Marc Reynebeau – Veel werkzoekenden willen echt werk, maar Vlaamse politici willen dat niet geloven

Knelpuntberoep

De economie draait, veel Vlamingen zijn aan het werk, schrijft Marc Reynebeau. En toch wil de Vlaamse politiek werklozen straffen. Vooral om politieke redenen.

Marc Reynebeau - De Standaard


Nog nooit lag het werkloosheidscijfer in Vlaanderen zo laag als nu, nog nooit waren zoveel Vlamingen beroeps­actief, nog nooit was de lijst van knelpuntberoepen zo lang.

Daar zit een logica in: als veel mensen al aan de slag zijn, zijn er minder op zoek naar een nieuwe baan en raken openstaande vacatures minder snel ingevuld.

De krapte op de arbeidsmarkt suggereert dat de economie het goed doet: België is zowaar Europees kampioen economische groei.

Premier Alexander De Croo (Open VLD) gaat er prat op dat zijn regering in haar legislatuur 300.000 nieuwe arbeidsplaatsen zal gecreëerd hebben.

Dat aanbod van arbeidsplaatsen moet nog ingevuld raken, wat bij een lage werkloosheid niet vanzelfsprekend is.

Dat is ook te zien in de recentste lijst van knelpuntberoepen, met een mix van gespecialiseerde technologische functies en weinig aantrekkelijke, slecht betaalde en onstabiele jobs in de schoonmaak of bij callcenters.

Dat zijn de voorspelbare fricties in een groeiende economie. Maar daar denkt het Vlaams Parlement anders over.

De rechtse regeringspartijen negeren dat hier een macro-economisch fenomeen in het spel is en menen dat het de schuld is van het ‘hangmatmodel’, aldus Vlaams Parlementslid Maurits Vande Reyde (Open VLD) in een debat op 31 januari.

Versta: die werklozen willen lui in bed blijven liggen, parasiterend op de sociale zekerheid.

Vande Reyde verwoordde dat in het parlement iets beleefder: werklozen “kiezen vrij” om niet te gaan werken, maar ze doen dat omdat “het systeem” dat mogelijk maakt.

Daar spreekt, merkwaardig voor een liberaal, een groot geloof in maakbaarheid en overheidsdirigisme uit.

Niet-beroeps­actieven zijn voor hem kennelijk geen mensen met een eigen wil, ambitie of levensplan, maar een amorfe verzameling van louter passieve en onpersoonlijke, aan de touwtjes van “het systeem” bengelende objecten.

Minder dan een aalmoes

In het Vlaams Parlement duikt dat debat vrij regelmatig op, met dezelfde protagonisten, Vande Reyde (Open VLD) en Axel Ronse (N-VA).

Voor hij partijvoorzitter werd, zong ook Tom Ongena (Open VLD) mee in dat koor.

Hun benadering, met de blik louter gericht op cijfers, is erg mathematisch, kwantitatief en abstract. Ze willen alleen dat die onwenselijk geachte cijfers zouden zakken.

Complexer, realistischer of genuanceerder hoeft het niet te worden.

Het betoog eindigt dan ook eerder in een strijd tegen werkzoekenden dan tegen de werkloosheid.

De voorgestelde oplossingen zijn navenant repressief: in de eerste plaats het beperken van werkloosheidsvergoedingen in de tijd, een nog strengere sanctionering van werklozen door de VDAB (al bedacht die vorig jaar liefst een kwart van alle werklozen met een sanctieof werkzoekenden al na zes maanden verplichten om een opleiding voor een knelpuntberoep te volgen.

Vlaams Belang wil zelfs nog eerder ingrijpen: studenten moeten niet langer de studie opnemen die hen na aan het hart ligt, wel die waar werkgevers om vragen.

Daar ging nog het precedent aan vooraf van de verplichte gemeenschapsdienst die de Vlaamse regering oplegt aan langdurig werklozen.

Dat was bedacht door minister Hilde Crevits (CD&V), toen ze voor werk bevoegd was.

In zijn naam verraadt de maatregel zijn filosofie: werklozen mogen wel wat terugdoen voor de gulle uitkeringen en de gemeenschap een dienst bewijzen.

Het extraatje dat werklozen ervoor krijgen – 1,30 euro per uur, te gering om een aalmoes te zijn – versterkt dat repressieve beeld.

Crevits’ opvolger Jo Brouns (CD&V) is omzichtiger; hij spreekt over werkstages.

In die focus op het strikt kwantitatieve mag enig gesjoemel niet ontbreken; de getallen moeten groot genoeg klinken.

N-VA’er Ronse gewaagt dus van “210.000 werklozen aan de dop”.

Daarbij ontgaat hem dat ruim de helft van hen (110.000) niet ‘aan de dop’ is en niet eens een uitkering vraagt. Zij kiezen voor onbetaalde arbeid, om voor de kinderen te zorgen of voor mantelzorg.

Zoals het Ronse ook ontgaat dat van dat schandalige cijfer van 60.000 langdurig werklozen – zo liet de VDAB via minister Brouns weten – ongeveer een derde “uitbemiddeld” is, omwille van psychische problemen, armoede of andere pijnlijke beletsels.

Gemakkelijke prooi

In de perceptie van rechts-liberale partijen als N-VA en Open VLD – en ook van Conner Rousseau (Vooruit) – is de keuze voor onbetaalde arbeid niet respectabel en zelfs asociaal. Dat kan zelfs gelden voor wie het houdt bij een deeltijdse baan.

Ook hier speelt een blinde mathematische fixatie: dat 80 procent van de volwassen bevolking aan het werk moet zijn. Het is bijna een fetisj geworden.

Toch komt dat streefcijfer in Vlaanderen dichtbij, en is het in enkele streken al overschreden.

Vanwaar komt dan die fixatie op het straffen van werkzoekenden, al is werkloosheid voor de overgrote meerderheid van hen iets waar ze zo snel mogelijk van af willen?

Deels speelt daar populistische gemakzucht in mee: ze zijn niet zo talrijk en een gemakkelijke prooi van vooroordelen. En politici hoeven dan niet de brede complexiteit van de zaak in overweging te nemen.

De ondertoon van ideeën rond het beperken van uitkeringen in de tijd is evenwel ook uitdrukkelijk ideologisch, meer bepaald om de legitimiteit van de sociale zekerheid te ondergraven – die zou toch alleen maar het profitariaat dienen.

Het gaat niet goed met de overheidsfinanciën, en dan is die grote som voor de sociale zekerheid een aanlokkelijk doel om in te snoeien. De zorg over de houdbaarheid ervan is nogal selectief.

Liberaal denkenden in meerdere partijen zijn zeer gewonnen voor flexi-jobs (of voor de uitbreiding van studentenarbeid), wat niet bevorderlijk is voor de fiscus en de sociale zekerheid.

Hierin komt een onuitgesproken zin voor deregulering en neoliberalisme aan het licht.

En, in het spoor daarvan, het inkrimpen van de collectieve sector. Zeker de flexi-jobs haken in op een tendens die aansluit bij wat Vuca genoemd wordt, een letterwoord dat, vertaald, staat voor ‘volatiliteit, onzekerheid, complexiteit, ambiguïteit’.

Concreet: in een onvoorspelbare wereld willen werkgevers de risico’s afwentelen op werknemers. Tijdelijke contracten, freelancers of flexi-jobs kunnen snel en zonder veel kosten opgezegd worden als het plots slecht gaat.

De ironie wil dat de Vlaamse regering daar al mee begonnen is. En dat het haar slecht bekomen is.

Toen ze aantrad, nam ze zich voor om zich te ontdoen van 1.400 ambtenaren en zo 75 miljoen euro minder uit te geven.

Het motto was efficiënter, slank en dies meer te worden. Tot het Rekenhof uitvlooide dat men het werk niet meer gedaan kreeg en er freelancers, externe consultants, ingehuurd werden.

Zo sloeg de beoogde besparing uiteindelijk om in een meeruitgave van 163 miljoen.

Menselijk omgaan met arbeid vergt meer dan alleen die kille fixatie op cijfers.


Werkzoekenden tot specifieke opleidingen verplichten is een van de repressieve voorstellen. © Fred Debrock

Marc Reynebeau - Journalist verbonden aan De Standaard. Zijn column verschijnt wekelijks op woensdag.


Lees ook

Lees meer berichten van

Marc Reynebeau


Bron: De Standaard

Welkom op Facebook

Naar de website


Scroll naar boven