Portret – Ryuichi Sakamoto


De Japanse componist Ryuichi Sakamoto was veel meer dan die ene filmrol naast David Bowie. Hij had een grote invloed op de popmuziek en laat boeiende ideeën na over wat muziek kan doen. Hij overleed aan kanker.

Peter Vantyghem - De Standaard


Een langgerekte ode aan de verwondering


Ryuichi Sakamoto was een onthechte mens. Met zijn vroegere werk bij Yellow Magic Orchestra oefende hij een grote invloed uit op hiphop, techno én K-pop, maar dat zijn aandeel daarin vergeten werd, vond hij verfrissend normaal. Auteursrecht vond hij overbodig in het informatietijdperk en het boeide hem op geen enkele manier om in het verleden te blijven hangen.

Sakamoto, die het grootste deel van zijn leven in de New Yorkse wijk The West Village woonden en werkte, was altijd een moeilijk grijpbare figuur.

Als componist van enkele erg bekende soundtracks werd hij onderscheiden met een Grammy, een Oscar en een paar Bafta’s, maar evengoed schreef hij korte stukjes voor telefoonproducenten en modehuizen.

Hij speelde prachtig piano op zijn Steinway, maar noemde dat instrument ‘misbruik van de natuur’.

Hij zag geen verschil met atoomenergie: ‘Beide gebruiken materiaal uit de natuur, manipuleren het en houden iets onnatuurlijks over. Alle muziek is kunstmatig.’

Zo creëerde hij een unieke plaats voor zichzelf: de Japanse componist die als geen ander de westerse en oosterse manier van denken kon vergelijken, moeiteloos grenzen overschreed, maar wel ferm zijn eigen grenzen vastlegde.

Hij voelde zich verwant met inheemse culturen, had veel interesse in het boeddhisme en koesterde graag het levensmotto van de minimalisten, ‘less is more’.

Aparte combinatie

Sakamoto groeide op in Tokio, waar hij aan de Geidai, de belangrijkste kunstuniversiteit van het land, elektronische en etnische muziek studeerde: een aparte combinatie die hem altijd zou typeren.

Hij bestudeerde ook de klassieke westerse muziek en hield veel van Johann Sebastian Bach en vooral van Claude Debussy, in wiens werk hij veel oosterse invloeden hoorde, wat voor hem de cirkel rond maakte.

Een langgerekte ode aan de verwondering
Sakamoto (tweede van links) naast David Bowie in Merry Christmas, Mr. Lawrence, 1983. Foto: AP

Op zijn 23ste vormde hij met Haruomi Hosoni en Yukihiro Takahashi, muzikanten uit de alternatieve rockscene, het trio Yellow Magic Orchestra (YMO).

De Duitse band Kraftwerk was een evidente invloed, maar de drie zochten en vonden een eigen aanpak van elektromuziek door meer humor en speelsheid toe te voegen.

Even waren ze het Japanse antwoord op The Beatles, maar vooral oefenden hun elektropop en hun vernieuwende instrumentarium blijvend invloed uit in West en Oost op alle popmuziek na 1980: artpop, dance, J-pop, ambient en zeker hiphop.

Songs als ‘Technopolis’, ‘Firecracker’, ‘Rydeen’, ‘Behind the mask’ en ‘Riot in Lagos’, uit zijn eerste soloalbum B-2 unit, zijn klassiekers.

Sakamoto keek in 2018 met gemengde gevoelens terug op de periode in de documentaire Coda.

‘Ik zou die jonge man een mep hebben gegeven,’ zei hij, ‘omdat hij zoveel ego, zoveel verlangens in zich had. Hij wilde te veel van alles.’

Wel was hij blij dat hij jongere mensen had kunnen inspireren en dat muziek dus kon aanslaan over de generaties heen.

Avontuurlijke carrière

Als soloartiest werd hij breder bekend in de jaren 80, toen zijn pionierswerk met elektronica opgepikt werd door een nieuwe generatie Britse muzikanten.

Sakamoto speelde een rol in Nagisa Oshima’s Merry Christmas Mr. Lawrence, naast David Bowie, en schreef ook de muziek voor de film.

De song ‘Forbidden colours’ werd een culthit en het begin van een avontuurlijke carrière waarin Sakamoto soloalbums afwisselde met samenwerkingen met onder anderen David Byrne, Thomas Dolby, Iggy Pop en vooral David Sylvian, de zanger van de band Japan.

Maar hij was een te nieuwsgierige leerling om als leraar of ster naar voren te treden.

‘Ik ben een informatiedier, ik heb constant input nodig’, omschreef hij zichzelf. Die input kon bestaan uit eenvoudige dingen, zoals slechte muziek in een restaurant, waartegen hij dan van leer trok.

Maar vooral de politieke actualiteit hield hem bezig en ook al was hij ervan overtuigd dat muziek nooit een politieke lading mocht vertolken, toch speelde de voortgang van de wereld een grote rol in zijn teksten en zijn inspiratie.

Ook al was hij in de omgang vaak vrolijk, zijn wereldbeeld was somber. Al in de jaren 90 waarschuwde hij voor ecologische neergang: ‘veel van mijn fans verklaarden me toen gek’.

Hij was erg aangegrepen door de nucleaire ramp in Fukushima (2011), maar zag in die tsunami een zuivering door de natuur van wat de mens had aangericht.

‘Ik ben de mening toegedaan dat de homo sapiens moet verdwijnen. We zijn een kanker voor de planeet en voor andere levende wezens.’

Sakamoto gebruikte de metafoor niet luchthartig. Hij kreeg keelkanker in 2014 en opnieuw in 2020, die keer zonder kans op herstel. Hij overleed op 28 maart, het afscheid verliep in familiale kring.

Bekroonde soundtracks

Behalve om zijn pionierswerk in de elektropop zal Sakamoto worden herinnerd om enkele bekroonde soundtracks voor regisseurs als Brian De Palma, Pedro Almodóvar en vooral Bernardo Bertolucci (The last emperor, The sheltering sky).

In 2015 maakte hij een prachtige comeback met de muziek voor The revenant van Alejandro Iñárritu.

Filmbeelden waren een van zijn grote muzes en soms schreef hij een imaginaire soundtrack: zijn voorlaatste album Async (2017) gaat grotendeels over Solaris, een film van Andrei Tarkovsky.

Begin dit jaar bracht hij, bewust, zijn laatste album uit, 12.

De grote evolutie in zijn werk, dat ook veel pianocomposities bevat, is dat hij steeds trager ging spelen.

In 2000 scoorde hij een verrassende monsterhit in Japan met ‘Energy flow’, waarna hij een parttimecarrière als solopianist opbouwde. Dat kwam, legde hij uit, omdat hij minder noten en meer resonantie wilde horen.

‘Ik wil ruimte horen, geen stilte. Hoe een noot resoneert naar de volgende toe en harmonie ontstaat’.

Een langgerekte ode aan de verwondering
Een optreden van Yellow Magic Orchestra in 1980. Foto: Redferns

Een ambassadeur van de Japanse cultuur wilde hij absoluut niet zijn. Hij was liever een individuele kunstenaar die in New York woonde.

Toen ik hem in 2000 vroeg of hij daar blij mee was, zei hij dat hij zich gelukkig prees dat hij niet bij een grote firma beland was, zoals veel van zijn oude vrienden, en ‘een beetje radicaal’ was gebleven, ‘als een oude hippie’.

En een nog beter grafschrift leverde hij op Async, waarop zijn vriend David Sylvian halverwege een quote voorleest van Tarkovsky:

‘Ik draag mijn leven op aan de verwondering.’


Bekijk alle beschikbare portretten

Portretten



Bron: De Standaard

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven