Zo geruisloos als Honingeter is opgestegen, zo stevig vliegt het inmiddels vele mijlen boven de wolken. Tülin Erkan maakt met haar debuut kans op de Boon-prijs.
‘Winnen zou surreëel aanvoelen.’
Jelle Van Riet – De Standaard
Op 30 maart wordt de winnaar van de Boon bekendgemaakt in Gent. Tot dan spreken we elke week af met een van de genomineerden op een door hen gekozen plek. Via www.standaard.be/deboon kunt u mee beslissen wie de publieksprijs krijgt. |
‘Misschien is stilte wel mijn eerste taal’
Tülin Erkan
We moeten de vlucht van 13.35 uur naar Istanbul halen! Niet heus, maar niets weerhoudt ons ervan te doen alsof.
Ons rolkoffertje is leeg, maar we hebben niks nodig. Vanavond drinken we Turkse koffie op een terras met zicht over de Bosporus en leest zij met een flikkering in haar donkere ogen mijn toekomst in het gestolde koffiedrab.
Niks op deze wereld doet ze liever dan zich werelden indenken voor anderen.
Tülin Erkan is een volbloedschrijver. Ze beheerst veel talen, maar literatuur is haar favoriete uitingsmiddel. Ze kan er – passend bij haar karakter – zélf de spelregels bepalen. Ze kan de werkelijkheid naar hartenlust vervormen en zelfs de tijd laten struikelen.
In Honingeter, haar volstrekt originele eersteling, tast ze meteen de grenzen af. Het leverde haar een nominatie op voor de Boon-prijs. Hem winnen op 30 maart zou een dag nadat ze vijfendertig is geworden een mooi verjaardagsgeschenk zijn.
Honingeter is een boek voor lezers met talent voor doen alsof. Hoofdpersonage Sibel Kaya is er een meester in. Haar favoriete spel: ik zie, ik zie wat jij niet ziet.
Sibel bevindt zich in luchthaven Istanbul Atatürk, een setting die in Erkans regie even surrealistisch aandoet als Lars von Triers op de grond getekende dorp Dogville.
Ook Erkan verschuift haar personages als waren het poppetjes. Aan de lezer om dit vreemde universum als echt te aanvaarden.
Wie zo ambitieus debuteert, durft groot te dromen. Misschien wel van de Boon-prijs?
‘Dat ik als debutant genomineerd ben, vind ik al ongelofelijk, het beste bewijs dat de wereld een surreële plek is. Ik weet me dankbaar en accepteer het, dat zeker, maar het gaat mijn wensen te boven. Ik probeer juist zonder verwachtingen, met kinderlijke verwondering en zelfrelativerend in het leven te staan. Dan voelt alles aan als een cadeau.’
Hoewel wij ons in Brussels Airport bevinden en niet in Istanbul, vraagt het weinig verbeelding om Sibels voetafdrukken te volgen.
Luchthavens zijn inwisselbaar. Net als overal elders ter wereld trekt ook hier het leven ruisend voorbij in eindeloze lussen van reizende mensen, bagagebanden en roltrappen. Dag en nacht verschillen nauwelijks van elkaar. Een enkeling rent, de rest wacht.
‘Hier haperen de uren’, schrijft Erkan, ‘geen mens weet hoelang.’
Ze is dol op luchthavens, omdat het leven er zich in slow motion afspeelt.
‘Honingeter is een ode aan de traagheid. Die heb je nodig, wil je de details zien. Ik heb veel geduld en wacht graag. Ik hoor mensen altijd vloeken wanneer hun trein vertraging heeft, maar ik ervaar die plots vrijgekomen tijd als tussentijd. Gestolen tijd, waarop ik mag wachten. Ik laat mijn gsm bewust in mijn tas zitten zodat ik goed kan kijken naar al die naar hun schermpje starende mensen.’
Gestolde setting
Ook Sibel wacht – bewegingsloos, thuisloos, woordeloos. Buiten woedt een sneeuwstorm, zij mist elke dag opnieuw haar vlucht naar Brussel.
Ze kijkt mensen, luistert naar ‘ijle gesprekken, doorzichtige dialogen, de schimmenwereld die een luchthaven is’.
Erkan wijst me op de mechanische stilte die in de transitzone hangt en alleen af en toe door een intercomstem wordt doorbroken.
Alles hier charmeert haar, tot het kunstmatige spiegelpaleis van de taxfreeshop toe.
‘Zo’n gestolde setting liet me toe een stolp over mijn verhaal te plaatsen en te ontsnappen aan de wetten van de tijd. Zodra je onze westerse visie op tijd – verleden, heden en toekomst strekken zich lineair uit – loslaat, dan kantelt de wereld.
´Ik ben me hyperbewust van tijd en reis liever met de trein dan met het vliegtuig, dat me te snel op mijn bestemming brengt, waardoor mijn lichaam en mijn hoofd niet op hetzelfde moment aankomen.’
Misschien laat ze onderweg te veel binnenkomen?
Schreef ze niet eerder in een column in deze krant dat in haar hoofd veel dingen openstaan, waarvan sommige niet goed meer dichtgaan, ‘zoals klemmende keukenlades’?
Ze knikt: ‘Ik ben in zeer veel geïnteresseerd, wat zowel een vloek is als een zegen. Op mijn bureaublad staat less is more, nog een standaardinstelling van mijn laptop, maar dat is ironisch genoeg niet meer leesbaar door alle mapjes die eroverheen staan.
´Mijn hoofd werkt precies zo: ik verlang naar orde en toch open ik steeds nieuwe tabs. Mede daarom heb ik mezelf die begrensde setting opgelegd.
´Via Google heb ik het grondplan van Atatürk Airport gedownload, daar moest ik het mee doen. Juist in de botsing op grenzen en op breuklijnen ontstaan de interessantste dingen.
´Sommige mensen schrijven vanuit het verlangen iets los te laten, ik wilde bewaren. Vat krijgen op de chaos van mijn herinneringen, of toch minstens doen alsof ik er vat op kreeg.’
Eau de cologne
Los van het grondplan kon Erkan, die is opgegroeid in Oostende bij haar Franstalige moeder en Engelstalige grootmoeder, putten uit haar vele ervaringen met luchthavens. Elke zomer ging het richting haar vader in Turkije.
Een pijnlijke routine, want ‘in elke aankomst huisde een afscheid’.
In de geur van haar vaders sigaretten en eau de cologne rook de kleine Erkan al ‘het onafwendbare vertrek en het bijbehorende verdriet’.
Heeft ze zich losgeschreven uit die eindeloze lus van afscheid en gemis?
‘Ik vond het verschrikkelijk, en nog, maar nu besef ik dat het leven een grote oefening in afscheid nemen is. Volleerd zal ik er nooit in worden – gelukkig, zo hoort het – maar ik zie het nu tegelijkertijd als iets cyclisch. Iets moois.
´Sibel wacht op iets. Je zou denken dat ze afscheid moet nemen, maar eigenlijk moet ze het krijgen. Ze wacht tot iemand anders zegt: hier heb je je afscheid. Ik geef het je. Je mag gaan.’
Is afscheid, zoals Sibel zichzelf aanpraat, dan geen kwestie van weggaan en niet meer omkijken?
‘Dat zou ze graag geloven, maar zo werkt het niet. De oefening bestaat erin om er met een andere bril naar te leren kijken. Dat kan ik dus wél beter met de jaren: het omdenken.
´Ik heb gewoon tijd nodig om iets helder te kunnen zien. Zo vond ik ook nu pas woorden voor wat er zich in mijn jeugd heeft afgespeeld.’
In Honingeter gaat Sibel in een trage dans met een aan afasie lijdende piloot, een in zichzelf teleurgestelde bewakingsagent en een gepensioneerde drugshond op zoek naar haar verloren taal, hét middel om de hiaten in haar herinneringen op te vullen en haar ervaringen verwerkt te krijgen.
‘In de stroom van de tijd veranderen herinneringen, want je vult ze altijd in met je heden. Daardoor zijn herinneringen, dat vind ik zo mooi, altijd subjectief, altijd fictie. Door erover te schrijven kun je ze ordenen en archiveren.’
‘Je kunt’, vervolgt ze terwijl we in de taxfreeshop – noblesse oblige – een geurtje achter de oren spuiten ‘woorden geven aan de sensorische verankering van herinneringen.
´Je kunt herinneringen niet zien. Je proeft, hoort en ruikt ze.´
Tülin Erkan
´Als ik denk aan mijn Turkse grootmoeder, mijn babaanne, dan ruik ik instant zoet gebak. Overvloed was haar manier om met ons te communiceren. Ze smoorde ons als het ware in liefde; overdaad als compensatie voor wat er ontbrak.
´Er is een reden waarom mijn zus en ik beiden een onstilbare honger hebben. Honger en heimwee gaan hand in hand.’
Soms ook is een geur er een van troost.
‘Wat mij elk jaar opnieuw troost is wanneer ik voor de eerste keer de lente in de lucht ruik. Het is beloftevol. Het vergankelijke vind ik mooi, weten dat het voorbijgaat en dat ik het elke winter opnieuw vergeet.
´Ook in het cyclische – het sterven is nodig om weer tot leven te komen – vind ik troost.’
We bevinden ons in transit, het leven zoals het is.
‘Op Turkse grondplannen staat bij zo’n rood cirkeltje sen burdasin: je bent hier. Er zijn mensen die zichzelf zo kunnen pinpointen: hier ben ik, dat wil ik, hiervoor sta ik. Maar ik zal altijd een beetje dwalende blijven.
´Volgens mij praten velen zichzelf zo’n punt aan, terwijl ze het eigenlijk ook niet weten. Tenslotte zijn we allemaal zoekende, vloeibare, kwetsbare wezens. We zijn samen ontheemd. Dat verbindt ons.
´Toen ik Honingeter de wereld instuurde vond ik het doodeng om me zo poedelnaakt te tonen, maar intussen weet ik dat net daardoor mijn boek zo zacht is mogen landen.
´Elke mens is standaard kwetsbaar ingesteld. Alleen leven we in een samenleving waarin je je sterk moet tonen – doen alsof.
´Maar zodra je je blanke pit toont, zie je hoezeer die sprokkelingen van je leven ook over anderen gaan. Honingeter komt uit mij, maar intussen behoort het anderen toe.’
Kameleon
Om haar herinneringen te bewaren moest Erkan haar taal terugvinden. Net als Sibel was ze met het kind-zijn ook haar woorden verloren. Haar vader- en moedertaal stemden, net als haar ouders, niet langer overeen.
‘Een van de grote heerlijkheden van kind-zijn is dat communicatie zo onproblematisch is. Wat je wilt zeggen komt aan, je staat er geen seconde bij stil hoe anderen je ervaren.
´Bij babaanne verliep altijd alles vlekkeloos, tot ik ineens niet meer gezegd kreeg wat ik wilde zeggen en me niet meer begrepen wist. Je wordt je bewust van jezelf, stelt vast dat niets eenduidig is en dat anderen allerlei verwachtingen van je hebben.
´Als ik in Turkije zeg hoe ik heet, is men in shock dat ik geen Turks spreek. Ik vergeet elke keer weer dat alleen al mijn naam van alles opwekt.
´Erkan is bijvoorbeeld ook een typische mannennaam. Had ik Sophie Erkan geheten, men zou me anders bekijken en behandelen. Terwijl het maar lettertjes zijn.’
Meer dan je naam bepaalt je taal wie je bent, vindt Erkan. Wie zoals zij verschillende talen beheerst is een kameleon, in elke taal iemand anders.
‘In het Engels ben ik, denk ik, het grappigst en in het Turks voel ik me het meest hulpeloos. Een beetje zoals mijn Britse grootmoeder, wanneer ze zich in Oostende verstaanbaar probeert te maken in het Nederlands, terwijl ze in haar moedertaal echt zo’n zelfverzekerde, witty Britse is.
´Ik ben een polyamoureuze “linguofiel”, maar mijn grote liefde is het Nederlands. De taal waarin ik schrijf. Net omdat we zo meertalig zijn opgevoed, ben ik me van kleins af monomaan op het Nederlands gaan richten.
´Ik was echt een extreme streber voor dictee, spelling en opstellen. Taal was voor mij een vorm van emancipatie: hier ben ik goed in, dit bouw ik uit als mijn manier om in de wereld te staan. Taal is macht en maakt dingen mogelijk.
´Ik leer ook graag een nieuwe taal, omdat er zich dan van alles verbindt in je hersenen.’
Op haar dertigste is ze, mede voor Honingeter, Turks gaan studeren. Telkens als iemand binnen gehoorsafstand de taal spreekt, wil ze er achteraan, ‘mee opgaan in die wondermooie klankenstroom’.
Wat zit er toch in die drie letters die het Turkse alfabet meer heeft dan het Nederlands?
‘Dat extra cachet is geheim’, zegt ze lachend.
‘Mij katapulteert het Turks instant naar mijn jeugd en naar de mogelijkheid van een ander leven. Het herinnert me eraan dat als mijn moeder ervoor had gekozen om naar Cappadocië te verhuizen, ik dan iemand anders was geweest.
´Ik vind de gedachte dat we verschillende levens kunnen leiden en dat we zelfs tot op zekere hoogte voor andere levens kunnen kiezen, heel aantrekkelijk.
´Zo zat ik bijvoorbeeld lang gevangen in de idee dat ik half was, gewrongen tussen twee culturen, niks ten volle. Vandaag zie ik het feit dat ik uit zeer verschillende bouwstenen besta als iets vol en rijk.’
Aan passengers for flight zoveel wordt gevraagd to kindly proceed to gate zoveel. Intercomtaal is helder.
In Honingeter is de taal soms verbindend, vaak ontwrichtend. Sibel praat niet toevallig het makkelijkst met de hond. Met haar communiceert ze zoals de kleine Erkan communiceerde met haar grootmoeder: vrij en zonder verwachtingen.
Waren zij en de anderen maar dieren. Ze zouden ‘naar elkaar fluiten, grommen, kwaken, ultrasoon onder water zingen, hun verenkleed doen uitwaaieren in de meest bonte kleuren. Het zou allemaal niet zo moeilijk zijn.’
In deze lijnen horen we Erkan.
‘Misschien is stilte wel mijn eerste taal.
Tülin Erkan
´Als ik boos of verdrietig ben, word ik stil. Stilte wordt zwaar onderschat. Er wordt te weinig gezwegen, te veel onzin uitgekraamd, te veel naast elkaar gepraat. De monoloog, de polemiek en de retoriek zegevieren.
´Ik wantrouw al wie snel en luid zijn grote gelijk verkondigt en probeer zelf wakker, zoekend en klein in het leven te staan.’
Wie in een luchthaven nood heeft aan stilte moet, zo luidt Erkans geheimtip, ‘het icoontje van het knielende mannetje volgen’.
En effectief, op de vierde verdieping, hoog boven de drukte van de winkels en de eetgelegenheden, komen we in het stille oog van de storm.
In de enorme hal waar moslims, joden, katholieken, orthodoxen en protestanten elk een eigen gebedsruimte hebben is er op een verdwaalde passagier na geen kat.
‘Hier kun je in alle anonimiteit bidden, lezen, slapen en nietsvermoedende mensen in de transithal begluren.’
In de islamitische gebedsruimte denk ik aan Ömer, de bewakingsagent die zich vijfmaal per dag naar Mekka richt om te bidden. Ooit vond hij de liefde als gastarbeider in Genk, nu is ook hij ontheemd.
In Sibel, die hij via zijn beeldschermen in het oog houdt, ziet hij de dochter die hij gekend zou hebben, mocht hij niet uit Genk zijn weggegaan, ‘geen lafaard zijn geweest’.
Belichaamt deze Ömer, die zich over Sibel ontfermt en die een oogje dichtknijpt wanneer ze zich in het bezemkamertje te slapen legt met de hond, haar verlangen naar een vader?
‘Ömer belichaamt mijn gemis, maar dat gemis is afgerond. Ik aanvaard dat die verbinding er gewoonweg niet is.
´Of ik dat te danken heb aan het schrijven weet ik niet. Ik weet alleen dat ik er nu de schoonheid van kan zien en zelf kan bepalen hoe het verdergaat. Ik ben niet langer de speelbal van volwassenen.
´Misschien heet dat ouder worden.
´Zoals alle opgroeiende tieners staarde ik me blind op mijn eigen navel. Waarom werd mij dat onrecht aangedaan? Mijn vader kon weinig goed doen, terwijl ik nu met mededogen en mildheid naar hem kan kijken. Zonder verwijten, boosheid of wrok.
´Uiteindelijk proberen we het allemaal zo goed mogelijk te doen. Je kunt niet je hele leven als een verongelijkte tiener in de wereld blijven staan.’
Vertrekkensklaar
De teugels van je leven in eigen handen nemen, het is Erkan ten voeten uit. Als kind had ze geen zeggenschap over wanneer ze ergens aankwam en wanneer ze weer vertrok, vandaag bewaakt ze haar autonomie als Cerberus de hel. Ze bevindt zich als het ware altijd vertrekkensklaar in een luchthaven.
‘Het is niet zo dat ik aldoor op de loop ben, maar ik moet wel het gevoel hebben dat ik weg kan als ik wil. Ik dek me in: ik wil zelf kunnen gaan voor de ander het me aandoet.
´Gelukkig heb ik een vriend die niet bang is voor mijn verlatingsdrang. Hij is iemand die vasthoudt.’
Houdt ze dan ook, als Sibel, mensen altijd ver genoeg weg opdat het afscheid minder zwaar zou zijn?
‘Zoals alles in het leven is ook dat koorddansen tussen trekken en afstoten, tussen mensen heel nabij laten komen en ze wegduwen.
´Ik houd niet toevallig van katten en hun drang naar zelfstandigheid. Honden zijn me te aanhankelijk.’
Bij die soevereiniteit hoort het hart van een nomade. Erkan is overal en nergens thuis. Ze is vooral thuis bij zichzelf.
‘Ik heb oppervlakkige wortels, zoals die plantjes in de duinen, die je makkelijk los kunt trekken en elders in de grond steken. Ik houd erg van mijn geboortestad Oostende, maar na mijn studies moest ik er absoluut weg. Iedereen kent er iedereen, het verstikte me.
´Ik wilde in een anonieme grootstad wonen, waar ik kon opgaan in de massa en – net als in een luchthaven! – onzichtbaar worden. Maar na een tijdje blijkt ook Antwerpen een dorp te zijn.
´Intussen vind ik het heerlijk om naar Oostende terug te keren, wetende dat ik er weer zal weggaan. Ik wil me niet in één plek ankeren. Ook niet in Borgerhout, waar Ignace en ik intussen al een hele tijd wonen.’
Ignace Cami, de kunstenaar die Erkans verlatingsdrang heeft bedwongen, hoort bij thuis. Ze ontmoetten elkaar toen ze nog op de middelbare school zaten, tijdens een optreden in Brugge. Hij kwam uit de verre Kempen, zij uit Oostende. Met de jaren werd de afstand tussen beiden steeds kleiner.
Cami houdt van pannenkoeken, voor Erkan al voldoende reden om van hem te houden, toch?
‘Ik ben niet veeleisend’, zegt ze lachend.
‘Een ander geheim is, denk ik, dat we dezelfde humor hebben. Ignace en ik lachen heel vaak samen. Ik vind humor een van de aantrekkelijkste aspecten van een mens.
´En weet je, toen we het daarnet over de geur van troost hadden, dacht ik ook aan hoe graag ik in Ignace zijn oksel kruip. Vreemd genoeg vind ik die altijd lekker ruiken. Oksels van geliefden kunnen dus ook troostrijk zijn.’
Bij gate 51 spotten we tussen alle naar schermpjes turende mensen één grijze man die een Grieks boek leest en een Spaanse, rondborstige vrouw die vrolijk tegen een man aanpraat, terwijl ze zich opmaakt. Op het tafeltje voor haar een arsenaal aan make-up-artikelen. Een parfumerie op maat.
‘Wie zijn deze mensen? Waar gaan ze naartoe?’ Als dochter van een reislustige geografe en een Turkse tapijthandelaar kijkt Erkan naar de wereld van op een vliegend tapijt en met bodemloze nieuwsgierigheid. Duizend tabs staan open. In alles zit poëzie.
Door het succes van haar boek wordt er nu omgekeerd ook naar haar gekeken.
Voelt ze zich net als Sibel begluurd?
‘Ik kies ervoor om me gezien en geliefd te voelen. Dat kun je, denk ik, kiezen. Je kunt je eigen ergste vijand zijn, maar je kunt ook blij zijn dat je boek resoneert in de wereld en dat lezers het omarmen.
´Ik weet me vooral dankbaar en dat vult de hele ruimte. Er kan niks anders meer bij.’
Aan passengers for Turkish Airlines flight zoveel with destination Istanbul wordt gevraagd to kindly proceed to gate zoveel.
We gaan naar de incheckbalie en doen alsof we boarden.
Lees ook
- Geert Buelens
Wat we toen al wisten – Winnaar Boon 2023 - Niña Weijers
Zelf doen – Boon genomineerde - Tülin Erkan
Honingeter – Boon genomineerde - Emy Koopman
Tekenen van het universum – Boon genomineerde - Tom Lanoye
De draaischijf – Boon genomineerde
Bron: De Standaard