Emy Koopman – Tekenen van het universum – Boon genomineerde


Als je schrijft over jezelf moet je genadeloos zijn, vindt Emy Koopman. In Tekenen van het universum snijdt ze dan ook dwars door het weefsel van haar obsessies. ‘Om uiteindelijk met warme, natte handen te constateren: kijk, dit is maar een mens.’

Katrien Steyaert - De Standaard



Op 30 maart wordt de winnaar van de Boon bekendgemaakt in Gent. Tot dan spreken we elke week af met een van de genomineerden op een door hen gekozen plek. Via www.standaard.be/deboon kunt u mee beslissen wie de publieksprijs krijgt.


‘Ik ben op dit moment gelukkiger met een kuifeend dan met een affaire’

Emy Koopman


Emy Koopman drukt zich tegen de muur van haar piepkleine halletje om me te ­laten voorgaan naar de woonkamer, en even flitst Marina Abramović door mijn hoofd.

In haar tentoonstelling The artist is present, in 2010 in het Moma, drukten twee performers zich ook tegen de muur, zij het naakt en met zo weinig plaats tussen hen in dat de bezoekers er niet langs konden zonder een al dan niet edel lichaamsdeel te schampen. Mijn lief mocht het aan den lijve ondervinden.

Dat mijn brein dat verband legt, is geen toeval, want de wereldberoemde Servische kunstenares figureert meer dan één keer in Tekenen van het universum, dat precies gaat over de verbanden die onze breinen leggen, en vooral de betekenis die wij stervelingen daar in al onze hunker aan toekennen.

In dit autobiografische verslag is de verteller de vier jaar jongere versie van de Emy die me nu thee schenkt in haar Amsterdamse huurflat, en die in 2019 in de ban raakte van A, de ­Canadese fixer voor de tv-documentaire Paradijs Canada die ze presenteerde.

Die Emy las een voor­bestemming af in hun gedeelde fascinatie voor ­Georges Bataille, de filosoof van het exces, of de bijna gelijk­lopende overlijdensdata van haar vader en zijn ­moeder.

Tegelijk voedt A haar verwachtingen met uitspraken als: ‘Ik heb me in geen zes jaar zo gevoeld’.

Schaam je, maar met mate

Het is de broeierige start van een emotionele affaire – fysiek blijven de handen netjes boven de lakens, maar in hart en hoofd is Emy maandenlang tegelijk bij haar vaste vriend Johannes én bij A. Een letter die te ­lezen is als ‘Amour’ of ‘de Ander’.

Dit boek overstijgt dan ook de navelstaarderij. Door de affaire te vervlechten met kunst, filosofie, maatschappelijke thema’s en populaire cultuur wordt dit ‘verslag van een obsessie’, zoals de ondertitel luidt, een universeler document over zelfverlies.

Zichzelf verliezen dééd Emy. A was steeds kariger geworden met de affectieve kruimels die hij haar gunde en dat ondermijnde haar zelfvertrouwen zozeer dat ze achterbleef als ‘een bibberig hoopje mens’, met een ego ‘zwartgeblakerd en hinkend’.

Maar ging ze zich pantseren? Nee, met de vernedering als motor ging ze schrijven. Over al die momenten ‘vol van domme begeerte’, al die openhartige mails naar A, al dat smachten als ze hem in de zomer weerziet in zijn ­Montreal, weliswaar altijd in het gezelschap van haar vriend en/of zijn vriendin.

‘In het verleden hadden Johannes en ik al besproken dat interesse in een ander moest kunnen, als ­zeldzame uitzondering en in goed overleg.

'Ik vertelde hem dus van bij het begin alles, maar van A mocht zijn vriendin Charlotte niets weten. Wat natuurlijk een vreemde spanning gaf toen zij ons enthousiast uit­nodigde in haar vaders buitenhuisje.

'Lekker warm weer, weinig kleren aan, drie van de vier die weten dat er iets speelt – het was zo theatraal dat ik er een verhaal voor het tijdschrift De Gids over schreef.

'Door iets creatiefs tegenover de uiteindelijk slechte afloop te ­zetten, leek het al minder erg. Gelukkig hebben we zulke manieren om iets te brouwen van de nare ­momenten die toch vaak genoeg voorkomen.

'Maggie Nelsons Bluets, waarin ze haar liefdesverdriet van vele kanten bekijkt, vond ik bijvoorbeeld een heel sterk boek.’

Toen u uw verhaal in De Gids herlas, stoorde u zich ­eraan dat u er fictie van had gemaakt, schreef u in het tijdschrift DW B.

‘De werkelijkheid achter dit verhaal liep al over van de halve waarheden, opzettelijke lacunes, leugens om bestwil. Om dit zelfonderzoek te schrijven, kon ik er niet nog een laag van onwaarheden bovenop leggen door er een roman van te maken.’

Die vorm had anders wel uw diepste zielenroerselen beschermd.

‘Een boek schrijven is altijd naakt op het marktplein staan, maar bij fictie kun je nog zeggen dat diegene die er naakt staat een personage is.

'Nu vond ik het belangrijk om eens het soort boek te schrijven waarin ik me helemaal niet verschuil omdat ik voor mijn gevoel best veel last heb van schaamte.

'Nu is dat een emotie waaraan we als mensheid veel hebben omdat het ons kan remmen in schadelijk gedrag zoals de wereld rond­vliegen, maar ze maakt ons ook voorzichtiger en conventioneler dan we misschien willen.’

En wij, katholieke Vlamingen, maar denken dat pro­testantse Nederlanders minder geplaagd worden door schuld en schaamte.

‘Mijn ouders hebben een katholieke achtergrond. (glimlacht) 

'Het cliché klopt ergens, hoor, en misschien wordt mijn boek daarom net iets meer opgepakt in Vlaanderen dan in Nederland, waar werken met een protestantse inslag, zoals die van Jan Siebelink, het goed doen terwijl lezers bij katholieke thema’s soms lijken te denken: “Huh, waarom schaam jij je nou?”.

'Ik geloof dat we net als bij veel andere menselijke aangelegenheden de gulden middenweg moeten kiezen. Die was in Aristoteles’ ethiek al de meest deugdzame.

'Dus: schaam je, maar met mate – zoiets.’

U wilde zich niet per se van uw gêne bevrijden?

‘Nee, ik vind het belangrijk om al schrijvend je emoties beter te leren kennen én te laten zien: “Nou dit is ’m, mijn lelijk bergje schaamte.”

'Begrijp me niet verkeerd: het is niet alsof ik lekker exhibitionistisch wilde zijn in bijvoorbeeld die hoofdstukken over mijn eerdere ­relationele en seksuele averij.

'Dat was zelfs een strijd – terug die vernedering en die pijn in – maar ik wilde er absoluut achter komen waarom ik me zo door deze affaire liet meeslepen.’

Eigentijdse Hadewijch

De reden is duidelijk: ‘Ik ben ziek. Als ik dit nu niet ­onderzoek, wat er mis is met mij, dan overkomt het me over een paar jaar weer.’

Dat Koopman zowel een diploma literatuurwetenschappen als klinische psychologie heeft, maakt het resultaat geraffineerd.

‘Verliefdheid,’ ziet ze, ‘dat ís een kleine waanzin: een volstromen met dopamine, een uitputting van serotonine, een buitennormale geestesgesteldheid, compleet met betrekkingswanen, obsessief-compulsieve gedachten en gedragingen. (…)

'Het probleem is vooral hoe we denken over waanzin. Als een disbalans of afwijking in het mechaniek van het brein die zo snel en zo geruisloos mogelijk dient te worden opgelost. Maar er zit, Nietzsche zei het al, altijd een zekere zin in de waanzin. Hij is een ontregeling, een ontremming.’

Verliefdheid is creatief én destructief, constateert u. Kwam u al schrijvend het gevaar onder ogen?

‘Ja, door expliciet de relatie te leggen met andere vormen van zelfverlies zoals psychose, en de magerzucht en automutilatie waarmee ik als tiener kampte.

'Ik zie nu dat daarbij vroeg of laat een dynamiek ontstaat waaraan nog heel moeilijk te ontsnappen valt.

'Na mijn analyse in dit boek denk ik dat ik voortaan sneller zou beseffen: dit gaat de verkeerde kant op, terwijl in deze affaire Johannes de eerste was die op de rem trapte omdat hij zag dat ik steeds verdrietiger werd. Waarop ik dat verdriet meer voor mezelf hield in plaats van met A te breken.’

Daar spreekt de verslaafde.

‘Precies! En die stopt pas als de klap hard genoeg is. In die zin geloof ik ook dat ingesleten patronen te doorbreken zijn, op voorwaarde dat de druk of wil hoog ­genoeg is.

'Veel lezers zeggen me dat ze me wilden toeroepen: “Stop er toch mee!”, en dat is fijn, dat betekent dat ze echt in mijn verhaal zaten, maar ikzelf wilde dat lang niet. Ik vond dat er genoeg highs en momenten van hoop waren. Het werd pas pijnlijk toen A vroeg om hem en Charlotte met rust te laten.’

Of toen hij jullie geheim, die bevreemdende nacht in Hotel Classique, toch aan haar verklapte?

‘Dat vond ik eerder grappig omdat het zo’n typisch laf gebaar is. Het gaf me ook de kans om woedend te zijn – hij bedonderde me – en zo hervond ik de kracht om mezelf te beschermen.

'Eindelijk kon ik het alsmaar meebewegen met de ander, alles voor hem goed ­houden, doorbreken. Dat ik dat lang niet deed, is deels een kwestie van persoonlijkheid.’

‘Ik ben een duikelaar. Duw me om zo vaak je wil, ik spring weer overeind’, schrijft u.

‘Ja, als ik iets belangrijk genoeg vind, ook op werkvlak, wil ik vechten tot er niets meer te vechten valt. Bovendien, hoe interessant wordt het als je onmiddellijk zegt: “Ho, stop!”, zoals mijn neefje dat nu op de basisschool leert, om aan te geven dat hij iets onplezierig vindt.

'Dat ik hier niet voor Aristoteles’ middenweg koos, is wellicht deels vanuit dat idee dat die zo saai is. Waarbij je je kunt afvragen in hoeverre ons individualistische, kapitalistische systeem verantwoordelijk is, want dat zet ons toch aan tot consumeren en grootse ervaringen opdoen.’

Emy Koopman Beeld Renate Beense

Het is de eeuwige vraag, ook in uw oeuvre: waar stopt het verlangen en waar begint de verwoesting?

‘Ja, daar buig ik me al over sinds mijn debuut, Orewoet (Middelnederlands voor geestelijke extase en een sleutelterm voor de 13de-eeuwse mystica en dichteres Hadewijch, red.).

'Hadewijch gebruikt precies de structuur van de liefdespoëzie om haar verlangen naar God te ­tonen. Ook ik wilde opgaan in mijn band met A, die ik zag als iets diepers dan die tussen twee gewone indi­viduen.

'Dat heeft te maken, denk ik, met de religieuze behoefte die velen vandaag nog voelen – ze verlangen op te gaan in iets minder nietigs dan zichzelf – maar die de geïnstitutionaliseerde religie niet meer vervult.’

Mildheid

De slimme volgspot van Koopman belicht ook oerverhalen zoals De kleine zeemeermin, waarin Ariel evenzeer tot het uiterste gaat voor haar prins.

‘De zelfop­offerende vrouw, die geeft en geeft en geeft,’ schrijft ze, ‘zij vond haar weg naar mijn kinderbrein via dit soort verhalen, en via al die vrouwen van vlees en bloed die de tijdschriften, tv-programma’s en films bevolkten. (…)

'Zusters en dochters van een ideaal dat sinds de ­uitvinding van Maria nooit werkelijk is weggeweest.’

‘Mijn boek vraagt zich af in hoeverre culturele ­man-vrouw-scripts meespelen. Ik geef geen sluitend antwoord, al geloof ik dat onze hevige gehechtheid aan de gevende vrouw niet helpend is voor de vrouwelijke ­partij in een relatie.’

U ziet een opgroeiende vrouw als ‘een bonsaiboompje met de groeiwoede van een oerwoud’.

‘Ja. Van haar wordt nog altijd vaak verwacht dat ze zacht en zorgzaam is, terwijl onze feministische ­idealen op autonomie hameren.

'Hoe krijgt zij een ­relatie voor elkaar als veel mannen zich door vrouwelijk initiatief afgeschrikt voelen? Zo bulkt ons leven van de tegenstrijdigheden.’

Op papier geeft u die alle ruimte en ook op Instagram noemt u zichzelf ‘ambivalent’.

‘Zo ben ik opgevoed. Mijn ouders legden nadruk op doorleren en financieel zelfredzaam worden – mijn moeder had zelf een PhD – en tegelijk vond ze dat ­mannen de deur moesten openhouden voor vrouwen en ik een rijke echtgenoot moest vinden zodat ik kon schrijven.

'Dubbel dus, zoals het leven is. (glimlacht) 

'Ik vind het dan ook fijn dat lezers verschillende interpretaties aan dit boek geven, al moet ik bekennen dat ik het zonde vind als sommigen erin lezen dat af­hankelijkheid een erg vrouwelijk ding is, terwijl ik dacht aangegeven te hebben dat dit zeker niet ex­clusief zo is. Alleen al de popmuziek wemelt van de smachtende mannen.’

In de passages over uw amoureuze ontwaken vraagt u zich af: wat als ik de man was geweest?

‘Door terug te blikken, besef ik beter dat ik toen te ­pushy was, zo van: “Kom, het moet toch gaan ge­beuren”. Het waren de vroege jaren nul en door ­Amerikaanse cultuuruitingen als Sex and the city had ik het idee dat een stoere, zelfbewuste vrouw streefde naar zo veel mogelijk seks met zo veel mogelijk partners.

'Met de verwerving van zogenoemde seksuele vrijheid ontstonden dus weer nieuwe onvrijheden, ­zoals die druk om ruim voor je achttiende in bed te ­belanden en liefst met meer dan één iemand.

'Op een gegeven moment beschrijf ik hoe het vriendje met wie ik wilde dat het zou gebeuren in huilen uitbarstte, wellicht omdat hij er nog niet aan toe was. Ik hield er te weinig rekening mee hoe ingewikkeld het ook soms voor die jongens was.’

Wat kan uw jongere zelf uit het boek leren?

‘Dat het dus veel minder om seks dan om intimiteit gaat. Dat vriendje zei op dat bewuste moment, voor het eerst, dat hij van me hield. Dat is zo veel mooier dan waar ik toen op uit was.

'Ook zou het veel ruimte geven als we ons bij momenten van zelfverlies niet monddood laten maken door schaamte, maar kunnen zeggen, tegen de ander: “Sorry als ik te ver ben gegaan” en tegen onszelf: “Sorry als ik iets deed waar ik nu niet meer achter sta”.’

We mogen dit lezen als een pleidooi voor mildheid?

‘Zeker. Bij vrouwen wordt afhankelijkheid vaak als ­naïef of antifeministisch gezien, terwijl het bij mannen zou ingaan tegen het idee van mannelijkheid. Voor iedereen ligt dit dus ingewikkeld, maar uiteindelijk spelen we natuurlijk niets klaar zonder anderen.

'Dat mogen toegeven lijkt me cruciaal om het hier vol te houden. Kennelijk hebben mensen daar behoefte aan, want veel lezers bedanken me omdat ze zich herkenden en getroost wisten.

'Die waardering is fijn, want ik moest, zoals het er staat, “dwars het weefsel door”. Maar wel “om uiteindelijk met warme, natte handen te kunnen constateren: kijk, dit is maar een mens”.’

De ‘heilige’ Johannes

Terwijl ze praat, verzamelen haar handen koekkruimels op het tafelblad, voorzichtig. Zou ze beducht zijn dat die vingers haar weer in de steek laten zoals vorig jaar? Toen weigerden haar wijs- en middelvinger dienst, net de twee waarmee ze haar teksten tikt.

‘Ik was overspannen omdat ik te vaak had doorgeduwd in tijden van professioneel en persoonlijk gedoe. Zo trok ik een groot onderzoeksjournalistiek project rond ­seksueel misbruik in de geestelijke gezondheidszorg, terwijl een familielid van mij zelf in de psychiatrie werd opgenomen.

'Kort daarna gebeurde dat ook met een vriendin, terwijl ik eigenlijk Tekenen van het universum wilde afmaken. Het gaat nu beter, al moet ik op tijd rust zoeken.’

Onderweg vond u toch de kracht om het beleid van Mai Spijkers te hekelen, de roemruchte uitgeversbaas van Prometheus, en te verkassen naar De Arbeiderspers.

‘Als schrijver van Het boek van alle angsten – over het recht van de sterkste en een pestkopcultuur – kon ik niet blijven werken voor een uitgever die vaak te weinig respect heeft voor zijn team.

'Ik voerde gesprekken met ex-medewerkers, en met Mai zelf, en moest concluderen dat hij niet wil veranderen. Het werkt voor hem om een harde, soms neerbuigende baas te zijn, en dat blijft zo zolang er niet meer en bekendere auteurs zich uitspreken.

'Ik was graag gebleven, want het is óok een prachtige uitgeverij, een familie, maar ethisch gezien kon ik dat niet meer aan mezelf ver­kopen.’

Stelde u zich ethische vragen over schrijven over A, Charlotte en Johannes, mensen van vlees en bloed?

‘Ik heb de twee Canadezen de mogelijkheid gegeven om te zeggen wat ze er absoluut niet én wel in wilden, maar daar gingen ze niet op in.

'Johannes (gepromoveerd als mediawetenschapper, red.) wilde vooral dat het een goed boek werd en las minder mee als vriendje dan als een soort redacteur.

'Zo vond hij zichzelf in het boek soms te zoetsappig klinken – “dat lezen mensen niet graag”, zei hij dan, terwijl hij wel écht zo aardig had gereageerd.’

Hij lijkt een standbeeld te verdienen voor zijn begripvolle reactie op de hele affaire. Is dat omdat hij al jaren mediteert?

(lacht) Het was vooral een kwestie van zich veilig ­voelen. Van bij het begin besprak ik alles met hem en zei ik dat A geen bedreiging vormde voor onze relatie. Daardoor kon hij zijn zeldzame jaloezie zien als een onproductief effect van het ego.

'Het moeilijkste vond hij lezen wat ik allemaal gedacht had, en dat ik dus soms op momenten dat wij samen waren met mijn hoofd bij A zat.

'Gelukkig wordt ons gedeelde doel – ­literaire kwaliteit – nu beloond en kan ik Johannes trakteren op een weekendje Gent (waar de Boon-jury op 30 maart de hoofdprijs uitreikt, red.).

Emy Koopman Beeld Renate Beense

Voor NRC voelt het als ‘een omissie’ dat u de impact op uw seksleven niet toont.

‘Tja. Dat is iets van mij en mijn vriend, al hint ik er wel naar. Ik vond het onnodig om dan ook nog hele seksscènes toe te voegen. Die behouden alleen hun kracht als ze niet gratuit zijn; ik wil erbij stilstaan wat ik ermee zeg.

'In de terugblik op eerdere relaties schrapte ik ook een scène waarin ik naar de normen van vandaag verkracht ben.

'Ik twijfel over het woord “verkrachting” hier omdat ik geen onrecht wil doen aan mensen die een gewelddaad meemaakten. Dit was toch de light ­variant waarbij ik meeging in iets wat ik niet wilde, maar de persoon wel leuk vond.’

Liet u die scène dan weg uit schroom?

‘Nee, het heeft te maken met de conclusie van mijn masterscriptie over literaire representaties van verkrachting: dat de interpretatie weliswaar aan de lezer is, maar je als schrijver moet beseffen hoe snel het ­probleem van voyeurisme ontstaat.

'Susan Sontag zei het al: van zodra je een jong, aantrekkelijk lichaam in een seksueel getinte positie toont, maak je toch een vorm van pornografie en moet je je minstens afvragen of dat je bedoeling is.’

De pijn van slachtoffers zou u als psycholoog kunnen behandelen. Waarom oefent u dat vak niet uit?

‘Ik heb dat negen maanden gedaan, als stagiaire, maar het kostte me te veel energie, terwijl wat me eraan interesseerde ook in literatuur te vinden is: hoe mensen steeds weer handelen tegen hun beste belangen in, hoe onhandig we met onszelf en elkaar omgaan.

'Daarin schuilt zoveel tragiek en humor dat ik er nog lang zoet mee ben als schrijver. Alleen met verliefdheid en waanzin ben ik eventjes klaar.’

Voor mij zie ik inderdaad niet de sanguine Emy die zich redeloos in het avontuur stort, maar een Emy die rust uitstraalt en bedachtzaam antwoordt.

‘Ik heb inderdaad moeite om dat verzwelgende van het boek terug te halen omdat ik nu meer in de luwte zit en daar heel gelukkig mee ben.

'Onlangs waren Johannes en ik negen jaar samen en dat is voor ons allebei onze langste relatie. In deze levensfase heb ik meer ­behoefte aan met hem een vogelkijkcursus volgen, ­zoals we deze winter deden, dan aan een affaire.

'Aan kuifeenden ontdekken in het park en beseffen dat die evengoed iets magisch hebben. Het gevoel van het ­sublieme kan ook in de natuur zitten.’

In onze Letterenpodcast vroeg veellezer Filip Joos zich af wat u zou kiezen: een zomer met A beleven of dit boek schrijven?

‘Er was een tijd dat ik alles had gedaan voor het eerste, maar nu zou ik Tekenen van het universum niet meer ruilen.

'Schrijven is mijn manier om werkelijkheid én fantasie te ordenen. De man – A dus – werd materiaal.

'Ik geloof ook dat het boek een goede herinnering is om niet te hard een ander te plezieren en te volgen. Of althans genoeg te hebben aan het begin van een bijzondere ontmoeting, een geïnteresseerd oogcontact, zonder dat ik daar iets mee moet.

'Zo eindig ik het boek ook: “Twee keer een seconde, dat is genoeg. Voor nu.”’

Tekenen van het universum
Orewoet
Het boek van alle angsten

Emy Koopman (37) liet meteen van zich spreken met haar debuut Orewoet (2016) en de dystopie Het boek van alle angsten (2020). Tekenen van het universum is haar eerste autobiografische boek. Ze promoveerde in de literatuur­wetenschap, werkte als onderzoeksjournalist en schreef essays voor onder meer De Groene Amsterdammer en de Volkskrant.


Emy Koopman in haar schrijfkelder in Amsterdam. Beeld Renate Beense

Lees ook


Bron: De Standaard

Naar boven

Naar de website


Scroll naar boven