Het leven – Een gebruiksaanwijzing – Edward van de Vendel


Van Edward van de Vendel verscheen onlangs de honderdste titel. Gelukkig en blij is een feestelijke en weelderige poëziebundel waarin dieren het geluk proberen te verwoorden. In onze weerspannige tijd is dat een opdracht. Zelfs voor hem.

Jelle Van Riet – De Standaard


‘Soms is stil blijven staan moediger dan elke keer met de draai van de dag meegaan’

Edward van de Vendel


Edward van de Vendel is een junkie. Een van de onschadelijke soort: hij is verslaafd aan muziek en literatuur, aan lezen en schrijven. Hij sleept kinderboeken, grammofoonplaten en Eurosongliedjes naar zijn nest – tegenwoordig is dat in Amersfoort – en bouwt met de ijver van een ekster aan zijn oeuvre.

Sinds zijn eerste aangevlogen takje 27 jaar geleden, Betrap me!, heeft Van de Vendel de kinder- en jeugdliteratuur grondig verkend.

Hij schreef romans, poëzie, non-fictie en prentenboeken, stak naar alle types jonge lezers zijn voelhorens uit en werkte samen met illustratoren van divers pluimage.

Het liefst verschillende keren, want één Superguppie vol kinderverzen is leuk, vier Superguppies zijn nog leuker.

Het gaat hem om rijtjes, reeksjes, lijstjes, encyclopedietjes. Om het leren, groeien, fladderen, reizen – om het vooral niet op je kont gaan zitten en verstenen.

Ik tref hem niet thuis, maar in Doornspijk, waar hij een week een vakantiehuis in het groen huurt.

Ik heb mijn badpak bij, het Veluwemeer ligt verleidelijk dicht in de buurt, maar Van de Vendel is hier niet om te zwemmen. Hij spreekt van ‘een schrijfhuis’, want vakantie is fijn, maar zodra hij te lang niet schrijft, verkruimelt zijn geluk.

Zijn encyclopedische verlangen, de bron van zijn schrijverschap, moet aldoor worden gevoed.

‘Nog voor ik zelf schreef, was ik al fan van de kinderboeken van Querido’, zegt hij.

‘Rond mijn zestiende kende ik het fonds van haver tot gort: alle auteurs, titels, omslagen.

´Uit die prachtige zee van boeken is mijn droom geboren: ik wilde erbij en wilde alle kanten van het verlangen aanraken.’

Brutale katers

Van de Vendel hamstert intussen prijzen. In zijn trofeeënkast staan Gouden Zoenen, Vlag en Wimpels, vijftien Zilveren Griffels, twee Woutertje Pietersen, de Anna Blaman Prijs en sinds kort ook de Boon voor kinder- en jeugdliteratuur voor het hartveroverende Misjka.

De kinderboekenwereld is echt zijn universum, de wereld waarin hij wil ‘vertoeven én schuilen, omdat je er ongestraft kunt schrijven over warmte, blijheid en hoop. Elk boek is een keuze voor vergeten en opnieuw beginnen.’

Een junkie, ik zei het al, aan het infuus van de vrolijkheid, maar Van de Vendel laat ook de donkere kant van het leven niet onbelicht. Zelfs niet in zijn honderdste, even ambitieuze als feestelijke boek getiteld Gelukkig en blij.

Hand in hand met illustrator Martijn van der Linden gaat hij op zoek naar wat geluk kan betekenen nu we om de oren worden geslagen met woede, onbegrip en miljoenen meningen.

De wijze uitspraken en welkome flauwekul worden ons bezorgd via de dieren op een zorgboerderij.

Niet alleen ‘omdat Martijn fantastisch dieren kan tekenen’, een understatement, maar ook omdat ‘een dwergkonijn en een goudvis lichtvoetiger over de Nederlandse politiek kunnen spreken dan ik of een ander mens of kind.’

Van de Vendel is ook zelf op zoek naar hoe hij in de tsunami van meninkjes op de hoogte kan blijven zonder dat hij kopje-onder gaat.

‘In de bundel staan twee gedichten tegenover elkaar.

´In het ene, “Wat moet je met woede als je die zelf niet voelt”, is iedereen om me heen verhit, terwijl ik denk: je weet nooit helemáál hoe het zit.

´In het andere, “Wat moet je met woede die jij als enige voelt”, ben ik de enige die denkt: het gaat niet goed! Zoals velen schipper ik tussen alert in het leven staan en toch rustig blijven nadenken, zachtheid opzoeken en me niet laten vergiftigen.’

Waar boze meningen en polarisatie toe kunnen leiden, zien we bij Hannes en Hassan, twee katers die van het brutaal blazen en het a priori met elkaar oneens zijn hun cultuur hebben gemaakt.

‘Zij zijn, net als Statler en Waldorf in The Muppet Show, vijandelijke vrienden: ze houden zielsveel van elkaar, maar maken zo vaak ruzie dat ze zich ook zelf afvragen waar het gaat eindigen.

´Ik ben bang dat we zo verslaafd zijn aan de controverse dat we elkaar gaan haten. Ik vind het gek dat er nog steeds geen wet bestaat die anoniem meningen spuien op sociale media, versta: gif verspreiden, verbiedt.

´De macht van de anonieme massa en fake news is uit de hand aan het lopen zonder dat de massa zelf dat ziet. We leven in een enge tijd, waarin veel kan misgaan.’

Nu zelfs mister positivo Van de Vendel het vindt, is er geen ontkennen meer aan.

´Achteraf gezien leefden wij twintig jaar geleden in een onbezonnen tijd, zonder dat we het door hadden. Nu voelt het alsof er zes grote tanks op ons afrollen, met enkel de paadjes ertussen als ontsnappingsruimte.’

Ikmoetikmoetikmoet

Vandaag is een mooie dag. Net als de dieren op de zorgboerderij bevinden we ons op een groene plek waar je het gegil kunt negeren. Er zijn kersen, krentenbollen en Snelle-Jelle-peperkoek. In de lavendelstruik vliegen hommels van ‘bloem naar bloem/ om onzichtbare slingers/ aan op te hangen’. Het loont om met aandacht naar dieren te kijken. ‘Ze plukken stukken verdrietigheid weg/ door gewoon maar te bestaan/ door gewoon hun gang te gaan’.

Van de Vendel treedt zijn verzen bij: ‘Toen ik me in de staart van corona helemaal niet goed voelde en in het bos ging lopen, werd ik almaar onderschept door een roodborstje. “Doe eens normaal”, leek het te zeggen. “Wij gaan altijd door.” Net dat lukte me niet. Mijn bron die altijd had gestroomd, leek voor ’t eerst opgedroogd. Het begon ermee dat mijn uitgever aangaf dat ik eens de tijd mocht nemen. Ze hadden nog manuscripten van me liggen, het volgende was niet dringend. Toen ook alle andere leuke plannen gecanceld werden, slaagde ik er niet in me diep te concentreren. Dat kwam, weet ik nu, omdat er geen nieuwe ontmoetingen plaatsvonden, geen vuurtjes werden aangestoken. Zodra ik opnieuw met mensen kon afspreken en voor mezelf een droom op de muur had geprikt, ging het weer.’

© Daniel Niessen

Anders dan de Betuwse ezels die het geweldig fijn vinden ‘als alles zo spannend hetzelfde mag zijn’, heeft Van de Vendel de beweging nodig, alleen zit die soms verrassend genoeg in de stilstand. ‘Als iets je tot stilstand dwingt, wat beweegt er dan? Dat is de vraag. In De dagen van de bluegrassliefde voer ik een levend standbeeld op. Ik was op reis in Oslo geïntrigeerd geraakt door deze man, omdat ik inzag dat als iedereen om je heen beweegt, jij degene bent die iets anders doet. Soms is blijven stilstaan moediger dan elke keer met de draai van de dag meegaan.’

In Blij en gelukkig wordt diezelfde gedachte verwoord door een tuinkabouter, die vaststelt dat wanneer je plastic is verkleurd en er modder aan je is blijven kleven, dat ‘ook een soort leven’ is. ‘Het gaat over niet gezien worden voor wat je bent. Nu de groeven in mijn gezicht dieper worden, vraagt men mij soms waarom ik zo streng kijk, terwijl ik naar mijn gevoel gewoon kijk. Ik hoop maar dat mensen zien dat mijn binnenkant anders is dan mijn buitenkant.’

Hoe ga je om met verandering? Een van de twee Betuwse ezels vergelijkt verandering met kriebel. ‘Maar dan krab ik toch even’, zegt de tweede. Krabben is leuk. ‘Alleen –/ het één kan toch nooit/ zonder het ander bestaan?’ ‘Van nature heb ik de neiging om af te wachten en te kijken of het wel goed gaat. Daar verzet ik me tegen met man en macht, want ik vind mezelf leuker als ik in beweging kom. Vorige week nog was ik op een feest waar ik niemand kende. Ik ging met een vriend, het type dat meteen aan de praat gaat, en had me voorgenomen zijn voorbeeld te volgen. En weet je, het werkte. Zo ben ik dus voortdurend aan het leren en het groeien. Als één thema mijn werk beheerst, vanaf mijn vroegste werken tot nu, dan is het dat wanneer het nodig is, de moed wordt verzameld om iets te doen. Bijna al mijn hoofdpersonen doen iets waarvoor ze eigenlijk te bang zijn en ondanks zichzelf verwerven ze heldendom.’

Van de Vendel prikt dromen aan de muur, geeft zichzelf opdrachten. ‘Als het gaat over hoe te leven, ben ik behalve door mijn ouders en christelijke opvoeding beïnvloed door muziek en literatuur. Met name door De gebroeders Leeuwenhart van Astrid Lindgren, waarin de hoofdpersoon iets moet doen wat hij niet durft. Als je op bepalende momenten niet in actie komt, zo staat er, dan ben je een lor. Telkens als ik iets niet durf, denk ik aan die zin en dan moedig ik mezelf aan: ikmoetikmoetikmoet.’

Wat een overwinning op zichzelf was het, toen hij tweeëneenhalf jaar geleden voelde dat een andere omgeving hem goed zou doen, hij in Amersfoort een te duur huis ging bezoeken en het ter plekke kocht. ‘Naarmate ik ouder word, merk ik steeds meer dat door intuïtie gestuurde beslissingen de beste zijn. Ik voelde gewoon dat ik het moest doen, al kende ik Amersfoort niet en heb ik pas achteraf ontdekt hoe perfect dat huis voor me is. Ik kan er oud worden.’

Altijd zon

Van de Vendel groeide op in Beesd, een liefelijk dorp in de Betuwe, als oudste van drie. Hij versleet zijn broek op de banken van de dorpsschool, waar zijn vader de meester was én de directeur. Een even beschermd als zichtbaar milieu, want het gezin woonde in het directeurshuis, dat vastzat aan de school. ‘Als ik aan mijn kindertijd terugdenk, denk ik aan mijn kamer onder het dakspant, waar zwaluwen nestelden. Als de gordijnen voor mijn raam dicht waren, zag ik enkel het silhouet van die voorbij zoevende zwaluwen. Naar mijn gevoel was er al vanaf het begin levendigheid, vrolijkheid en zon in mijn leven. Ik was dan ook verbaasd toen ik onlangs het psychologische rapport van mijn basisschool terugvond. Daarin staat dat ik een héél gevoelig kind was, op het zorgelijke af onzeker, terwijl ik net denk dat ik op mijn elfde het gelukkigst van altijd was. Altijd op pad met mijn een jaar jongere broer, van ons beiden de avonturier.’

Voor het geval ik nog meer bewijsvoering nodig heb, vertelt hij ook over zijn grootouders, die een herstellingsoord runden. ‘Echt zo’n Villa Kakelbont in het bos waar christelijke, overspannen mensen konden schuilen en door mijn oma en opa werden verzorgd. In hun huisjes in het bos hielden wij vakantie.’ Dat er zoveel jaar later een Betuwse zorgboerderij in een boek opduikt, is dus niet vreemd.

Zo onbezorgd als zijn prille jeugd was, zo hard waren de eerste vijf jaren van de middelbare school. ‘Dertien brugklassen, 2.600 leerlingen, op een uur fietsen van thuis, het contrast met de dorpsschool kon niet groter zijn. Ik ben zelf niet gepest, maar het was een onveilig klimaat van pesterijen, sociale ontploffingen, het recht van de sterkste. Ik heb het overleefd en de laatste twee jaar waren gelukzalig, want toen begon ik volop mijn ontsnappingsroutes te verkennen.’

Koeienvlekken

Van de Vendel begon te schrijven, vooral cabaret en liedjes. Als jongeling droomde hij ervan om zanger te worden. Een vak dat, als het goed gaat, met roem gepaard gaat, toch? ‘Het was zeker een manier om gezien te worden en te bestaan, maar ik heb nooit gedroomd van volle zalen, laat staan van beroemdheid. Ik heb juist altijd een ambivalent gevoel gehad als ik moet optreden. Nog steeds. Als ik op De Nacht van de Poëzie sta voor te lezen, uiteraard op een manier waarvan ik weet dat het goed aankomt – mensen hebben daar recht op – denk ik tegelijkertijd: “God, wat sta je je aan te stellen.” Wel wil ik dat kinderen in mijn boeken een kunstenaarschap voelen. Dat ze het ervaren als zaten ze bij een kampvuur te luisteren naar iemand die hun aandacht vasthoudt.’

Iemand ook die hen laat zien dat we allemaal anders zijn en toch bij elkaar horen? Die boeken aanreikt als antigif, gedichten die gelukkig en blij maken? Misschien is eens een meester wel altijd een meester, want dat was hij, voor hij in 2001 voltijds schrijver werd. ‘Ik ben geen politicus die bewust de wereld tracht te veranderen. Mijn speelterrein is de kinderliteratuur, maar ik wil wel dat mijn werk iets zegt over wat er nu gebeurt. Als meester vond ik leren rekenen iets wat je ook een keer doet. Mij ging het om het leren gelukkig zijn met elkaar, wat veel denkwerk, ervaring en gevoel vereist. Als meester ben je niet de vriend van de kinderen, je geeft leiding, maar je bent er ook voor hun geluk en groei in een veilige omgeving. Ik probeerde me niet te verschuilen. Als ik vrolijk was, mochten ze dat zien, als ik een slechte dag had, tot op zekere hoogte ook. Die hele houding is meegegaan naar de kinderliteratuur.’

Geluk is natuurlijk ook de ander. Iemand horen zingen die je lief vindt. Een aanraking. Een deken toegestopt krijgen. De ezel noemt handen ‘een voederbak, een bron en een fontein’. Voor Van de Vendel was het nochtans weer zo’n opdracht: leren knuffelen. Iets wat hij moest veroveren. ‘Mijn ouders waren superlief, maar niet affectief. Wij zaten nooit bij hen op schoot en zij knuffelden ook onderling niet. Ik vond een omhelzing geven lastig en bij mijn moeder is het er niet meer van gekomen. Maar bij mijn vader ben ik het in het laatste jaar van zijn leven gewoon gaan doen. De eerste keer begon hij te huilen – wat een cadeau! Door zelf zwakker te worden is mijn vader, die altijd wat afstandelijk was geweest, gaan begrijpen dat hij dat nodig had en hij sprak het ook uit. Op zijn sterfbed zei hij letterlijk: “Zo belangrijk, zo belangrijk.” Met die laatste woorden doelde hij op het feit we er alle drie waren.’

© Daniel Niessen

Heeft de dood, zoals hij het in een gedicht beschrijft, koeienvlekken? Lichte gebieden naast alle donkere plekken? ‘O, ja! Het sterven van mijn ouders heeft naast triestheid ook mooie dingen gebracht. De dood is zo raar, absoluut en niet te begrijpen, dat ik hem alleen maar een beetje kan toedekken door er koeienvlekken aan toe te voegen. Toen mijn moeder stierf, dacht ik steeds maar, obsessief, wat voor cijfer ze aan haar leven zou hebben gegeven. Een mager zesje, was ik bang, want als ze dan toch een keer over vroeger vertelde, was het klagerig. Nu heb ik een nieuw gedicht geschreven over hoe gek het is dat ik er nooit aan heb gedacht dat mijn moeder ook kind is geweest, tot ik haar opgekruld op haar sterfbed zag liggen als een lief, klein meisje. Ik hoop maar dat dat meisje ondanks alle klachten ook geluk heeft gevonden in het leven. Ik weet niet of het eerlijk is, maar ik heb dat cijfer een beetje gecorrigeerd.’

Mocht hij nu zelf, zoals Vosje uit zijn gelijknamige prentenboek, met een harde smak op zijn hoofd vallen en dromen over zijn leven, dan zouden er vooral zonnige beelden aan zijn geestesoog verschijnen: ‘Het bos bij opa en oma, mijn moeders witte jurk met blauwe stippen, mijn vader die op het eind van zijn leven applaudisseerde als ik zijn kamer binnenkwam, mijn verhuizing en natuurlijk die keer dat ik iets deed wat ik niet durfde. Ik was al 29, op dat moment directeur van een basisschool, en had me erbij neergelegd dat de liefde voor mij niet per se in een relatie zat. Maar toen gingen we met het hele team, waar Pier deel van uitmaakte, op vakantie en daar, op een wandeling, voelde ik dat een van ons tweeën echt iets moest gaan doen. Ikmoetikmoetikmoet, weet-je-wel, want als ik nu niets doe … Toen heb ik hem na heel veel zenuwen gevraagd of ik hem een kus mocht geven en dat heeft alles veranderd.’

Wat er ook gebeurt

Over de Eerste Grote Verliefdheid schreef hij het klassiek geworden De dagen van de bluegrassliefde. Wanneer hoofdpersoon Tycho Oliver naakt ziet douchen, is het ‘alsof er een blik zilververf over zijn lichaam was gegooid. Shit, dacht Tycho, shit.’ Er was altijd iets geweest, maar hij had niet gekeken. Nu hij wel keek, zag hij alles. ‘De hele brede hemel.’ Van de Vendel lacht. ‘Jazeker, het was echt dé ontdekking. Na die eerste keer met een jongen, dacht ik: shit, dit wordt ingewikkeld! Maar ook: shit, dit klopt helemaal. Dit is de waarheid. Dit ben ik. Dit is iets heel moois. Geen seconde heb ik gedacht: dit wil ik niet. En net als Tycho wilde ik het niet vertellen aan mijn ouders, maar wou ik wel dat ze het wisten. Ochot, dacht ik, nu moet dat moeilijke gesprek er komen, terwijl ik altijd de jongen zonder problemen was, met wie mijn moeder alles besprak. Met haar heb ik het er nooit echt over gehad. Mijn vader was totaal verrast, maar zei wel als eerste: “Wat er ook gebeurt, we houden van je.”’

Zijn broer – we kennen hem uit het boek Toen kwam Sam – was op zijn zeventiende naar Canada geëmigreerd, maar hij stribbelde het hardst tegen. ‘Bij zijn toenmalige kerk was er net een splitsing geweest en hij was degenen gevolgd die vonden dat homoseksuelen niet mochten worden toegelaten. Toen hij het hoorde van mij, schreef hij me een brief waarin hij toegaf dat hij het heel moeilijk vond, maar hij sloot af met de zin dat het zijn moeite was en niet die van mij. “Het is mijn proces en ik kom er wel overheen.” En dat deed hij, ruimschoots. Daarna is hij een groot voorvechter van lgbti-rechten binnen de kerk geworden. Veranderen, daar komt het telkens op neer. Ik houd heel erg van mensen die daartoe in staat zijn. Van dappere mensen die meteen ageren, zodat ik vanzelf ook een beetje in beweging kom. Als ik iets goed kan, en in iets écht gelukt ben, dan is het in mooie, warme mensen om me heen verzamelen.’

En dan is er natuurlijk nog Jota, aan wie dat honderdste boek is opgedragen. Mag ik daaruit afleiden dat Jota hem gelukkig en blij maakt? ‘Jazeker, hij is al meer dan twintig jaar mijn vriend. Anders dan toen met Pier – met hem ben ik na die allereerste zoen meteen gaan samenwonen – woont Jota nog steeds in Parijs. We hebben zelf moeten uitzoeken hoe dat kon werken, maar over de jaren heeft die relatie haar vorm gevonden. Hij beweegt zich in een totaal andere wereld, hij is technisch vertaler en we praten Engels met elkaar, waardoor ik vaak minder met hem bespreek dan met vrienden. Als hij al een boek van me leest, dan is het een dat jaren later is vertaald in een taal die hij kent. Als ik hem zeg dat ik vandaag goed geschreven heb, zegt hij: “Welk boek was het ook alweer?”’ Hij lacht. ‘Wat ons bindt, is vertrouwdheid, denk ik.’ Af en toe mag alles zo spannend hetzelfde zijn.

Ik ga zwemmen. Van de Vendel gaat nog een beetje schrijven.

Gelukkig en blij
Misjka

© Daniel Niessen

Lees meer interviews

Het leven – Een gebruiksaanwijzing


Bron: De Standaard

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven