Paul Verhaeghe – Het is cynisch, maar er zijn te weinig doden gevallen


Voor sussende woorden moet je niet bij klinisch psycholoog en psychoanalyticus Paul Verhaeghe zijn. In zijn essay Houd afstand, raak me aan ligt de covid-wereld op zijn sofa. Hij overschouwt het puin en legt de brokstukken als een spel kaarten voor zich uit.

Sarah Vankersschaever


Wie is Paul Verhaeghe?

  • Geboren in 1955, in Roeselare
  • Van opleiding ­klinisch psycholoog, van vorming psychoanalyticus
  • Gewoon hoogleraar aan de Universiteit Gent
  • Schrijver van onder meer de boeken Liefde in tijden van eenzaamheidIdentiteitAutoriteit en Intimiteit

Sinds zijn boekje Over normaliteit en andere afwijkingen (2019) heeft Paul Verhaeghe de smaak van het ­essay te pakken. Die vorm maakt hem als auteur wendbaar: gaat de wereld in lockdown, dan schakelt hij snel. Het boek van straks gaat even opzij om te schrijven over nu. De ­titel van zijn nieuwste essay, dat ­vandaag verschijnt, is ietwat mis­leidend. In Houd afstand, raak me aan wordt weinig geknuffeld. Dit is geen psychologische dissectie van uw en ons gevoelsleven of een sociologische röntgenfoto van hoe we ons in coronatijden tot elkaar zijn gaan verhouden. Covid-19 inspireert Ver­haeghe tot maatschappijkritiek, met in de voetnoten meer economen dan vakgenoten.

De makkelijke kritiek luidt dan: schoenmaker blijf bij je leest.

‘Vat je de psychoanalyse ruim op, dan is dit mijn leest. In de jaren 30 ontstond in Duitsland de Frankfurter Schule, onder leiding van Max Horkheimer en Theodor Adorno: een groep geëngageerde wetenschappers die aan maatschappij­kritiek deden. Ik schrijf me in hun “kritische theorie” in: via een sociologisch-filosofische analyse van de samenleving streef ik ernaar om die samenleving ook te veranderen. Zo’n analyse is bij uitstek economisch, maar psychologie en sociologie ­hangen daaraan vast. Ik kan me voorstellen dat mijn essay nieuw aanvoelt voor wie mijn boeken leest, maar voor mijn studenten uit de ­colleges maatschappijkritiek zal dit vertrouwde kost zijn.’

Komt corona gelegen? Bevestigt het uw punt?

‘Op een bepaalde manier wel. Corona werkt als een katalysator: het versnelt de lopende processen in onze samenleving en vergroot de bijbehorende problemen uit. Ik hamer er al langer op dat winstmaximalisatie ten koste gaat van het welzijn van mensen: veel psychiatrische klachten zoals burn-out, overprikkeling en depressie hangen samen met de manier waarop we in onze samen­leving arbeid organiseren. Ik verwacht het komende jaar, als gevolg van de pandemie, een golf van werklozen die niet de vrijheid zullen hebben om deeltijds te werken. Daartegenover zal een groep bevoorrechte mensen staan, doorgaans met een mooi salaris en een al even mooie tuin, die dankzij corona ontdekten hoe deugddoend het is om het wat kalmer aan te doen. De welzijns­ongelijkheid zal toenemen.’

In uw essay pleit u er daarom voor om de economie opnieuw ondergeschikt te maken aan de mens, en dus aan de samenleving. Maar zal die economie er dan nog wel in slagen om het sociaal vangnet te organi­seren voor hen die nu en straks ­getroffen worden?

‘Er zijn geen magische oplossingen, daarom geloof ik ook niet in de te makkelijke mantra “haal het geld bij de rijken, dat lost alles op”. Verandering gaat traag, heeft een duw in de rug nodig en corona is zo’n duw. Al mogen we niet vergeten dat een duw je ook kan doen vallen. We hebben dus nood aan doordachte verandering. En ja, voor mij hoort daarbij dat we onze economie ten gronde hertekenen en dat we niet kiezen voor automatische versnelling, maar voor duurzame groei. Wat mij betreft mag het zelfs duurzaamheid zijn zonder groei. Wist je dat, als we de winst die we uit onze productie halen op dezelfde manier zouden verdelen als in de jaren 70, we met z’n allen minder hard zouden moeten werken? Maar die gelijkmatige verdeling gebeurt dus niet.’

Minder werken voor eenzelfde ­levensstandaard, dat klinkt bijna te mooi om waar te zijn. Wat waarschijnlijk verklaart waarom er zowel believers als non-believers zijn van het model dat u aanhangt.

‘Een eyeopener – en meteen ook een basis van mijn essay – is het boek van de Nederlandse historicus en econoom Bas van Bavel, De onzichtbare hand. Hoe markteconomieën opkomen en neergaan. Hij beschrijft waarom een even groot deel het vrijemarktdenken verdedigt als dat er een deel is dat het afvalt. Van Bavel stelt: beide groepen hebben gelijk, maar ze spreken wel over een andere fase van het proces dat zo’n economie is. Hij toont op basis van data van acht beschavingen dat de vrijemarkteconomie geen eenmalig fenomeen is dat zich lineair voltrekt, maar wel een cyclus met herkenbare fases. De aanvangsfases brengen ons als samenleving veel voordelen, maar evengoed zijn er ­fases – veelal op het einde – die ons opzadelen met torenhoge schulden, faillissementen en toenemende ­ongelijkheid. Afhankelijk van de fase waarin we zitten, ervaren we de vrijemarkteconomie als een vloek of als een zegen.’

Als corona op dit moment de ­probleemfase versnelt, versnelt het dan ook een mogelijke oplossing?

‘De oplossing is in elk geval in de maak, we hoeven niet van nul te ­beginnen. We zijn bezig met het ­­mi­lieu, er zijn burgerinitiatieven op ­lokaal niveau die het beleid weten te beïnvloeden, we zijn ons bewust van de ongelijkheid … Maar of er een daadwerkelijke versnelling komt, is nog maar de vraag. Voor een ­sense of urgency zijn er te weinig ­covid-doden gevallen onder de jongvolwassenen, al besef ik hoe cynisch dat klinkt. Daardoor blijven we haken in ergerlijke uitdrukkingen als “het nieuwe normaal”, wat aanzet tot ­apathische aanvaarding veeleer dan duurzame verandering. Het virus is een signaal, maar geen dat ons voldoende angst inboezemt. We zijn niet bang genoeg.’

 Brecht Van Maele

Wat heeft de wereld erbij te winnen als we angstiger zijn?

‘Angst is evolutionair een zeer bruikbaar overlevingsmechanisme. We zouden een aantal zaken serieuzer nemen. Klimaat, om er een te noemen: je zult lang moeten zoeken naar een onderwerp waar wetenschappelijk zo’n grote consensus over bestaat, maar we doen amper iets met die kennis. Ik heb enkele klimaatwetenschappers in mijn vriendenkring en zij hopen allemaal op een nog grotere ramp dan covid-19. Dat is erg, maar zij zien het als de enige manier waarop er hopelijk iets zal gebeuren. Nu, op zijn minst hebben ze nog hoop. Ik heb ook biologen onder mijn vrienden en zij maken zich weinig illusies: het verdwijnen van de biodiversiteit, de overbevolking … Als we onze levensstijl niet aanpassen, halen we volgens hen niet eens het einde van de eeuw. En dat terwijl we wetenschappelijk én technisch over de mogelijkheden beschikken om het tij te keren.’

Fijne vrienden …

‘Ik heb er geen probleem mee om bang te zijn. Maar het zet wel het contrast op scherp met het samen­levingsklimaat waarin mijn ouders opgroeiden, dat van de Les Trente Glorieuses. Na de Tweede Wereldoorlog, tussen 1945 en 1975, werd er hard gewerkt, mijn ouders zagen hoe het beter ging en waren optimistisch. Dat kantelde midden de jaren 90. Vandaag zit het vertrouwen in onze federale politici op een dieptepunt, we bekampen het virus alsof het iets van een andere planeet is en Europa, dat ons zou moeten verbinden, hinkt achterop als groene en sociale motor.’

U pleit daarom in uw essay voor een meer ‘ecologisch denken’. Kunt u dat uitleggen?

‘We moeten opnieuw beseffen dat we onderdeel zijn van de natuur en ons er niet tegenover plaatsen, alsof ze de vijand is. Het is een boutade, maar we leven veel te steriel en corona versterkt dat alleen maar. Als we alles steriel maken, zijn we dood.’

Als we covid laten doen, ook.

‘Tuurlijk, maar een mondmasker ­opzetten en je handen wassen zijn kortetermijnoplossingen. Het zijn noodzakelijke remedies in volle pandemie, maar ze helpen ons niet op de lange termijn. Ik pleit voor een morsiger leven waarbij we meer voeling krijgen met de natuur, zodat we vanuit een ecologisch denken beseffen dat het weinig zin heeft om biologische wijn uit Australië te kopen. We moeten landbouw stimuleren die niet kiest voor monocultuur maar voor diversiteit, in de hoop dat geïmporteerde ziektes zoals de merelsterfte, de varkensgriep, de varroamijt – noem maar op – hier minder kans krijgen. We zijn niet ­gebaat met nog meer groei, we zijn gebaat met meer duurzaamheid en kleinschaligheid. Nogmaals: corona heeft dat uitvergroot. Wat in onze woonzorgcentra is gebeurd, zou ons banger moeten maken. Alles hangt met alles samen.’

Het essay Houd afstand, raak me aan

Lees ook

Portret – Paul Verhaeghe

Bron: De Standaard

Naar boven

Naar de website


Scroll naar boven