Filosofe Tinneke Beeckman – Recensie – De mythe van het moederschap


Niet iedere vrouw wordt een toegewijde, gelukkige moeder. Met die stelling veroorzaakte de Franse filosofe Elisabeth Badinter in 1980 controverse. Vandaag stelt ze vooral gerust.

Tinneke Beeckman - De Standaard


Moederliefde bestaat wel. Ze kan groeien door zorg, aandacht, nabijheid.

Maar moederliefde verschijnt niet altijd. En ze wordt niet sterker door een moeder schuld, angst of schaamte aan te praten, zoals vandaag nog te makkelijk gebeurt.

Wat vrouwen wel vooruithelpt, is dat ze dezelfde kansen krijgen als mannen. Daarom is bijvoorbeeld goede kinderopvang nodig en moeten huishoudelijke taken eerlijk worden verdeeld.

Deze stellingen lijken nu ingeburgerd. Maar toen Badinters boek in 1980 verscheen, ontstond een hele controverse; sommige mannen vonden het feministische praatjes, sommige vrouwen meenden dat de Franse filosofe de heiligheid van het moederschap miskende.

Badinter legde immers een taboe op tafel: niet iedere vrouw wordt een toegewijde, gelukkige moeder.

Vandaag de dag wordt deze stelling bevestigd door de openhartige getuigenissen van schrijfsters als Ianthe Mosselman of Rachel Cusk.

Napoleon is fan

In De mythe van het moederschap gaat Badinter grondig te werk.

Ze ontmantelt een ideaalbeeld, gesteund door historisch, demografisch en literair materiaal dat vier eeuwen overspant – van 1600 tot 1980.

Zo doorprikt ze de moedermythe zoals die eeuwenlang door theologen, filosofen, economen, politici en psychoanalytici werd verspreid.

Sommige passages roepen bovendien nog steeds verontwaardiging op.

Zoals die over het begin van de achttiende eeuw, toen de overgrote meerderheid van de stadsvrouwen hun kinderen meteen na de geboorte naar een betaalde min op het platteland stuurde, waar een kwart van die baby’s binnen een jaar overleed.

Al die rijke – en soms schokkende – informatie maakt dat het boek nog altijd beklijft.

Dat is de eerste verdienste van Badinter. Daarbij is deze heruitgave geen historiografisch curiosum.

Ook nu nog worstelen vrouwen met de vraag of ze wel een goede moeder zijn; ook vrouwen die hun best doen, gaan soms onder vertwijfeling en schuldgevoel gebukt.

Badinter legt de verantwoordelijkheid voor die druk bij twee denkers: Jean-Jacques Rousseau en Sigmund Freud. Beiden zijn revolutionair en oubollig tegelijkertijd.

Rousseau schrijft aan het einde van de achttiende eeuw, wanneer individueel geluk een doel in het leven wordt, en velen het ideaal van de christelijke verlossing hebben losgelaten.

Dat geluk, aldus Rousseau in Emile of over de opvoeding (1762), valt in het gezin te vinden.

De rollen zijn er echter strikt verdeeld volgens natuurlijke principes.

De man is actief, sterk, intelligent en op het publieke leven gericht.

De vrouw is passief, zwak en stelt zich ten dienste van de man. Ze werkt binnenshuis, waar ze de kinderen onderwijst en een morele opvoeding geeft.

Kortom, vrouwen hoeven geen vrije, gelijke burgers te zijn.

Rousseau had veel enthousiaste lezers, waaronder Robespierre, Napoleon en de republikeinse historicus Jules Michelet.

Maar het verhaal over het moederschap werd ook door vrouwen omarmd, zoals Madame d’Épinay, de vriendin van Rousseau.

Freud gaat op dezelfde weg verder: de vrouw is van nature passief, masochistisch en narcistisch.

Ze kan haar verlangen naar zelfopoffering en lijden beleven door de rol van echtgenote en moeder op te nemen.

Ze wordt de hoofdverantwoordelijke voor de fysieke, psychische en morele toestand van het kind. Zo krijgt ze de schuld voor de psychische aandoeningen van haar kinderen.

De vrouw belandt op die manier in een tang.

Enerzijds kan ze niet aan het lijden ontsnappen: de vrouw die geen moeder wil zijn, of de moeder die nog wat ruimte voor zichzelf opeist, is egoïstisch en psychisch gestoord.

Anderzijds schiet zelfs de toegewijde moeder altijd tekort. Ieder kind moet door de vader van de intieme band met de moeder worden gered.

Die vaderrol is symbolisch; hij vertegenwoordigt wet, orde en gezag, ongeacht wat de vader precies uitvoert.

Kortom, Rousseau eist dat de moeder zichzelf helemaal opoffert, en Freud poneert dat zelfs dat nooit genoeg is.

Badinter heeft moderne vrouwen van die beknellende visie op moederschap verlost. Daarnaast participeert ze met haar boek aan een feministische stroming die een duidelijk politiek project aanhangt: de verdediging van de republiek en de scherpe, typisch Franse bevoegdheidsafbakening van Kerk en Staat, de ‘laïcité’.

Als feministe is Ba­dinter dan weer een erfgename van Simone de Beauvoir: niemand wordt als vrouw geboren, maar door de samenleving tot vrouw gevormd.

De ongelijkheid tussen mannen en vrouwen is geen natuurlijk gegeven, maar een sociale constructie.

Met haar nadruk op de maatschappelijke ongelijkheid, gaat Badinter voorbij aan evolutionaire of biologische factoren die statistische verschillen tussen mannen en vrouwen kunnen belichten.

Ook dit is eigen aan haar feminisme. Wat telt, is wat mannen en vrouwen delen: universele rechten en vrijheden, burgerschap, ratio en wetenschap.

Badinter is dus een consequente aanhangster van het verlichtingsdenken.

Daarnaast neemt ze afstand van het differentiefeminisme – in Fausse route (2003) bekritiseert ze de gedachte dat mannen en vrouwen radicaal verschillen.

Mannelijkheid zou inherent dominant en destructief zijn, vrouwelijkheid zou gelijkheid en zorg omvatten. Deze verschillen verklaren dan waarom mannen hun privileges kunnen behouden terwijl vrouwen systematisch worden onderdrukt.

Badinter beschouwt differentiedenken echter niet als een vooruitgang, maar als een nieuwe aanzet tot discriminatie.

Geruststellend

Kan je na de lectuur van Badinters boek een gerustere moeder zijn, omdat het dwingende ideaalbeeld van de moeder werd doorgeprikt?

Tegenover heersende visies op moederschap zeker. Maar er is een ander aspect van de moderniteit dat Badinter amper bespreekt: hoe kinderen zelf het woord nemen, en hun verlangens duidelijk maken. Dat doen ze vaak later, wanneer ze al volwassen zijn.

Neem Honoré de Balzac.

Badinter legt uit hoe kil zijn moeder hem behandelde. Maar ze vermeldt niet dat Balzac later aangeeft dat hij als kleine jongen zijn moeder intens miste. Dat gemis heeft zijn volwassen leven bepaald.

Hetzelfde geldt voor romanschrijvers als Stendhal of Charles Dickens. Of is te zien in autobiografische films zoals François Truffauts Les quatre cents coups (1959).

Dit soort ontboezemingen heeft een kentering teweeggebracht: als ouder kan je niet meer doen alsof de kindertijd onbelangrijk is.

Het moederinstinct bestaat dus niet, maar ieder kind heeft wel affectie en zorg nodig.

Badinter zou dat erkennen, en er wellicht aan toevoegen dat niet alleen moeders die affectie kunnen geven. Toch blijft dit perspectief van het kind het hedendaagse moederschap sterk beïnvloeden.

In haar werk belicht Badinter zelden haar eigen situatie – toen ze dit boek schreef, was ze getrouwd met de toenmalige minister van Justitie Robert Badinter, met wie ze drie kinderen heeft.

In een gesprek met bezorgde moeders op France TV in 2021 liet ze zich ontvallen dat ze als moeder veel fouten heeft gemaakt, maar dat haar kinderen er niet boos om zijn.

Veel jongere ouders zullen dat enorm geruststellend vinden.

De mythe van het moederschap

Elisabeth Badinter  © AFP

Lees ook

Klik hier of op de hyperlink hieronder en vind andere columns van

Tinneke Beeckman


Bron: De Standaard

Welkom op Facebook

Naar de website


Scroll naar boven