Plage Centrale – Dalilla Hermans en Gustaph


Ze hebben er uiteenlopende voorjaren op zitten: zanger Gustaph beleefde een hoogtepunt op het Songfestival, schrijfster Dalilla Hermans werd een mikpunt van haat. Aan de Oostendse branding komen ze samen op adem. ‘Wij zullen ons altijd ook het buitenbeentje blijven voelen.’

Guinevere Claeys en Filip Tielens

De Standaard


‘Mensen hebben het vaak over een versie van ons die niet bestaat’


Ze hadden dezelfde kinderdroom. Stef Caers en Dalilla Hermans wilden later allebei Whitney Houston worden.

‘Maar bon,’ zegt Stef, die we als Gustaph kennen, ‘wie wou dat toen níét?’ Bij hem werd de liefde definitief toen hij Houston in 1994 op televisie zag optreden voor Nelson Mandela. ‘Heb jij dat ook gezien?’

Dalilla: ‘Natuurlijk heb ik dat ook gezien! Ik was acht, maar ik zie haar prachtige head wrap nog zo voor me, en die botjes, die gouden glitters.’

Gustaph: ‘Ik kende haar nummers vanbuiten, maar op dat concert bracht ze ze stuk voor stuk helemaal ánders dan hoe ze op plaat stonden. En ze bleken nog zoveel beter! Dat was voor mij echt de allereerste keer.’

Dalilla: ‘De allereerste keer?’

Gustaph: ‘De allereerste keer dat ik zag wat performance vermag. Dat ik voelde dat performance in het moment zélf bestaat. Hoe zij dat kon, dat emotionele projecteren. Onwaarschijnlijk.’

Dalilla: ‘Ik heb haar laatste, ronduit dramatische optreden in ons land gezien, in het Sportpaleis, en ik heb zitten huilen. Ik dacht de hele tijd: komaan, je kúnt het. Maar ze kon het niet, ze kon niet meer.’

Gustaph: ‘Volgens mij is dat de grootste misdaad tegenover haar: dat ze haar op die tournee hebben gestuurd. Haar stem kon dat niet meer aan.

´En het probleem bij een zangeres als Whitney Houston – bij Mariah Carey is dat net zo – is dat het publiek zit te wachten op die hoge noten en ad libs (reeks van veel snelle noten, red.).

´Als die dan niet komen, dan faal je. Dan is het publiek meedogenloos. Elke avond opnieuw werd ze uitgejouwd.’

Dalilla: ‘Brak mijn hart. Whitney Houston was de eerste muziek die mijn vader voor mij heeft gedraaid. Dat kwam omdat hij mij als peuter altijd die ene plaat, haar debuutplaat, uit de kast had zien halen. Pas achteraf heb ik beseft waarom ik dat deed.

´Ik ben geadopteerd, dat verhaal kennen jullie intussen wel, en ik ben in België aangekomen toen ik net geen drie jaar was. Op die plaat van Whitney, met de zalmroze hoes, staat een foto waarop ze keihard op mijn biologische moeder lijkt. Ook hoe haar jurk gedrapeerd is: dat lijkt helemaal op de traditionele Rwandese kleding.’

Gustaph: ‘Jij pakte die plaat vast om naar je moeder te kijken?’

Dalilla: ‘Eigenlijk wel. En daardoor was zij de eerste muziek die ik zelf gekozen heb.

´Intussen heb ik een heel goeie band met Agnes, mijn biologische moeder, en nu blijkt dat zij ook jarenlang in Parijse clubs shows heeft gedaan als Whitney Houston. Terwijl zij, net als ik, niet één noot kan zingen. (schatert)

Gustaph: ‘Je meent het! Hoe is ze daarbij gekomen?’

Dalilla: ‘Agnes kleedt zich altijd helemaal op, ook toen ze als asielzoeker in Parijs leefde, ze is een heel fiere, mooie vrouw. Als zij ergens binnenkomt, maakt ze indruk. Die entrees van haar zijn altijd behoorlijk memorabel. (lacht) 

´Dus toen zij, vanuit de banlieues, in het Parijse centrum kwam, kreeg ze blijkbaar geregeld de vraag: “Are you Whitney Houston?”

Gustaph: ‘“Yes I am.”

Dalilla: ‘Ja, echt. Zo is dat gegaan.’

Gustaph: ‘Heerlijk! I love her!

Een Dalilla’ke doen

We zitten vijf minuten ver. Het tempo ligt hoog. Van de frivool-glamoureuze kinderdroom naar een wezenlijk gemis en terug – ze gaan snel, ze reiken hoog en ze duiken moeiteloos diep.

Vragen hebben ze amper nodig. De kleinste voorzet van de ene kopt de andere al binnen, dit is een hongerige ontmoeting. Misschien omdat dit niet de eerste is. Eén keer brachten ze al samen een avond door en die smaakte naar meer.

Vier jaar geleden was dat, ‘net voor corona’. Toen had Gustaph Brief aan Cooper en de wereld gelezen, het boek waarin Dalilla haar zoon haar levensverhaal vertelt – vanwaar ze kwam en waar ze heen ging, en over alle twijfels en vragen en dromen onderweg.

Een boek dat Gustaph ‘diep geraakt’ had, en ook ‘de ogen geopend’, zo had hij haar laten weten – via gedeelde vrienden had hij contactgegevens. Ze hadden zo een tijdje gechat, waarna hij haar had uitgenodigd om te komen eten bij hem en zijn man Jeroen Lommelen.

‘Dat was zo’n leuke en warme avond, zo’n vanzelfsprekend samenzijn’, zegt Dalilla.

‘We dachten vertrokken te zijn voor een lange vriendschap.’ Maar toen kwam dus corona. En toen verhuisde Dalilla, samen met haar man Willem en hun drie kinderen, weg van hun gedeelde stad Antwerpen naar Brugge – Willems roots achterna. De wegen scheidden zich, het verlangen naar de vriendschap bleef.

En zo zitten ze hier nu, vier jaar verder ineens, bij een genadig verkoelende Noordzee aan een marmeren terrastafeltje van Thermae Palace, dat glorieuze badenpaleis van weleer. Ze hebben allebei uitgekeken naar de avond, al bevinden ze zich in een zeer uiteenlopende mindset.

Gustaph is moe – hij had een hele dag examens zang te jureren aan het Kask, waar hij lesgeeft – maar hij is ontspannen en uitgelaten, en nogal argeloos hierheen vertrokken: ‘Ik wist alleen dat het “iets” met Dalilla was.’

© Kaat Pype

Dalilla heeft de aanvraag voor deze avond lang gewikt en gewogen. Ze is ­zenuwachtig, bang zelfs – ze aarzelt om een foto van de omgeving op Instagram te posten, ‘want dan weten ze waar ik ben’.

Dit is de eerste keer dat ze ‘spreekt’ sinds de hetze die eind maart tegen haar uitbrak. Toen had Vlaams Belang-Brugge een motie voorgelegd om Dalilla’s aanstelling te vernietigen als coördinator van Brugge Culturele Hoofdstad 2030.

De motie werd een maand later op de gemeenteraad net niet unaniem verworpen, maar had intussen, naast heel wat steun, ook een golf van haatreacties en bedreigingen op gang gebracht, ook doodsbedreigingen – de politie moest bescherming bieden.

Het was een angstwekkend dieptepunt waar ze nog lang niet van is bekomen, maar ze durft nu toch al deze avond aan.

‘Met dank aan Gustaph.’

Ze laaft zich aan zijn geluk, aan dat succes dat hem, na 42 jaar, toch nog te beurt valt. En dat voelt hij feilloos aan. De achtergrondzanger die hij altijd, ook, geweest is, weet wanneer en hoe hij iemand kan begeleiden en versterken. Zónder zich weg te steken. Niet meer.

Dalilla: ‘Ik was zo blij, ook geëmotioneerd, toen ik jou daar in Liverpool op dat podium zag staan. Ik kijk anders nooit naar het Eurovisiesongfestival – een show zónder acceptance speeches, dat kan toch niet! – maar nu wel, all the way, en wat duurt dat lang! (lacht) Maar hoe straf heb jij dat gedaan.’

Een zevende plaats, vanuit een underdogpositie bovendien, en na twee eerdere deelnames waar je, als achtergrondzanger, achter de schermen had moeten blijven.

Gustaph: ‘Ik was, ik ben nog altijd, geweldig blij. Maar het is niet dat het als een soort triomf voelde na jaren “onzichtbaarheid”.

´Ik had op dat vlak geen enkele frustratie. Ook achteraan op het podium heb ik me altijd gelukkig gevoeld. Zolang ik maar kon zingen. Ik heb nooit iets anders gedaan.’

Kom je uit een muzikale thuis?

Gustaph: ‘Mijn vader is nog muzikant geweest in een balorkest, maar ver is dat niet gegaan.

´Hij was logistiek manager in een chemisch bedrijf in Herentals, en mijn moeder was huisvrouw. Ze was wel altijd creatief bezig, ze had zichzelf tot bloemist geschoold, en ze luisterde naar Motown, ze had een goeie muzieksmaak.

´Maar ik kan niet verklaren waarom ik altijd al zo obsessief met zingen en dansen bezig ben geweest. Ik was dat kind dat voor elk familiefeest iets voorbereidde.

´Op mijn dertiende voelde ik me klaar om op te treden, en toen heeft mijn vader geregeld dat ik tussen de acts door mocht pianospelen in Klaver Drie, de club van Marc Dex in Kasterlee.

´Na een tijdje mocht ik sommige artiesten ook mee begeleiden, en zo leerde ik Elvis-nummers spelen, kreeg ik klassieke croonernummers in de vingers. Een gouden leerschool.’

Je vader had dat geregeld, zeg je. Je ouders hebben je altijd in die ambitie gesteund?

Gustaph: ‘Voluit. Ik denk eigenlijk dat mijn vader al vroeg heeft gedacht: hij heeft talent, en dat zal hem helpen. Zijn talent zal hem helpen geaccepteerd te worden zoals hij is. Ook daarom legde hij de lat hoog.

´Op mijn zevende heb ik mijn ouders de oren van het hoofd gezaagd om als Madonna te mogen meedoen aan een playbackshow. Niet alleen vonden ze dat helemaal oké, ze hebben mij ook met veel overgave geholpen: botjes gaan kopen, een T-shirtje afgeknipt en gestyled zoals het hoorde. De evidentie waarmee ze dat deden, dat vind ik nog altijd fascinerend.

´Het enige wat mijn vader stoorde, was niet het feit dat ik een vrouw imiteerde, maar wel dat ik moest playbacken. Dat het publiek dus niet hoorde dat ik kon zingen.’

Je coming-out thuis is duidelijk geen moeilijk moment geweest.

Gustaph: ‘Ik heb dat op mijn veertiende officieel gedaan, en de reactie was zo’n beetje van “du-h-uh”.

´Ik wist het zelf al mijn hele bewuste leven, zij ook. Ze hebben het er nooit ook maar een beetje moeilijk mee gehad, ook al was er toen, in die jaren 80 en zeker in een dorp als Rotselaar, amper een referentieel kader. Ik was the only gay in the vil­lage.

´Er waren ook nog niet zoveel bekende gays. Ik herinner me van toen alleen Kurt Van Eeghem.’

Dalilla: ‘De enige bekende gay die ik mij herinner van toen was – hoe erg eigenlijk – Jimmy B., dat typetje van Chris Van den Durpel. Ik herken dat arme ­referentiële kader toentertijd trouwens ook wel voor zwarte mensen.’

Waren jij en je zus ook de enige zwarte mensen in het dorp?

Dalilla: ‘Ons adoptiebureau was gevestigd in Oud-Turnhout, er waren dus disproportioneel veel geadopteerde kinderen uit Rwanda in de streek. (lacht) 

´Er waren er zowaar zes in ons dorp. Niet dat we elkaar opzochten, dus op elke klasfoto was ik wel de enige. Ook in het middelbaar was ik lang het enige zwarte meisje in een school van twee-, drieduizend leerlingen.’

Gustaph: ‘Vond je dat eenzaam?’

Dalilla: ‘Misschien was ik dat onbewust wel, maar ik heb dat toen niet zo ervaren. Als iemand iets racistisch zei of deed, dan plaatste ik dat ook nog lang niet onder die noemer. Ik zag dat gewoon als iets gemeens.

´Ik had ook echt veel vriendinnen. En ik was bovendien niet op mijn mond gevallen, ik was schofterige opmerkingen al eens te snel af.

´Of ik maakte zelf alvast grapjes: “Het is donker, ik zal maar lachen, anders zie je me niet.”

´Hoe vaak ik dat mopje niet verteld heb. En maar lachen! Heb jij dat nooit gedaan?’

Gustaph: ‘Jawel, dat herken ik. Ik heb ook heel snel ontdekt dat ik mezelf met humor buiten schot kon zetten – de pesters voor zijn door zelf het janettengrapje te maken.

´Ik denk dat ik me daarom soms ook flamboyanter heb voorgedaan dan ik was. Als personage voelde ik me minder kwetsbaar dan als mezelf.’

Als artiest heb je lang wel net het omgekeerde gedaan.

Gustaph: ‘Dat klopt helaas. Op mijn negentiende had ik, toen nog als Steffen, een hit te pakken, en toen werd me van overal aangeraden om me zo “normaal” mogelijk voor te doen. Om dus dat wezenlijke deel van mij te verloochenen.

´Ik zag dat niet zitten. Dan maar niet. Maar natuurlijk ben ik wel lang met dat idee blijven zitten: dat ik niet mocht zijn wie ik ben als ik een carrière wou.’

Wat heeft je van dat idee bevrijd?

Gustaph: ‘Hercules and Love Affair, ­natuurlijk. Echt waar, de dag dat ik bij die band ben beginnen te zingen, veranderde alles. Zonder hen had ik hier nooit gezeten.

´Ze zeiden letterlijk tegen mij: “Get over yourself and put on these pink leggings.”

Dalilla: ‘Zalig.’

Gustaph: ‘Ik was opeens niet meer de flamboyantste op het podium, ik had Rouge Mary naast mij, weet je wel.

´Ik voelde dat ik mezelf mocht blijven, meer nog: dat ik ook als mezelf iets te zeggen had. Met hen de wereld rond mogen toeren, en wilde tijden beleven, dat was een absolute gamechanger.’

Hoe wild waren die wilde tijden?

Gustaph: ‘Wél.’

Dalilla: ‘Owla. Naa gaon we ’t kraaigen zu, mannen!’

Gustaph: ‘(lacht) Nee, nee, zo overdreven was het allemaal niet. Maar goed, ik was net weer single na een tienjarige relatie, en opeens kon ik …’

Dalilla: ‘Eens goed zot doen.’

Gustaph: ‘Ja, eens goed zot doen. Ik had dat nog nooit gedaan. Ik was sinds mijn veertiende altijd aan het werk. Met Hercules hebben we natuurlijk ook veel in queerclubs gespeeld, dus het was relatief makkelijk om iemand te ontmoeten.

´Al heeft die periode me ook wel doen inzien dat ik liever een getrouwde man ben en dat al dat experimenteren niets voor mij is, al zeker niet die ­datingapps. Ik probeerde daar dan verbinding te maken door te beginnen over een boek dat ik gelezen had.

“Vorige week heb ik het boek van Dalilla Hermans gelezen”, bijvoorbeeld. En dan werd daar heel raar op gereageerd.’

Dalilla: ‘Dalilla who?

Gustaph: ‘Dan dacht die gast wellicht dat “Dalilla” codetaal was voor iets seksueels. Klinkt nog wel goed, eigenlijk. Kom schat, vanavond gaan we een Dalilla’ke doen! (lacht)

Survivalmodus

De avond kleurt goud. Het is dat moment waarop de branding vol staat met mensen die selfies nemen bij die bijna verdronken oranje bol op de achtergrond.

Fotograaf Kaat Pype neemt ze allebei mee het strand op. Zelf nemen ze intussen ook foto’s, voor – al dan niet nu of later – sociale media. Een universum waar ze een haat-liefdeverhouding mee delen. Ze vinden er steun en warmte, helaas altijd en onvermijdelijk ook haat.

Gustaph: ‘Dat was een schok voor mij: hoe mensen je de goorste dingen durven sturen en over je zeggen zodra je een publieke figuur bent.

´Nadat ik Eurosong 2023 had gewonnen, kreeg ik zoveel trollen over me heen dat ik me een week van sociale media heb verwijderd.

“Vuile homo” was een van de vriendelijkere beledigingen.’

Dalilla: ‘In 2016 heb ik mijn Twitterprofiel achtergelaten, en later wou ik ook mijn Facebookprofiel stopzetten, de haat werd te erg, maar dat account was na dertien jaar ook wel een kostbare kroniek van mijn leven. Met foto’s en teksten die ik nergens anders had staan. Dat was een uniek dagboek dat ik niet wou afgenomen worden.

´Er bestaat helaas geen manier om dat te downloaden, dus heb ik een tussenoplossing gezocht: iemand heeft er nog altijd toegang toe, en houdt het in mijn plaats in het oog.

´De mooie herinneringen krijg ik doorgestuurd, of belangrijke berichten. Alle bagger krijg ik niet meer te zien. Alleen de extreme dingen worden nog altijd gemeld. Uit veiligheid.’

Gustaph: ‘Wat ik heb meegemaakt is hier voor alle duidelijkheid niet mee te vergelijken. Ik heb me nooit bedreigd gevoeld. Ik heb alleen wel de haat leren kennen.’

Heb je dan niet heel even geaarzeld of je er wel mee zou doorgaan?

Gustaph: ‘Dat niet. Mijn liefde voor mijn werk is zoveel groter dan eender welke haat. En dat ik daar op het podium stond met mijn drie beste vriendinnen, dat mijn man mee achter de schermen werkte, die veilige cocon heeft natuurlijk ook geholpen.

´Maar goed, het begin was niet makkelijk. Ik heb paniekaanvallen gehad, waar ik geen raad mee wist. Ik ben in therapie gegaan, en dat heeft snel geholpen. De angst en de paniek benoemen bleek op zich al heilzaam. Ben jij in therapie, Dalilla?’

Dalilla: ‘Sinds kort weer wel. In 2020 ben ik ook al eens – online, het was corona – in therapie gegaan.

´Een van de conclusies van de psycholoog was dat ik met posttraumatisch stresssyndroom kamp.

´Al sinds 2014, toen ik mijn open brief had geschreven over racisme en de eerste storm volgde, zit ik blijkbaar non-stop in survivalmodus. Het is pas sinds de laatste storm, dit voorjaar, dat die PTSD zich ook lichamelijk is beginnen te uiten. Net zoals bij jou: in ­paniekaanvallen.

´In de speeltuin met mijn kinderen en plots alle monsters uit mijn inbox overal rond me zien, en moeten wegvluchten.

´Of op een lentefeest bij vrienden, alles was er lief en lieflijk, en ineens kreeg ik geen zuurstof meer. Willem moest me naar huis brengen. Het werd echt tijd om met iemand te gaan praten.’

Gustaph: ‘Goed dat je dat doet. Ongelooflijk wel dat je, zelfs nadat je je al lang teruggetrokken had in de luwte, toch weer al die shit hebt moeten meemaken, en dan nog erger dan ooit.’

Dit had je in de verste verte niet verwacht?

Dalilla: ‘Totaal niet. Ik dacht net dat deze job, voor het eerst in mijn leven, eens een veilige keuze was. (lacht) 

´Kort daarvoor had ik een njet gekregen voor ontwikkelingssteun voor een film, waarvoor ik, zo dacht ik tenminste, een sterk dossier had ingediend.

´Dat was best wel een klap, en ik had het even gehad met alle onzekerheid en heftigheid van dat creatief zelfstandig willen zijn. Ik dacht: laat ik eens op zoek gaan naar een echte job.

´En toen zag ik die vacature voor trajectcoördinator, dat voelde mij op het lijf geschreven, en ik heb gesolliciteerd.

´De procedure was heftig, bij de andere kandidaten zaten stevige kleppers heb ik achteraf ontdekt, maar ik had het gehaald.

´Ik was zo blij, trots ook. Ik had deze job echt fair and square verdiend.’

Gustaph: ‘Alleen al dat je denkt dat je dat moet benadrukken.’

Dalilla: ‘En ja, ik hou elke keer wel rekening met haatreacties – die zijn er altijd, bij alles wat ik doe. Maar dit? Nee, dit had ik niet zien aankomen. Al zeker de omvang en de vele uitwassen niet. Tot op de openbare omroep toe.

´Om daar dan twee mannen, met mijn foto groot op de achtergrond, over mij te horen praten, alsof ze niet wisten wie ik ben, alsof ze het over iemand anders hadden, dat was even beangstigend als surreëel.

´Ik werd daar nog maar eens gereduceerd tot één citaat van mij van jaren geleden – een citaat dat trouwens tóén al niet klopte met wat ik gezegd had en al zeker niet met wat ik bedoeld had.

´Wat daar in die uitzending niet allemaal, en zonder tegenspraak, over mij is verkondigd. De grofste leugens. Dat ik banden heb met terreurorganisaties? Really? En daarna is alles pas echt volledig beginnen te ontsporen.

´Willem en ik hebben er hand in hand naar gekeken en we hebben samen nog een nacht liggen natrillen. Van kwaadheid, van onmacht, van angst.’

Je hebt die hele periode niet gereageerd. Waarom niet?

Dalilla: ‘Ik wou niet in het heetst van de emotie reageren. Omdat ik wist dat elk woord van mij olie op het vuur zou zijn. Ik wou ze dat niet gunnen, ik wou ze niets gunnen, zelfs mijn woede niet.

´Ik wou me zo stil mogelijk houden, want ik wou dat het gesprek stilviel. Ik zat echt te wachten tot die hele stoet aan opiniestukken stopte. Hoe goedbedoeld sommige ook waren: ze hielpen me niet. Ik wou gewoon dat het stil werd.’

© Kaat Pype

Intussen is het stiller, de motie is verworpen, Brugge staat voluit achter je, we zijn drie maanden verder. Hoe is het nu met die woede?

Dalilla: ‘Natuurlijk is die nog heel groot. Maar mijn angst is altijd wel nóg groter geweest. Ik heb me trouwens ook geen moment door de woede laten verblinden. Dat heb ik nog nooit in mijn leven gedaan.

´Dat wil ik benadrukken, want “boos” is zo’n predicaat dat ik blijkbaar vaak willens nillens opgeplakt krijg, en dat klinkt zo finaal, dat past mij helemaal niet.

´Hoe kwaad ik dit voorjaar ook geweest ben, ik ben altijd bereid gebleven om – zij het niet publiek – te blijven praten. Ik héb dat ook gedaan, en ik zal dat blijven doen.’

In een van je cursiefjes in deze krant schreef je dat je kinderen een kostbaar stukje onschuld hebben verloren dit voorjaar.

Dalilla: ‘Dat is uiteraard waarin die woede vooral wortelt. Ze hebben gezien dat ik niet oké was, dat ik veel huilde, dat er politiecombi’s voor de deur stonden. Natuurlijk hebben we alles, in grove lijnen, moeten uitleggen, en dat was een plotse harde duw uit het paradijs.

´Op een dag kreeg ik een telefoontje van school dat Cooper ziek was, of ik hem kon komen halen. Thuis merkte ik dat hij helemaal niet ziek was. Voor één keer kon ik dat wel cute vinden, maar de volgende dag gebeurde hetzelfde, en toen de school de dag daarna opnieuw belde, heb ik rustig mijn tijd genomen om met hem te praten.

´Na lang trekken en sleuren kwam het eruit dat hij op Youtube een filmpje van een extreemrechts boegbeeld had gezien dat over mij ging. En niet alleen dat: hij had ook alle comments gelezen en vervolgens op die comments gereageerd – vanuit mijn Youtube-account bovendien: “Dat is wel mijn mama!”

´Dat kind had er vervolgens nachten van wakker gelegen, omdat hij dacht dat ik heel kwaad zou zijn. Ik heb hem op mijn schoot genomen, we hebben samen zijn reactie verwijderd en we hebben er lang over gepraat.

´Het breekt natuurlijk je hart om je kind te horen vragen: “Waarom haat iedereen jou?”

´We zijn er wel uit geraakt, en ook de school is er geweldig goed mee omgegaan. Maar dit is niet meer de onbezonnen Cooper als van begin dit jaar. Ik heb mijn tienjarige in één voorjaar tijd een volgend leven in zien kantelen.’

Gustaph: ‘Onwaarschijnlijk, Dalilla, wat jullie hebben doorgemaakt. En hoe krachtig je blijft, hoe veerkrachtig. Je zit hier vanavond toch maar. En met dezelfde lach en humor en speelsheid als toen ik je vier jaar geleden zag. Het heeft je niet veranderd.’

Waaruit haal je die kracht?

Dalilla: ‘Mijn kinderen, mijn man. Ik weet niet of ik mezelf per se sterk vind, maar ik ben wel gefocust, ik kan goed het doel voor ogen houden.

´En dat doel is altijd geweest om, vanuit mijn bevoorrechte positie als geadopteerde zwarte vrouw die in een warm gezin mocht opgroeien en alle kansen kreeg, de zaken te benoemen waarvan ik voelde dat ze benoemd moesten worden, en waarover ik een gesprek wou beginnen – een verbindend gesprek, dat is altijd de bedoeling geweest. Meer was het niet.

´Helaas was dat blijkbaar op zich vaak al erg uitdagend. Maar het is dus het moederschap dat voor mij de nood acuut heeft gemaakt om dat gesprek aan te gaan.

´Ik ben hieraan begonnen voor mijn kinderen. En ik zal het ook afmaken voor mijn kinderen.’

Het is een paradox die jullie in grote mate delen: ongewild lijken jullie soms te polariseren, terwijl jullie bovenal willen verbinden?

Gustaph: ‘Ik ben nooit de man van de barricades geweest, misschien omdat ik het gevoel heb dat alles wat ik doe – wie ik ben, hoe ik leef – al vanzelf politiek is. En niet altijd onbewust trouwens.

´Ik heb het in gesprekken en interviews altijd over “mijn man”, of zelfs over “die van ons”, very casual, zonder verplichte context. Ik wil dat normaliseren.

´Ik heb misschien ooit wel even gedacht dat “de strijd gestreden was”, maar dan zie ik alleen al in mijn zanglessen hoeveel jongens en meisjes nog in een kramp zitten over wie ze zijn. En hoezeer ik daar, blijkbaar alleen al door wie ik ben, ruimte maak voor zelfacceptatie. Ik heb al veel ­coming-outs gehad in mijn lessen.’

Dalilla: ‘Dat kan ik mij goed voorstellen.’

Gustaph: ‘Daar zie ik het heel concreet: dat we nog lang niet klaar zijn, dat er nog veel werk is. In mijn act voor het Songfestival heb ik doelbewust queer elementen verwerkt: drag culturebody culture.

´Ik wou ook niet zomaar een goeie danser om te voguen op het podium, ik wou dat PussCee West dat deed – iemand van de community, iemand van de ballroomscene, iemand die een legend is in haar domein. Dat moest kloppen.’

Dalilla: ‘En dat voelde je. Ik zag op dat podium zoveel representatie in één keer, dat was zo geweldig. En dan te weten dat een hele natie zich daarachter schaart, ik werd daar gelukkig van. Het was zo betekenisvol wat jij daar gedaan hebt.’

En 162 miljoen mensen die het gezien hebben.

Gustaph: ‘Een niet te bevatten getal toch. Misschien is er dan wel iemand in Polen of Hongarije die het heeft gezien, en die er iets aan heeft gehad.

´Ik heb zelfs dankmails gekregen uit de Verenigde Staten, waarin benadrukt werd hoe rampzalig het daar aan het evolueren is voor queers.’

‘Oh! Hoor je dat?’

In de stilte van de avond en met de weerklank van de verlaten dijk en het lege strand horen we iemand vastbesloten zingen. 

‘When the world got me going crazy, I carry on, and it’s all because of you. Because of you.’

Gustaph glimlacht. ‘Wow. Niet slecht’, zegt hij. ‘Zou hij dit als een auditie zien?’

We luisteren stil hoe de mi-mi-mi-do’s zachtjes in de verte verdwijnen.

‘Dit is vast onze cue’, zegt Dalilla.

‘Bedtijd’, vindt ook Gustaph.

Er wordt welterusten gewenst. Hoog boven de Noordzee is Venus te zien.

Bring it on

Ze heeft de zon zien opkomen, zegt ­Dalilla aan het ontbijt. Het hoogpurper van gisteravond heeft ze ingeruild voor een monter zwart met wit.

‘Het was prachtig om de Noordzee te zien ont­waken.’

Om 5 uur zat ze al op het terras van haar kamer naar de einder te turen. Het was een wakkere nacht. Het gesprek gisteren heeft van alles weer bovengehaald en blootgelegd. En heeft ze ons alles wel zorgvuldig verteld?

‘Het is zo fragiel allemaal. Ik heb het gevoel dat ik zo hard moet opletten. Elk woord telt.’

‘Maar ik heb me vooral ook het hoofd liggen breken over die 162 miljoen. Dat getal overweldigde me plots, ik probeerde me de hele tijd voor te stellen hoevéél mensen dat nu precies zouden zijn.

´Hoeveel volle voetbalvelden. Hoeveel volle stranden als dit hier. Echt waar, dat geloof je toch niet, compléét liggen flippen op die 162 miljoen. (schatert, Gustaph even hard)

Van de 162 gaat het naar een ander getal waar Gustaph – ‘niet lang, maar toch even’ – bij stilstaat: zijn 43ste verjaardag deze week.

Gustaph: ‘Vooral veertig worden, dat was voor mij wel even slikken. Er was een stemmetje in mijn hoofd dat zei: misschien is het nu wel gedaan.

´Misschien moet ik mijn zegeningen tellen, blij zijn met de fijne dingen die ik nu doe – lesgeven en wat producen – en verdere ambitie opbergen.’

Dalilla: ‘Draaide dát even anders uit.’

Gustaph: ‘En nu denk ik: zolang ik kan zingen en een microfoon vasthouden, blijf ik op het podium. Ik heb het gevoel dat ageism minder begint te spelen in de muziekindustrie. Nog altijd wél natuurlijk, en helaas nog veel meer voor vrouwen, maar die wet van “the wrong side of 25” is wel aan het verzwakken.

´Ook uiterlijk: mensen zien dat ik een jonge veertiger ben, en dat vind ik helemaal oké. Ik maak er ook nooit een geheim van als ik eens botox gebruik.

´Ik begrijp de schaamte daarover niet. Ik zie het als een vorm van verzorging, en het wordt mij op professionele wijze toegediend, waardoor ik er nooit uitzie als een blowfish – enfin, hoop ik toch. (lacht)

© Kaat Pype

Dalilla: ‘Ik kan niet wachten tot ik veertig ben. Nog drie jaar, bring it on. Ik vind ouder worden iets geweldigs. Als ik denk aan mezelf als twintiger, hoe zoekend ik toen was, dat was zo vermoeiend.

´Ik vind het heerlijk om steeds beter te weten wie ik ben en om dat impostersyndroom te voelen wegebben. Het tempo lag tot nog toe trouwens ook echt wel hoog.

´Ik heb Willem leren kennen toen ik 26 was, hij 23. Na een week zijn we al gaan samenwonen en na vier maanden was ik zwanger van Cooper. Zo snel is dat gegaan. Ook daarom wilden we – later, toen Cooper anderhalf was – trouwen. Ik wou dat iedereen wist: this is for real.’

Gustaph: ‘Dat herken ik. Jeroen – die ­fotograaf is, en op wie ik verliefd ben geworden nadat ik dat eerst op een van zijn foto’s was geworden – en ik wilden ook bewust trouwen.

´Omdat we allebei hogelijk romantisch zijn, maar toch ook, in ons geval, omdat het instituut voor queers na twintig jaar nog altijd fragiel blijft, en je dat recht moet blijven aansterken door er gebruik van te maken. Vonden wij.’

De koffie raakt stilaan op, dijk en strand beginnen weer vol te stromen, het wordt tijd om aan de dag te beginnen.

Gustaph heeft een meeting met zijn platenlabel voor de volgende single, daarna volgen repetities met de liveband waarmee hij deze zomer zal toeren – het momentum wordt voluit gegrepen.

‘Het blijft wat vreemd, hoor. Ik heb altijd met argwaan naar de mainstreamcultuur gekeken, en nu ik er deel van uitmaak, blijf ik nog altijd wat dat buitenstaandergevoel hebben.’

Dalilla: ‘Dat delen we, denk ik. Dat we ons in elke groep, hoe omarmd ook, toch altijd érgens het buitenbeentje zullen blijven voelen. En misschien wordt dat gevoel nog versterkt omdat mensen het vaak hebben over een versie van ons die niet bestaat. Zeker bij de meeste haatreacties is dat zo.’

Gustaph: ‘Op die momenten staan wij eigenlijk alleen maar symbool voor iets.’

Het doet hem nog even terugdenken aan Dalilla’s voorjaar waarover ze gisteravond vertelde.

‘Om ook de impact te horen op jouw kinderen, ja, dat vond ik behoorlijk heftig. Ik heb de hele tijd zo hard mijn best gedaan om níét geëmotioneerd te raken – ik dacht: komaan gast, nu ga jij hier níét de aandacht zitten stelen (lacht) – maar kijk, nu lukt me dat dus niet meer.’

Ze glimlachen elkaar toe, allebei door de tranen heen.

Dalilla: ‘Voilà, er is eindelijk geblèt, we kunnen afronden, denk ik.’

Gustaph:‘It’s a wrap!’ 

Brief aan Cooper en de wereld

Een zomer lang komen twee mensen bij valavond samen aan de branding in Oost­ende. In het decor van het Thermae Palace Hotel wordt van ’s avonds tot ’s ochtends ontmoet en gepraat. Met de blik op de horizon gaan we van vloed naar eb, en helemaal terug. 


© Kaat Pype

Lees ook

Lees hier de andere gesprekken



Bron: De Standaard

Welkom op Facebook

Naar de website


Scroll naar boven