Collaboratie – Kinderen van de collaboratie hebben recht op informatie


Geef mensen de vrijheid om zelf de donkere bladzijden van onze geschiedenis te lezen, schrijft Koen Aerts. Een vlottere toegang tot de archieven van de jaren 40 zal heus niet tot rellen leiden.

Koen Aerts – De Standaard


Dagelijks krijgen historici van de Tweede Wereldoorlog vragen van nabestaanden over de lotgevallen van ouders en grootouders die na de bevrijding vervolgd zijn voor collaboratie.

Zelf mogen ze de gerechtelijke dossiers niet zomaar raadplegen, net zomin als andere geïnteresseerden.

De herdenking van het einde van WO II leidt bij mij en mijn collega’s daarom jaarlijks tot dezelfde vraag: geef elke belangstellende onder voorwaarden toegang tot de gerechtelijke dossiers van de collaboratie.

Tot tweemaal toe maakte minister van Justitie Vincent Van Quicken­borne (Open VLD) in het parlement onlangs een schijnbeweging om een gelijksoortige bede van André Flahaut (PS) en Kurt Ravyts (Vlaams Belang) te parkeren.

In zijn eerste antwoord schoof hij de hete aardappel verkeerdelijk door naar de staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid. Het Rijks­archief bewaart en ontsluit weliswaar de bronnen, maar het beheer is wel degelijk een zaak van Justitie.

In zijn tweede repliek verwees de minister zelf naar de omzendbrief van het college van procureurs-generaal, die sinds 2013 aan universiteitsmedewerkers en enkele onderzoeksinstellingen de toegang verleent die aan ­nabestaanden en andere geïnteresseerden wordt geweigerd.

De belangrijkste argumenten van die ronduit discriminerende bepalingen zijn de bescherming van het privéleven en de openbare orde.

Weinig te vrezen

Beide redeneringen houden geen rekening met de realiteit. We riskeren heus geen oproer of straatrellen met een ruimere toegang tot de archieven van de jaren 40. De feiten zijn al meer dan 75 jaar oud.

Het voorbeeldbeleid in Nederland en het Belgische non-beleid van ongecontroleerde raadpleging in de jaren tachtig en negentig hebben ook niet geleid tot noemenswaardige problemen van oneigen­lijke kennisname of verspreiding. Bovendien is de Europese Algemene Verordening Gegevensbescherming niet van toepassing op overledenen.

Als de informatie uit de dossiers toch nog levende mensen zou treffen, dan laat de strafwet vervolging toe bij kwaadwillig en publiek geformuleerde valse aantijgingen.

Ook op dat punt valt weinig te vrezen. De persoonsgebonden informatie uit de gerechtelijke dossiers staat ook in tal van andere bronnen die wel vrij raadpleegbaar zijn, zoals beschreven is in het boek Was opa een nazi?.

Dat geldt voor de veroordeelden, maar net zo goed voor de mensen vernoemd in de dossiers zonder gevolg, de dossiers buitenvervolgingstelling en de dossiers die tot eerherstel of rechtsherstel hebben geleid.

Toch belanden die gegevens niet zomaar op de straatstenen, omdat een bindende onderzoeksverklaring een verantwoorde raadpleging en doordacht gebruik garandeert. Het is een eenvoudige oplossing die Van Quickenborne kan inspireren.

Gelukkig toont de minister zich bereid­ tot een debat met historici en specialisten. Hopelijk kijkt hij verder dan het college van procureurs-generaal, dat deze kwestie al jarenlang betonneert.

In afwachting verwijzen we naar het recht op informatie, zoals verankerd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.

We zouden misschien elke mail, elke­ cri du coeur, van mensen op zoek naar antwoorden systematisch moeten doorsturen om de hoge nood te duiden.

Alleen al de nabestaanden, kinderen en kleinkinderen, vormen een groep van ruim een miljoen burgers. De documentaires Kinderen van de collaboratie (VRT) en Les enfants de la collaboration (RTBF) hebben de vraag nog gestimuleerd.

Die laatste uitzending leerde niet alleen dat de kleinzoon van onze bekendste collaborateur, Léon Degrelle, schijnbaar zonder problemen het dossier van zijn grootvader mocht raadplegen, ze toonde ook hoe kennisname van de feiten kan leiden tot een correctie van herinneringen, mythevorming en geschied­vervalsing.

De remedie voor de neurose van de jaren 40 ligt in transparantie, niet in institutioneel georganiseerde onwetendheid

Cyriel Verschaevestraten

De remedie voor de neurose van de jaren­ 40 ligt in transparantie, niet in institutioneel georganiseerde onwetendheid.

Voor zowel de samenleving als het individu zijn de baten van de openbaarheid groter dan het leed van het verzwijgen.

Omdat de meeste kinderen nog leven, is dit het uitgelezen moment om het historische bewustzijn te ijken. Vergelijk het met de terechte schrappingen van de Cyriel Verschaevestraten – zoals onlangs in een deelgemeente van Kortrijk.

De politieke erkenning van de historische waarheid is net zo noodzakelijk en betekenisvol voor kinderen van het verzet als voor kinderen van de collaboratie.

Tal van ministers van Justitie kregen het dossier niet in beweging. Met zijn stevige reputatie in de strijd voor administratieve vereenvoudiging hopen­ we dat minister Van Quickenborne er wel in slaagt om de volledige bevoegdheid over deze gerechtelijke dossiers aan het Rijksarchief over te dragen.

Het ontgoochelende antwoord op de vragen van Flahaut en Ravyts heeft vast eerder te maken met een gebrek aan juiste informatie dan met politieke onwil. De expertise van de archiefdiensten en archivarissen garandeert alleszins een professio­nele en deontologisch verantwoorde ontsluiting en openbaarheid van ons documentaire erfgoed in het belang van de publieke dienstverlening.

Tot slot: als het een kostenprobleem zou zijn, dan ligt de oplossing misschien in een zorgvuldig verborgen rubriek in de federale begroting.

Sinds 1954 zijn er nog steeds lopende betwistingen die de inning van belastingen op leveringen en prestaties aan de vijand verhinderen. De definitieve sanering van die dossiers van economische bedrijfscollaboratie kan soelaas bieden om de openbaarheid ook financieel te faciliteren.

De kennis voor verantwoord risicobeheer is aanwezig. Het recht op informatie mag niet afhankelijk zijn van een universiteitspasje alleen. Elke burger zou de vrijheid moeten hebben om zelf de donkere bladzijden uit zijn geschiedenis te lezen.


Mee ondertekend door:

  • Francis Balace (ULiège),
  • Marnix Beyen (UAntwerpen),
  • Christoph Brüll (Universiteit Luxembourg),
  • Sophie De Schaepdrijver (Pennsylvania State University/VUB),
  • Bruno De Wever (UGent),
  • Eric Geerkens (ULiège),
  • José Gotovitch (oud-directeur CegeSoma),
  • Luc Huyse (KU Leuven),
  • Pieter Lagrou (ULB),
  • Catherine Lanneau (ULiège),
  • Xavier Rousseaux (FNRS/UCLouvain),
  • Herman Van Goethem (UAntwerpen),
  • Georgi Verbeeck (KU Leuven/Universiteit Maastricht),
  • Nico Wouters (Rijksarchief-CegeSoma).

Was opa een nazi?
Belgen in de oorlog

Léon Degrelle (derde van links) en andere oostfronters in 1941. Zijn kleinzoon mocht zijn dossier wel raadplegen. süddeutsche zeitung

Lees ook

Geschiedenis – Vlaanderen blijft vechten om de herinnering van de collaboratie – Mensen zijn totaal verkeerd geïnformeerd
Interview – Bruno De Wever en Luk Perceval over de collaboratie
De draaischijf van Tom Lanoye – Culturele collaboratie op de bühne van de Bourla
NVA / Vlaams Belang – De erfzonde van de collaboratie – Deel 3 van 3

Bron: De Standaard

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven