Marc Reynebeau – Zo taai is de grondwet wel


Als de grondwet niet mee wil, zijn andere argumenten nodig om haar te herzien, schrijft Marc Reynebeau. Maar Vlaamse onafhankelijkheid, dat wordt moeilijk.

De Standaard


Soms hebben critici meer gelijk dan ze zelf beseffen. Zoals de ­katholieke rechterzijde eind 1918, die zich niet kon vinden in het akkoord waarmee de toenmalige politieke elite in de nadagen van de ­Eerste Wereldoorlog besloot om het ­algemeen enkelvoudig stemrecht in te voeren, weliswaar deels alleen voor mannen.

Dat akkoord noemden die oppo­nenten afkeu­rend de ‘coup van Lop­pem’, naar de plaats waar koning ­Albert I een kasteel tot zijn hoofd­kwartier als legerleider had gemaakt.

Ze ­zagen het plan als een staatsgreep, ­omdat ze dachten dat andere politici er de koning de arm hadden om­gewrongen opdat hij zou instemmen met de uitbreiding van het stemrecht.

Die conservatieven vergisten zich.

De koning was helemaal niet gekant tegen de democratisering, die hij billijk en noodzakelijk vond.

Niettemin ging het wel om een coup, maar van een ander type. Want de eerste naoorlogse verkiezingen in 1919 volgden al de nieuwe regels nog voor de grondwet was aan­gepast.

De regularisering volgde achteraf. Niemand maakte bezwaar.

Een ongrondwettelijk ‘Loppem-moment’ vandaag mist de urgentie en de consensus die de ‘coup’ van 1918 wel had

De zaak staat centraal in de geschiedenis van de democratisering (en het verzet ertegen in het interbellum), maar kreeg de voorbije jaren weer politieke aandacht.

N-VA- voorzitter Bart De ­Wever roept ze vaak in als precedent voor wat hij in 2024 in de zin heeft.

Dan wil hij alleen nog over ‘confederalisme’ onderhandelen, wat praktisch het einde van het onwerkzaam geachte federale België betekent.

Dat kan zijn ‘Loppem-moment’ worden. Tegenover de legaliteit van de grondwet projecteert dat een legitimiteit in een meerderheid in het Vlaams Parlement, als uiting van de nu constitutioneel onbestaande Vlaamse volkssoevereiniteit.

Vorig weekend voegde De Wever daar nog een optie aan toe: het volgens hem ‘extralegale’ tweehoofdige systeem met gesplitste bevoegdheden, maar wel binnen de federale context (DS 30 januari).

Die praktijk kan een voldongen feit ­creëren dat later bestendigd wordt in een overdracht naar de gewesten en ­gemeenschappen.

Als dat in het ver­leden al gebeurde, was dat overigens net als voorlopige uitvoering van al gemaakte afspraken, als voorschot op de formele constitutionele overdracht.

Maar dat veronderstelt wel een voorafgaand federaal akkoord. Daar is niets extralegaal of ongrondwettelijk aan.

Maar zou zelfs dat nu haalbaar zijn in de politieke praktijk? Het heet nu wel heel snel dat de zich incontournable ­wanende en door de PTB opgejutte PS het grootste struikelblok is voor welk communautair akkoord dan ook.

Daar valt op af te dingen.

In 2014 was die PS zo weinig onmisbaar dat de Zweedse ­coalitie alvast rustig zonder haar kon regeren.

In 2020 kon De Wever met PS-voorzitter Paul Magnette wel nog een naar verluidt ruim akkoord in de ­steigers zetten.

En de electoraal bijna even onmisbare MR van de zelf­verklaarde unitarist Georges-Louis ­Bouchez zal nu allicht nog minder warm te maken zijn voor een staats­hervorming.

Zo blijft, als De Wever in 2024 een voldongen feit wil creëren, alleen dat Loppem-scenario over, al is een eerst ongrondwettelijke, maar geregula­riseerde hervorming van de kieswet toch wat anders dan het land opdoeken.

In dat scenario weigert de N-VA federaal elke dialoog, organiseert ‘haar’ Vlaamse regering een systematische obstructie en roept het Vlaams Parlement de onafhankelijkheid uit, buiten de grondwet om.

Dat zou België onbestuurbaar ­maken en institutioneel blokkeren.

De Wever erkent dat ‘risico’, maar hij heeft alle vertrouwen in een goede afloop waardoor hij zijn ‘afspraak met de geschie­denis’ niet kan missen.

Als de legaliteit toch moet ­wijken, dan is het wel nodig dat andere factoren dan louter de letter van de grondwet zwaarder doorwegen.

Dat was zo in 1918. Met het tot dan bestaande meervoudig algemeen stemrecht, dat conservatieve katholieken al dertig jaar een absolute meerderheid gaf, liep België fors achterop in de democratisering van Europa.

Velen in de politieke en eco­nomische elites vreesden dat het uit­blijven van een ruimer stemrecht zou leiden tot onhoudbare spanningen. Ze bereidden die verruiming dan ook ­tijdens de oorlog al grondig voor.

De partij die van die democratisering haar centrale eis had gemaakt, de sociaaldemocratische Belgische Werk­liedenpartij (BWP), kreeg met die eis bij het uitbreken van de oorlog erkenning en legitimiteit doordat ze werd opge­nomen in regeringen van nationale unie.

Verder leefde het inzicht dat alle Belgen met hun patriottische inzet ­tijdens de oorlog het recht op gelijke politieke inspraak verdienden. Een ­corporatistische hervorming van het sociale beleid garandeerde toch dat ook de BWP geen politieke ongelukken kon veroorzaken.

En vooral: de politieke ­elite vreesde – ten onrechte – dat in België anders een revolutionair oproer dreigde zoals in Rusland, in meerdere Duitse en Centraal-Europese steden, in Nederland (één dag) en – toch een dag of twee – in Brussel.

Dat hoorde ook bij die originele ‘coup’: dat de BWP de ­koning had afgedreigd met een revolutie, wat overigens nooit was gebeurd.

Met die urgente ‘randvoorwaarden’ zag vrijwel niemand, op de uit het debat gehouden conservatieve fractie van de katholieke partij na, er veel graten in om een tijdrovende grondwets­herziening over te slaan.

Het verruimde ­stemrecht kwam er meteen, een latere aanpassing van de grondwet kwam neer op een regularisering.

Het is lang niet zeker of in 2024, ­ongeacht de verkiezingsuitslag, ook sprake kan zijn van zulke, zo men wil, verzachtende omstandigheden of tot begrip en ‘creativiteit’ dwingende voor­waarden om de Vlaamse onafhanke­lijkheid te kunnen uitroepen buiten de grondwet om en dus met een ‘staatsgreep’.

Vooreerst omdat daarover geen politieke consensus bestaat, ook niet in de Vlaamse politiek. En al zeker niet als de N-VA haar kiespotentieel van 40 procent maximaal wil realiseren ten koste van CD&V en Open VLD.

Anders dan met de democratisering van 1918 bestaat voor separatisme al zeker geen meerderheid in de Vlaamse publieke opinie.

Bovendien is een Vlaamse separatistische meerderheid alleen denkbaar met medewerking van die andere nationalistische partij, Vlaams Belang, een alliantie waarmee de democratische N-VA zo al moeite heeft en die toch niet de beste reclame voor het hele ­project is.

Verder blijft het de vraag hoe gelukkig de EU kan zijn met wat ze vast zal zien als avonturisme.

Zeker, aan de staatsstructuur valt nog veel te hervormen en te rationaliseren. Toch blijft het de vraag of het ongeduld en het radicalisme om dat te doen wel die staatsgreep waard kunnen zijn, en de grondwet daarbij niet meer mag zijn dan een vodje papier.


Bart De Wever met hond bij het kasteel in Loppem: inspiratie voor een coup.
Beeld Christophe De Muynck

Marc Reynebeau is senior writer van deze krant. Zijn column verschijnt wekelijks op woensdag.


Lees ook

Bart De Wever – De opportuniteit om dit land legaal te hervormen is weg
Staatshervorming – Kan De Wever de grondwet passeren voor zijn staatshervorming
Staatshervorming – Beter een Belgische unie dan een onafhankelijk Vlaanderen

Vul hieronder de zoekopdracht Marc Reynebeau in en vind meer berichten.


Bron: De Standaard

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven