amerikaanse regulator bekendmaakte dat de Amerikaanse banken 620 miljard dollar latente verliezen op hun obligatieportefeuille hadden.

Voeg daar de verliezen op de lang­lopende leningen bij en de Amerikaanse banktegoeden krijgen een dreun van circa 2.000 miljard dollar. Zelfs voor Amerikaanse banken is dat onwaarschijnlijk veel geld: het is meer dan het eigen ­kapitaal van de hele branche.

Gaat het hier nog maar eens om roekeloos management? Ongetwijfeld.

In tegenstelling tot de meeste Euro­pese banken hebben veel Amerikaanse zich niet ingedekt tegen waardeverlies van hun portefeuille. Te duur.

Al even problematisch is dat uitgerekend het harde inflatiebeleid de banken in ademnood bracht. Het was de hoge rente, nodig om de prijzen te temmen, die de waarde van de obligaties onderuit haalde en de wankele funda­menten van de ­financiële moloch in beeld bracht.

Ook al verdween de bankencrisis deze week van de voorpagina’s en ­herademden de beurzen, de fundamenten waarop het bankgebouw rust, blijven even wankel als voorheen.

Ook de volgende maanden zal de hoge ­rente als een ondergrondse veenbrand de waarde van de banktegoeden ­verder uithollen en dreigen er gevaarlijke kortsluitingen.

Wat dan zal ­gebeuren, valt makkelijk te voor­spellen. Om de brand te blussen, het puin te ruimen en zo nodig de fijne bonussen te redden, zullen opnieuw miljarden overheidsgeld vrijgemaakt worden.

Zo’n aanpak heeft een naam: symptoombestrijding.


Getty Images

Lees ook

Vul hieronder de zoekopdracht Paul Goossens in en vind meer berichten in deze categorie.


Bron: De Standaard

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven