Tom Lanoye – Die regenboogbanden in het parlement werken me steeds meer op de zenuwen


Waar halen viswijven en oude hoeren toch hun slechte naam vandaan?

De reputatie dat ze eindeloos loslippig kunnen kwebbelen over pietluttigheden? Die ­lieve schatten lijken wel nonnen met zwijgplicht als je ze eens naast onze sportcommentatoren zet. Dát ­zootje kan pas urenlang tegen de wind in zeiken. Vóór, tijdens en lang na iedere wedstrijd.

Ze bezetten ook de helft van onze journaals, alsof zij in tijden van oorlog en energiecrises het ­belangwekkendste wereldnieuws leveren, en alle­maal schnabbelen ze bij als krantencolumnist.

Terwijl ze, op Jan Mulder en ­Filip Joos na, met moeite een balpen kunnen onderscheiden van een arbitersfluit.

Bovendien spreken ze elkaar zo vaak en zo stellig tegen dat je gaat vermoeden dat ze eigenlijk allemaal geen donder afweten van hun onderwerp en dat zulks ook niet nodig is om toch plaats te mogen nemen aan de nog steeds in hoofdzaak mannelijke ouwehoerentafel.

Het is bijgevolg een raadsel waarom ik nog nooit ben uitgenodigd. Ik ken er ook geen fluit van en ik kan eveneens een flink eind weglullen.

Al geef ik meteen toe dat ik afgelopen week blij was dat ik mijn mening juist niet hoefde te geven over kwesties die mij wel na aan het hart liggen:

de mensen-, en meer bepaald de arbeiders-, vrouwen-, homo- en transgenderrechten.

Dit keer in Qatar, waar het WK voetbal zich protserig en poenerig op gang heeft getrokken. Geen van de genoemde bekommernissen ligt daar in de bovenste schuif, om het cynisch te stellen.

Hoe moeten we daar als deelnemend land en als individuele kijker dan mee omspringen? Hebben een boycot en symbolische acties zin of zijn ze enkel zielig?

Bij ­ieder standpunt dat ik bijtrad, proefde ik tegelijk een zerpe nasmaak. Omdat de ­meeste zo hypocriet of misplaatst waren. Maar hun tegendeel deed me vaak nog veel meer stomen.

STRONG STRINGS

De Iraanse voetballers zwegen ostentatief tijdens het ­eigen volkslied, voor het eerst in hun carrière. Zij en hun families riskeren daarvoor gewelddadige represailles op het thuisfront, dat half in burgeroorlog verkeert.

Het was een statement vol morbide poëzie: níét zingen als mogelijk dodelijke aanklacht… Hun geste haalt vast geen donder uit, het was wanhoop en koppigheid, meer dan strategie.

En toch: chapeau voor zoveel – hoe noemt men het ook weer, in de borduurkransjes voor voetbalkenners? – grinta!

De Duitse voetballers hielden tijdens de groepsfoto al even ostentatief hun hand voor de mond. Om uiting te geven aan hun ongenoegen omdat ze, tegen eerdere afspraken in, geen regenboogmouwband mochten dragen als oproep tegen discriminatie en homofobie, en omdat ze er zelfs niets over mochten zeggen.

Zij riskeerden met hun gebaar niets. Tenzij toegenomen sympathie bij de ­eigen fans en sponsors. Je kunt zoiets een ijdele schijnvertoning noemen. En toch.

Toen de Mannschaft later de boot inging tegen uitgerekend Japan, vervulde een Duitse nederlaag me voor het eerst met spijt, en niet met leedvermaak of hoon.

Dat laatste reserveerde ik voor onze povere Duivels. Ondanks ronkende beloftes vooraf deden zij uiteindelijk helemaal niets. Behalve collectief en gezagsgetrouw terugkrabbelen. Wellicht als voorspel op hun beschamende prestatie tegen Canada.

Zoals altijd luisterden ze in beide gevallen te veel naar Roberto Martínez, die steeds minder op een coach lijkt en steeds meer op een sensitivity mentor tijdens een cruisetrip voor overspannen bejaarden.

Hádden ‘onze jongens’ – die term alleen al, indachtig hun gegroefde koppen en versleten knoken – hádden ‘onze jongens’ zelf wel een gebaar kunnen stellen op dit wereldtoneel?

Reken maar. Voorstel nummer één. 

Eden Hazard verschijnt bij de aftrap met een One Love-band om zijn linker- én zijn rechterbovenarm, hij draagt er ook eentje om elk van zijn kwetsbare enkels en bij wijze van bandana draagt hij om zijn hoofd zelfs de armband van de geblesseerde reus Lukaku.

Bingo! Vereeuwigd op alle voorpagina’s van de planeet! Eden aanvaardt als bestraffing de voorspelde gele kaart en verlaat vervolgens al na vijf minuten het veld om geen tweede kaart annex uitsluiting te hoeven incasseren.

Waarna Leandro Trossard invalt, iedereens gezicht gered is en de match echt kan beginnen. Met Hazard alsnog als nationale held. Ik zie het hem de komende weken niet flikken als voetballer.

Tweedens.

Na het scoren van een ­vaderlandse goal wacht kapitein Jan ­Vertonghen bij het vieren tot alle Qatarese camera’s op hem gericht zijn en doet dan zijn familienaam eer aan door te muilen met een ploegmaat. Ik zou gaan voor Axel Witsel, maar dat ligt aan mij en mijn fantasieën.

Het probleem van de Duivels is wel dat je in dit scenario eerst goals moet maken. En dat de kijkers ze ook moeten opmerken. Nu hielden zij de hele match het hoofd in de handen begraven, uit ontzetting en miserie om het geleverde spel.

Ten derde, en zeker niet ten laatste, wachten de Duivels tot het beëindigende fluitsignaal.

Niemand kan hun nu nog een gele kaart aansmeren, dus gaan onze jongens eindelijk all the way. Ze bieden hun tegenspelers aan om niet te wisselen van shirts maar van shorts, en ze trekken alvast die van henzelf uit.

Daaronder blijken alle Duivels uitdagend en sensueel schaars gekleed te gaan.

Regenboogkleuren hoeven niet eens, dat is meestal toch niet echt te merken met zo’n string. Onze prachtige zustertaal, het Afrikaans, noemt zo’n kledingstuk niet voor niets een ‘amper­broekie’. 

Vooraan is er wel nog net plaats genoeg voor die ene slogan. ‘One Love!’ Hij staat daar terechter en uitnodigender dan om een bovenarm.

Bingo! Onze Gouden Generatie dan eindelijk toch op alle voorpagina’s van de planeet!

JOHNNY B & CO

Het is moeilijk om heel streng te zijn voor onze minister van Buitenlandse Zaken ­Hadja Lahbib.

Ze is out of the blue op die post geparachuteerd door MR-voorzitter Johnny Bouchez. Lahbib zat op een zijspoor in haar carrière als journalist en Johnny vertikte het om op Buitenlandse Zaken een zwaargewicht te plaatsen dat hem zou kunnen overschaduwen.

Zeker in deze tijden van geopolitieke hoogspanning zou een doorgewinterde politicus met zo’n portefeuille niet weg te branden zijn uit de media.

Johnny bewaakt zijn imago echter beter dan Vladimir Poetin de grenzen van het denkbeeldige Groot-Rusland, en dus zag Johnny als minister van BuZa liever een onervaren neofiet benoemd. Lahbib mag niet eens deel uitmaken van de regeringskern.

Ze doet inmiddels wat ze kan. Haar leermeester getrouw bestaat die bijdrage in hoofdzaak uit mediastunts. Ze reisde af naar Qatar en liet zich opmerken op de eretribune.

Mét regenboogband en niettemin keuvelend met FIFA-­baas Gianni ­Infantino. Die man is misschien een maffiose crook, maar hij is verre van kinds. Hij keuvelde gezellig terug.

Wie scoorde zodoende het meest op het slagveld van de internationale perceptie? ­

Infantino kon dankzij Lahbib voorwenden dat het allemaal toch niet zo’n vaart liep met die Qatarese onverdraagzaamheid en censuur.

En Lahbib? Zij scoorde zeer zeker enige bijval. Op zijn minst deed zij wel een poging. Bravo.

Ook symbolische acties hebben waarde. Maar hoe vruchteloos haar geste tegelijk gedoemd is te blijven, bleek uit een beklijvend stuk van Ruud Goossens in De Standaard.

Binnenkort mag Lahbib terugvliegen in een heel wat onderdaniger positie. Qatar is voor België al sinds 2011 incontournable als handelspartner, alleen al vanwege zijn gas- en olievoorraden.

Nog gezwegen van bouwcontracten, ook voor gigantische sportaccommodaties. Niemand zegt die op in naam van welke mensenrechten ook.

In onze parlementen verschijnen inmiddels steeds meer leden met een regenboogband.

Dat zicht werkt me steeds meer op de zenuwen. De symboliek van het attribuut is aan het kantelen. Van steun aan onderdrukte gastarbeiders, vrouwen en minderheden in Qatar wordt de regenboogband steeds meer een triomf­banier.

Een narcistisch eerbetoon, aan het zichzelf op elk terrein weer superieur wanende Westen.

Houwdegens die vijftien jaar geleden nog inhakten op homo’s met kinderen en die nu even fel hun neus ophalen voor transgenders in de overgang…

Hufters die nog nooit een vinger hebben uitgestoken voor vrouwenrechten en die iedereen met een andere kleur of religie beschouwen als het bewijs van een vijandige ‘omvolking’, die naar oude Europese gewoonte bestreden mag worden met alle mogelijke middelen…

Zij eigenen zich plots een symbool toe waarop ze al decennialang schelden en schijten. Met maar één doel: zichzelf te verheerlijken voor sociale en politieke verwezenlijkingen die ze meer hebben tegengewerkt dan gesteund.

En uiteindelijk keert de ergernis zich ook tegen het voetbal zelf. Als machistisch instituut en als niet bepaald veilige werkomgeving voor nichten.

Het is fantastisch, dat er regenboogbanden en zelfs regenboogveters bestaan. En dat ze, door velen, met zo’n hartverwarmende overtuiging worden gedragen.

Maar het is te weinig en het is na al die jaren zelfs een pijnlijk omgekeerd symbool.

Nog steeds alléén maar veters, alléén maar banden. En nog steeds geen enkel team met minstens één openlijke flikker.

En nog steeds geen bestuur, spionkop of nationaal supportersheir dat zingt:

‘Daar staat hij. Onze spits, onze keeper, onze back. Zo gay als de hel. Maar hij is wel van ons. Dus raak eraan gewoon en blijf er met je fikken af.’


Beeld Jeroen Los

Lees ook

Vul hieronder de zoekopdracht Tom Lanoye in en vind meer berichten.


Bron: Humo

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven