We kijken wel veel, maar zien en begrijpen niet (meer)


De dominantie van beelden op smartphones, tablets en tv-schermen doet kinderen het inzicht in de betekenis van woorden en teksten verliezen, waarschuwt pedagoog Philippe Noens.

Philippe Noens – De Standaard


‘Het grotere probleem is dat het videokind, gevormd door het kijken, intellectueel verarmt en zich ontwikkelt tot een mens die niet leest: een homo videns met een levenslange verslaving aan het scherm.’

Een slordige vijfentwintig jaar ­geleden verscheen in Italië een klein, scherp boekje, getiteld Homo videns – de kijkende mens.

De auteur was ­Giovanni Sartori (1924-2017). De ­centrale stelling van deze rechts­filosoof: we kijken ons kapot.

De ­moderne mens ondervindt steeds meer moeite om abstract te redeneren, ­aldus Sartori.

Hij schermt zijn (na)denken letterlijk en figuurlijk af door te kijken

  • naar de smartphone in zijn broekzak
  • naar het computerscherm op het werk
  • naar de tablets en televisieschermen in zijn slaap- en huiskamer
  • naar de boordcomputer in zijn wagen

Onze beschaving, meent Sartori, dreigt verloren te gaan door de dominantie van allerlei beeldschermen in ons leven.

Het beeld verdringt de ­letter.

Een groot deel van de dag ­buigen we ons half biddend naar een scherm, starend naar beelden. En als we al lezen, dan zijn het veelal korte teksten: comments, tweets, clickbaits, ondertitels.

De voortdurende beeldenstroom knabbelt aan onze aandachtsspanne, maar vooral: ­gewend als we raken aan beelden die verduidelijken, uitklaren en samenvatten kunnen we alleen nog maar concrete verschijnselen bevatten.

Wat niet in beeld te vatten valt, ­verdwijnt uit het (in)zicht.

Het beeld verdringt de ­letter. Een groot deel van de dag buigen we ons half biddend naar een scherm, starend naar beelden

Philippe Noens

Een voorbeeld: de complexe wereld van mensen in (rand)armoede die spreekt uit de brieven van Dikke ­Freddy moet de duimen leggen voor het krachtige beeld van een lege portefeuille of een slapende man op een parkbankje.

Alsof kwetsbaarheid ­louter bestaat uit een gebrek aan ­inkomen of woonst. De transitie van schrift- naar beeldcultuur maakt de mens primitiever, onbeschaafder.

We vervellen van homo sapiens, de ­inzichtelijke, begripvolle mens, in ­homo insipiens: de mens die wel kijkt, maar niet begrijpt.

Denk aan ­begrippen zoals democratie, inflatie, neoliberalisme of duurzaamheid. Het zijn abstracte, onzichtbare woorden.

Niet onmiddellijk te zien in de werkelijkheid, de betekenis ervan moeten we (leren) inzien, niet met onze zintuigen, maar met ons verstand.

Inzicht krijgen we door ons (in) te lezen, of door plaatsen te frequenteren waar abstracte zaken worden uitgelegd en voorgedaan.

Daarom ­spreken we ook over ‘schoolgaande jeugd’: elke dag sturen we onze kinderen op pad om door relatief onbekenden, maar wel mensen met kennis van ­zaken, mee te worden ingeleid in het leven.

Om kennis te ­­maken met moeilijke concepten, complexe vaardigheden, vormende attitudes.

In het kort: we sturen onze kinderen het huis uit om verder te worden bijgeschaafd.

Immers, zonder inzicht kan de ­beschaving niet in stand worden gehouden. Onze ­beschaving, onze cultuur, onze way of life is net gebaseerd op verworven kennis van abstracte zaken, zoals de stelling van Pythagoras of de werking van een startmotor.

De problematiek die Sartori schetst, lijkt door de komst van ChatGPT en consoorten alleen nog maar relevanter geworden.

Niet ­alleen zit ‘de letter’ in het verdomhoekje, hij wordt ons nu ook afgenomen door taalrobotten die snel en trefzeker zelf teksten genereren.

­Sartori zou de docenten begrijpen die zich zorgen maken over taalfouten en tekstbegrip, al zou hij het wellicht ­anders verwoorden.

Terug naar de holenmens

Democratie is het product van ­beschaving. Een regering van, voor en door het volk, terwijl dat volk in de ­dagelijkse praxis niet regeert maar zich op afstand laat vertegenwoor­digen.

Daarvoor is een hoge mate van abstractie en geletterdheid nodig. Je moet belangrijke maatschappelijke kwesties, alsook de verbanden tussen die kwesties, kunnen lezen.

Slordige omgang met taal is een ­teken aan de wand. In een wereld waarin er meer de nadruk ligt op het kijken dan op het lezen, wordt de kennisname veel oppervlakkiger.

Dat was al zo bij de uitvinding van de radio, maar in ieder geval was dat nog een medium waarin het woord centraal stond.

Met de opkomst van de televisie, enkele decennia later, ging het ­helemaal mis. Beelden namen het pijlsnel over van woorden. De reporter ter plaatse won het van het debat in de studio.

En nu, in de eenentwintigste eeuw, heeft het beeld, dankzij het internet en de mobiele telefoons, zo’n centrale plaats ingenomen in het ­leven van de mens zoals we die sedert het ontstaan van het schrift in Sumerië niet meer hebben gehad. ­

Alles moet bovendien steeds korter, sneller, flitsender en ­bevattelijker. De enige parallel die ons rest, is die van het paleolithicum: een tijd waarin ­onze voorvaderen rondzwierven op steppe en savanne.

Dat was ook een beeldcultuur. Exit de ­homo sapiens, enter de holenmens.

De wereld draait door

Toegegeven, het is heel makkelijk om door deze fatalistische ­gedachtegang te worden meegezogen. Ontlezing, ­Pisa-resultaten in vrije val, povere kennis van het Frans, achteruitgang van abstract wiskundig redeneren …

Alleen al de onderwijsberichten van de laatste maanden lijken de stelling van Sartori te onderstrepen.

Als het ­videokind realiteit is, dan lijkt de enig juiste respons die van de onthouding. Dan moeten we stoppen met de hele dag beelden tot ons te nemen, en onze kinderen alternatieven aanbieden die hun verbeelding prikkelen.

Er is niets mis met het advies om ­opnieuw meer (voor) te lezen en te schrijven. Al zou ik die intentie niet, zoals Sartori, koppelen aan het einde van onze beschaving.

Dat we er in ons denken op achteruitgaan is een mogelijke uitkomst.

Dat we worden uitgedaagd om op een andere manier na te denken over onze lees- en schrijfcultuur, is een andere.

Misschien vinden we het op termijn wel belangrijk dat onze kinderen, behalve in het eerste leerjaar letters te leren schrijven, ook leren programmeren.

Dat ze, naast lands- en vreemde talen, algoritmes en ­programma’s leren lezen.

Als pedagoog, en als vader, hoop ik evenwel op nog een andere uitkomst.

‘De geschiedenis leert ons uiteindelijk alleen dit: dat de mensen niets van haar willen leren’, stelde filosoof ­Friedrich Hegel vast.

Een op het eerste gezicht pessimistische uitspraak: we leren niets uit het verleden, de geschiedenis herhaalt zich.

Maar ­misschien is dat precies wat we nu zien gebeuren – een nieuwe omwenteling. Dan wordt de letter niet zozeer verdrongen door het beeld, als wel dat hij even een stapje achteruit zet om daarna geherwaardeerd te worden.

Die omwenteling lijkt sneller dan voorheen te verlopen. De opkomst van podcasts is alleszins een indicatie dat we het woord nog graag centraal stellen.

‘Alles begint bij luisteren’, zegt Radio1.

Wellicht dan ook … lezen en schrijven?

Mogen we nog wel straffen?
Boeiende Podcasts

Philippe Noens
Docent Gezinsweten­schappen aan Hogeschool Odisee. Auteur van Mogen we nog wel straffen?


Lees ook

Brief van Dikke Freddy – Aan Fernand Huts (the sky is the limit)
Opvoeden – Door continu te onderhandelen over schermtijd of bedtijd verlies je geloofwaardigheid

Vul hieronder de zoekopdracht Opvoeden in en vind meer berichten in deze categorie.


Bron: De Standaard

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven