Marc Reynebeau – Boerenprotest brengt crisis van democratie aan het licht


Boerenprotest daagt de representatieve democratie uit, schrijft Marc Reynebeau.
Dat toont een politiek falen: het parlement doet zijn werk niet goed genoeg.

Marc Reynebeau - De Standaard


Waar het boerenprotest vorige week precies op mikte, werd nooit helder.

Het ging om te veel regels, te veel paperasserij, oneerlijke concurrentie, economische onleefbaarheid, en allicht om dat alles tegelijk.

Met daaronder twee fundamentele klachten:
de boeren voelen zich niet gehoord en, als keerzijde daarvan, de politiek heeft vanuit zijn ivoren toren geen benul van de realiteit van de boerenstiel.

Dat roept een zorgwekkende vaststelling op: het gaat niet goed met de representatieve democratie. Als die goed werkt, heeft iedereen een gelijke stem, zodat hij of zij via het kieshokje wel degelijk “gehoord” kan worden.

De zo verkozen volksvertegenwoordigers horen van al hun kiezers de realiteit, de belangen, verlangens en behoeften terdege te kennen en te behartigen.

Representatie is een relatief recent uitvindsel. Verlichtingsfilosofen zochten voor hun democratische ideaal het voorbeeld in de Griekse oudheid.

De Atheense burgers namen toen persoonlijk deel aan de politieke besluitvorming. Ze hadden daar ook de tijd voor, omdat ze het dagelijkse werk konden overlaten aan anderen, niet-stemgerechtigden, de onvrijen, de slaven.

In de 18de eeuw, zo beseften die filosofen, was dat model van directe democratie niet werkbaar of efficiënt.

Daar waren de nieuwe staten te groot en te complex voor, en hun stemgerechtigde bevolking te omvangrijk.

Maar daar bestond een oplossing voor: arbeidsverdeling, zoals overal in de samenleving.

Burgers zouden dat werk delegeren aan verkozen representanten.

Volksvertegenwoordigers, beroepspolitici, zouden niet alleen de belangen in een bepaald district behartigen, ze hoorden de diverse en soms tegenstrijdige inzichten ook tot een billijke synthese te smeden, wat dus compromissen inhoudt, ten ­bate van een algemeen belang.

Dat kan alleen werken als kiezers hun vertegenwoordigers vertrouwen.

In zijn Du contrat social (1769) waarschuwde Jean-Jacques Rousseau er al voor dat een burger wel vrij is om eens in de zoveel jaar een representant te verkiezen, maar daarna weer onvrij is.

Slechts ‘een slaaf’, zelfs ‘niets’, machteloos tegenover wat politici intussen in het parlement uitspoken. Veel vertrouwen was er voor Rousseau niet bij.

Op de stoep bij de minister

Zo lijken de boeren zich nu ook te voelen. Omdat ze zich niet gehoord achten, laten ze hun stem dan maar horen op straat, luid, dwingend en disruptief, rechtstreeks bij de uitvoerende macht, op de stoep bij de minister of bij de Europese Commissie.

Ze doen direct hun zeg, zonder verkozen tussenpersonen of representatie. En ze willen meteen hun zin krijgen, zonder compromis.

Dat is paradoxaal, want ook boeren genieten stemrecht en verkiezen mee de volksvertegenwoordigers.

Daarnaast participeren ze als beroepsgroep ook ­direct in de besluitvorming, via het sociale overleg met de overheid, dat vrij corporatistisch is opgezet.

Met name de Boerenbond heeft als ‘stand’ een vaste plek in de federale Groep van Tien en in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (Serv).

Vorig weekend dwongen ze nog een extra stem af. Ze lieten de warenhuizen beloven dat die voor de boeren zouden lobbyen bij de overheid.

Dat valt op, omdat boeren al jarenlang klagen over hun geringe marktmacht, dat ze geen zeg krijgen in de prijszetting en voor hun waar vrede moeten nemen met de habbekrats die de almachtige warenhuizen hen ervoor toeschuiven.

Willen ook de warenhuizen hen niet “horen” als het om de prijzen gaat, toch hebben de boeren kennelijk meer vertrouwen in die “uitbuiters” om hun belangen te verdedigen dan in hun regulier verkozen volksvertegenwoordigers.

Premier Alexander De Croo (Open VLD) lijkt de paradox te begrijpen. Als de warenhuizen dan toch bij de overheid willen lobbyen voor de boeren, moeten ze ook maar geld stoppen in wat hij ziet als een solidariteitsfonds dat de prijzen hoort te stabiliseren.

Sommige boeren willen het nog directer.

Ze eisen overheidsinterventie, een staatscommissie die “juridisch afdwingbare minimumprijzen” oplegt.

Met een ultimatum erbovenop: als dat op 12 februari – volgende week dus – niet is geregeld, halen ze de tractoren van stal en “gaat de boel weer op slot”.

  • Niks compromis
  • Niks parlementair beraad
  • Niks markteconomie

Veel politici hebben het er ook naar gemaakt, door het wantrouwen in de politiek aan te scherpen.

Ze zijn nu de eersten om de schuld voor het boerenleed te leggen bij … de politici – anderen dan wel. Die zouden, anders dan zijzelf, inderdaad “niet luisteren” naar de boeren.

Dat is een doorzichtige manier om niet te doen wat politici horen te doen: de eigen verantwoordelijkheid erkennen en leiderschap opnemen.

Boeren kunnen nu eenmaal op veel begrip rekenen, veel meer dan pakweg arbeiders bij een fabriekssluiting, wier carrières evenzeer zijn gefnuikt, wier bestaanszekerheid evenzeer is aangetast en die evenzeer de arbeidsvreugde moeten missen.

En stakende cipiers hebben geen tractor om de snelweg mee te blokkeren, zoals stakende spoorweglui ook niet snel een mestkar laten leeglopen op straat.

Dat weinig dappere en opportunistische heulen van politici met de stemming van de dag, is nefast voor de representatieve democratie.

En die heeft al geen overschot aan geloofwaardigheid.

Dat is niet de boeren, maar alleen politici aan te wrijven. Onder het mom van “luisteren” laten ze de politieke democratie abdiceren en inviteren ze boeren om hun zin door te drijven.

Boeren zijn lang niet de enigen die zich niet “gehoord” voelen en dan maar de omweg via het verkozen parlement overslaan.

Ook de Voka’s of VBO’s van deze wereld doen dat en trekken met hun grieven rechtstreeks naar de uitvoerende macht, meestal wat discreter, net als de multinationals of de sector­federaties die rechtstreeks bij Europa lobbyen.

Dat past in een brede maatschappelijke trend tot atomisering.

Eerbaar compromis

Daarbij schrijven groepen zichzelf een zeer specifieke essentie toe (“jezelf zijn”), zozeer dat ze vinden dat alleen de eigen groep voor zichzelf kan spreken.

Het zou onmogelijk zijn dat iemand van buiten de groep hen kan vertegenwoordigen, omdat alleen zijzelf inzicht hebben in hun realiteit.

Dat is ook wel eens merkbaar in de identiteitspolitiek van gender- of culturele minderheden.

De drang om, bijvoorbeeld als bedrijfssector, de politiek rechtstreeks en individueel aan te spreken en het volle pond van het eigen gelijk te eisen, ­negeert de basisafspraak in de representatieve democratie.

Het is aan de politiek om af te wegen hoe ze reële verzuchtingen een billijk aandeel kan geven in een eerbaar compromis dat het collectieve belang dient, dat meer is dan de som van de delen.

Dat het de representatie niet lukt om daarover te waken, dingt de con­clusie op dat volksvertegenwoordigers falen in hun opdracht.

Ook dat is een gevolg van de particratie.

Die heeft de macht van de verkozen representanten uitgehold en versluisd naar mistige kabinetten en partijcenakels.

Alle gesakker over “vertrouwen in de politiek” stelt dan ook de verkeerde vraag.

In een politiek die straks de veiling van Sint-Katelijne-Waver overbodig maakt, is het vertrouwen blijkbaar erg groot.

Vertrouwen in het principe van de vertegenwoordiging en het moderne democratische proces, dat is heel wat anders.


© Joren De Weerdt

Marc Reynebeau - Journalist verbonden aan De Standaard. Zijn column verschijnt wekelijks op woensdag.


Lees ook

Commentaar – Boeren denken dat ze slag over pesticiden hebben thuisgehaald – Ze dwalen

Lees ook

Lees meer berichten van

Marc Reynebeau


Bron: De Standaard

Welkom op Facebook

Naar de website


Scroll naar boven