Stefan Hertmans – Een ontwapenende samenleving – Elfnovemberlezing


Vrede, wapenstilstand, compromis. Stefan Hertmans reflecteert over de begrippen die ons samenleven (meer dan ooit) vormgeven. Hij doet dit in het licht van de vijftiende Elfnovemberlezing, een initiatief van het Vlaams Vredesinstituut, Vredesstad Ieper en het In Flanders Fields Museum, ter herdenking van het einde van de Eerste Wereldoorlog. Dit is zijn volledige lezing.

Stefan Hertmans - De Standaard


Dames en Heren, geachte aanwezigen,

In de vijfde eeuw voor Christus ontwikkelde de Siciliaanse filosoof Empedokles een leer, die ervan uitging dat de wereld wordt beheerst door twee tegenpolen: enerzijds die van Eris, de strijd, en anderzijds die van Eros, de harmonie en liefde.

Liefde en strijd, beweerde Empedokles, vormen de fundamentele dialectiek van het leven. Wanneer de twist, Eris heerst, ik citeer Empedokles, ‘ontspruiten er veel hoofden zonder nekken, en losse armen dolen rond, verstoken van schouders, en er zwerven eenzame ogen die een voorhoofd ontberen; de lichaamsdelen dwalen rond zonder verbinding met andere lichaamsdelen’.

Maar wanneer het tijdperk van Eros aanbreekt, vinden de ledematen elkaar en ontstaan er harmonische lichamen.

Empedokles’ hoogst poëtische gezangen, die slechts fragmentair tot ons zijn gekomen, beschrijven eigenlijk de fundamentele wisselwerking van geweld en harmonie als een natuurwet: de wisselwerking tussen oorlog en vrede, tussen het slagveld vol verminkten en het leven van hen die het geluk kennen in geweldloze tijden te leven.

In diezelfde periode schrijft Aeschylos zijn grote trilogie over oorlog, wraak en geweld, bekend als de Oresteia. In de laatste tragedie van dit drieluik, genaamd de Eumeniden, beschrijft Aeschylos hoe de Wraakgodinnen oftewel de Erinyen – hun naam is inderdaad afgeleid van de Eris waarover Empedokles sprak – nog steeds uit zijn op het in stand houden van de lange traditie van de bloedwraak: elke misdaad moet worden gewroken door een volgende moord.

Maar de godin van de wijsheid, Pallas Athene, roept een rechtbank samen om te beslissen wat het zwaarste weegt: de schuld die men op zich laadt door te wreken, of de ongewroken schuld wanneer men afziet van wraak en van gebrek aan moed kan worden beticht.

Tot ieders verrassing komen de stemmen uit op een ex aequo: de stemmen staken. Daarop besluit men dat het beter is af te zien van het bewind van de wraakgodinnen, en die van de Welgezinden, de Eumeniden te volgen.

Hiermee beschreef Aeschylos letterlijk een soort cultuursociologische breuk.

Ontwapenen, de wapens neerleggen, lijkt dit verhaal te suggereren, is een kwestie van gezond verstand, van redeneren, terwijl wreken, de wraak uitvoeren, eerder een kwestie is van het volgen van blinde drift en overleefde tradities.

De Grieken noemden het de ekecheiria: het zoeken naar de beëindiging van het dispuut of het gevecht, het vergelijk.

In de Griekse mythologie was het offerdier datgene wat de toorn der goden moest stillen. Het slachten van de bok, het offeren van bloed om het onheil af te wenden, moest als geneesmiddel dienen.

Het Griekse woord pharmakos betekent zoveel als het offerdier, terwijl pharmakon geneesmiddel betekent. Bloed werd met bloed weggewassen. Dit pharmakon, dit geneesmiddel, was uiteraard zelf reeds de kwaal, want de keten van bloed werd niet doorbroken. De wrede traditie van de bloedwraak is gebaseerd op het herstellen van geweld door nieuw geweld.

De Albanese auteur Ismaïl Kadare heeft erop gewezen dat de traditie van de bloedwraak antropologisch wellicht terug te voeren is op de bergvolkeren van de Balkan. Maar in de joodse Torah roept Jahweh de hogepriesters reeds op het geweld op dieren te staken, omdat hij walgt van al die wreedheden in naam van het offer.

Pas eeuwen later zou een opmerkelijke profeet, die zich de Gezalfde liet noemen, Christos in het Grieks, deze leer van de Eumeniden vertalen naar de leer van het vergeven: Gij zult niet doden. En, iets moeilijker om te aanvaarden: dat je je andere wang moet aanbieden wanneer je een klap krijgt. Iets wat ik altijd lichtjes arrogant heb gevonden van de Heiland.

Beter kun je diegene die jou een klap uitdeelt proberen aan te spreken, en te wijzen op de onzinnigheid van zijn agressie, misschien kom je wel tot een vergelijk. Hoewel ik meteen toegeef dat dat niet altijd bepaald gegarandeerd is en het wellicht van naïviteit getuigt ervan uit te gaan dat wie agressief is, ook zin heeft in een gesprek.

Toch blijft er ons niet veel anders over dan bij oplaaiend geweld proberen terug te keren naar de dialoog. Het is wat diplomaten, politici en beleidsmakers over de hele wereld telkens weer in conflictgebieden moeten proberen: de keten van geweld en tegengeweld te doorbreken.

Wraak en geweld behoren blijkbaar tot de natuur, maar ontwapening is een kwestie van cultuur, dus van een leerproces. Het conflict tussen natuurlijke drift en culturele verzoening is typerend voor de conditie van de mens en de samenleving.

*

Ook in onze eigen geschiedenis komen verhalen voor die ons herinneren aan de moeilijkheid van de wapenstilstand.

In de maand mei van het jaar 1667, midden in de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog, spreekt in het Nederlandse Breda de hooggeachte theoloog Jan Comenius de Engelse en Nederlandse vredesgezanten toe die naar die stad waren gekomen voor vredesoverleg.

De tweede oorlog tussen Nederland en Engeland, een conflict met complexe oorzaken die reikten van kolonialistische aanspraken tot politieke intriges, had tot wederzijdse uitputting geleid. Zoals gebruikelijk in de logica van oorlogvoerende partijen, ging men pas weer over tot diplomatie wanneer er geen andere optie meer was.

Comenius spreekt de onderhandelaars toe alsof hij zelf de Engel van de Vrede is, de ‘Angelus Pacis’. Het land is verdord, alle volkeren zijn getuige van het ongeluk dat door de oorlog is aangericht.

‘Neem uw verantwoordelijkheid’, betoogt Comenius, ‘maak uw naam van vredesgezanten waar. Men is er nooit in geslaagd’, zegt hij, ‘om een definitief einde te maken aan de waanzin die oorlog is. Vrede is bestendiger, en heersen moeten de volkeren alleen leren doen over de eigen menselijke natuur.

´Welk nut heeft het elkaars schepen te gronde te blijven richten? Elkaars bodem uit te putten, aan beide kanten een nieuwe generatie te zien opgroeien die vervuld zal zijn van haat om het aangedane onrecht en leed?’

‘U hebt al aangetoond waartoe u in staat bent wanneer u zich met de wapens tegen elkaar keert. Wordt het niet hoog tijd dat u nu verdergaat en een stap vooruit zet, en laat zien hoe sterk u bent als u zich verenigt en een bondgenootschap vormt?’

Als oorzaak van de steeds weer oplaaiende conflicten ziet Comenius in de eerste plaats het egocentrisme van beide naties en hun hebzucht. Hij laakt de gedachte dat het ene volk beter zou zijn dan het andere, en het feit dat luxegoederen worden geroofd uit de kolonies omwille van geldgewin en praalzucht.

Comenius heeft niet alleen oog voor de tegengestelde belangen, maar ook voor het verval van morele waarden als gevolg van bruut geweld, wraakzucht en chauvinisme.

Comenius klonk toen, in de zeventiende eeuw bijna helderziend, wanneer hij zijn toespraak besloot met de volgende woorden:

‘Als wij dit doel (namelijk de vrede) willen bereiken, dan zullen we toch eerst in Europa sterkere vredesverdragen met elkaar moeten sluiten. Anders lopen wij het risico om onze eigen onenigheden voortdurend in de vorm van conflicten naar buiten te brengen.’

Met andere woorden: Comenius heeft oog voor de manier waarop nationale en identitaire spanningen naar buiten kunnen breken en de internationale rechtsorde verstoren. Hij ziet geen strikt onderscheid tussen binnenlandse en buitenlandse politiek.

Voor Comenius begint alles bij de menselijke houding, bij de individuele moraal, en daaraan gekoppeld de moraal van een natiestaat: staat die garant voor vrede of voor conflict? Kijkt die staat naar de buurvolkeren als gelijken, of als anderen met wie men wel in conflict moét geraken omdat men het nergens over eens kan worden?

Men kan problemen niet oplossen door de wapens op te nemen, en vervolgingen niet beëindigen door te vervolgen. Men kan de anderen niet naar vrede doen neigen door zich zelf agressief op te stellen. Men kan dit alles alleen vermijden door mogelijke conflictstof om te zetten in haar tegendeel: de bereidheid om zich ontwapenend op te stellen.

Of, zoals mijn wijze moedertje het mij inpeperde bij de kleine veldslagen op de speelkoer van mijn kinderjaren: iemand moet de verstandigste zijn.

*

Dames en Heren, opnieuw leven we in tijden waarin zelfs het te berde brengen van het begrip ‘wapenstilstand’ in staat is om tegenstrijdige, zo niet zelfs heftige debatten uit te lokken.

Wie het vandaag over een mogelijke wapenstilstand in Oekraïne of in het Midden Oosten wil hebben, heeft meestal reeds een mening over de manier waarop deze oorlogen moeten worden beëindigd. Wapenstilstand is dan ook, om een gekende uitspraak te variëren, slechts het voortzetten van het conflict met andere middelen.

Toen mijn eigen grootvader, nu meer dan een eeuw geleden, uit de loopgraven klauterde in de onwezenlijke stilte van de bedauwde polders bij de bocht in Tervaete – hier in vogelvlucht op amper enkele tientallen kilometers vandaan – lag het land erbij zoals de Donbassregio nu: als een maanlandschap, als een totaal vernielde wereld waaruit geheugen, ervaring, emotie, cultuur, samenzijn en schoonheid weg waren gebombardeerd.

De eerste maanden na de wapenstilstand zwegen dan wel de militaire wapens, maar op veel plekken stonden burgers tegen elkaar op om een verlaten of half kapot geschoten huis te betwisten, om collaborateurs te straffen, om zich te wreken op het verraad van buren of verwanten. De maatschappelijke onrust na de wapenstilstand bleef lang duren en zorgde voor nieuwe tragedies.

In haar studie van de naoorlogse strubbelingen tijdens de eerste dagen na de Tweede Wereldoorlog, heeft Marjolein Bax een voor Nederland ontnuchterend beeld geschetst van de manier waarop het geweld door bleef etteren, hoe er openstaande rekeningen werden vereffend, hoe de in het nauw gedreven laatste Duitse soldaten nog dagen na de wapenstilstand burgers neerschoten om zich te wreken. Het boek heeft niet voor niets als titel: Een wrang feest.

Op dezelfde manier bleef ook bij ons na de wapenstilstand, zowel in 1918 als in 1945, rancune, frustratie en haat woekeren in het hart en de geest van veel mensen; mannen werden op eenzame plekken in de rug gestoken, er werd gevochten omdat men zich herinnerde welke positie een buurman in had genomen, wie de anderen had opgelicht of uitgebuit in tijden van armoede en gebrek.

De wapens zwegen, maar de wonden die ze hadden veroorzaakt, etterden vaak nog jaren na en veroorzaakten daar vaak nog lang zowel fysiek als mentaal leed. Bij een klein gedeelte van onze bevolking wordt die geest van verongelijktheid nog steeds gecultiveerd als een overleefde vorm van ideologie.

De Duitsers zelf, in hun door de geallieerden kapot gebombardeerde steden, spraken van Stunde Null: het Derde Rijk was letterlijk tot niets teruggebracht. De Duitse bevolking bleek, in internationaal perspectief, zelfs geen recht te hebben om de meedogenloze vernietiging van steden als Hamburg of Dresden te betreuren: ze hadden het zelf gezocht. Ook hier bleef het oude wraakmotief meespelen.

Dat duurde tot Kurt Vonnegut in zijn roman Slaughterhouse five er voor het eerst op wees dat het grootste aantal burgerdoden bij een bombardement niet in Hiroshima of Nagasaki te betreuren was geweest, maar in Dresden. 135.000 in één klap, door de vuurbommen van de geallieerden.

Dat besef schokte de wereld, maar politiek Duitsland bleef erover zwijgen. Er was geen juiste taal voorhanden om over dit leed te spreken na alles wat het nazisme over de wereld had gebracht.

Wapenstilstand, het uur nul, het is iedere keer slechts het begin geweest van een langzaam, complex en vaak pijnlijk proces van bewustwording van wat er met beschaving, moraal en cultuur was gebeurd.

Pas vele decennia later schreef Jörg Friedrich zijn wereldberoemd geworden studie, Der Brand, waarin hij in detail aantoonde hoe sadistisch en strategisch nutteloos de wraakbombardementen waren geweest.

Zelfs dan gaf het boek aanleiding tot tegensprekelijke commentaren. Alsof de wreedheid en de vernieling niet overal waren – dat is net de tragedie van oorlog: ze verplicht de aangevallenen tot dezelfde wreedheid als de aanvallers, willen ze overleven. Het uitroeien van een burgerbevolking om militair geweld te stoppen, is nooit een goede optie geweest. Maar het gedoemde scenario speelt zich in Gaza opnieuw voor onze ogen af.

Wapenstilstand is vaak datgene wat volgt op een landschap van de dood – ook in het leven van de burgers echoot die dood tot lang na de stilstand van de wapens na. De Nederlandse dichter Armando sprak van een schuldig landschap: na de gruwel en de vernietiging gaat het gras weer groeien, schieten bomen de lucht in waar talloze jongens stierven in de modder, het bloed en het prikkeldraad.

Ooit stond ik met mijn grootvader hier niet ver vandaan, op een zondagmiddag waarop hij ons kinderen wou laten zien waar hij die vier ondenkbare jaren van zijn leven in de modder van de loopgraven had gesleten.

Op een bepaald moment kwam er een boer voorbij, die de voor mij als kind onvergetelijke woorden sprak: Ja minère, het gras is hier vet van de lijken. Zoals het gras over de tragedies groeit, zo groeit langzaam onze herinnering dicht aan wat er daadwerkelijk, van uur tot uur, daar moet zijn gebeurd, en waardoor het sociale weefsel van de samenleving voor nog lange tijd gescheurd, gekwetst, door elkaar geschud bleef.

Dat we wapenstilstand associëren met een vrome stilte, is goed en eerbaar, maar we vergeten al te vaak wat we precies moeten denken bij dit woord.

In zijn roman Au revoir là-haut heeft de Franse schrijver Pierre Lemaître op weergaloze, maar ook cynische manier laten zien hoe de wapens ook de moraal hadden vernietigd.

Twee zwaar toegetakelde soldaten zetten na de oorlog een handeltje op, waarbij ze families die op zoek zijn naar overblijfselen van hun geliefden, oplichtten door hen lijkkisten met zand erin te verkopen. Bovendien slaagden ze erin burgemeesters en organisaties doorheen het hele land geld af te troggelen met de belofte een monument aan te leveren ter herdenking van de slachtoffers, waarna ze er met alle gestorte gelden vandoor gingen. Een van de mannen is zo gruwelijk verminkt in zijn gezicht, dat hij alleen met een masker op de wereld tegemoet kan treden.

Het is een treffende metafoor voor het geschonden mensdom, dat na een wapenstilstand boven de verdedigingswal komt kijken. Het menselijk gelaat ziet er na een oorlog wel vaker uit als het masker van Medusa.

Het is niet dat ik de vroomheid van de herdenking van wapenstilstanden zo maar in twijfel wil trekken, maar het is nuttig erbij stil te staan dat wij, die het goed hebben in een land dat een bijzonder lange vrede kent, wellicht niet meer in staat zijn om ons concreet te laten doordringen van wat het werkelijk betekent, om de dag na een wapenstilstand om zich heen te moeten kijken en te beseffen dat er geen reden is tot feesten, maar vooral tot rouwen, herdenken en herinneren.

Mensen dragen littekens in zich mee, die in vele gevallen tot nieuw geweld kunnen leiden.

Bij het schrijven van mijn roman Oorlog en Terpentijn heb ik me gerealiseerd dat er een wezenlijk onderscheid bestaat tussen het her-denken en het her-inneren van het voorbije geweld. Her-inneren, als ik het letterlijk beluister, zegt dat we ons iets opnieuw zullen moeten ‘inneren’, opnieuw te binnen brengen.

Het woord suggereert dat we de ervaring van vroeger opnieuw in onszelf zullen ervaren; we brengen het onszelf letterlijk te binnen.

Her-inneren is vaak een stil, levenslang proces van onmogelijke genezing, van traumaverwerking en aanhoudende rouw.

Her-denken daarentegen is iets volstrekt anders: het is denken aan wat er tevoren is gebeurd, het is een kwestie van samenkomsten en toespraken zoals ik er nu een aan het houden ben.

Herinneren is persoonlijk, ja zelfs intiem, het betreft gebeurtenissen die het persoonlijk lot hebben gewijzigd; herdenken doen we echter samen – zoals we op een overigens indrukwekkende manier hebben kunnen zien toen duizenden mensen op 17 november 2014 een lichtfront vormden dat zich ettelijke kilometers uitstrekte, van Nieuwpoort tot Ploegsteert.

Dat was een zeldzaam moment waarop herdenken bijna persoonlijk werd, waar herdenken en herinneren als het ware samenkwamen in een ritueel, in de lichamelijke aanwezigheid in het landschap dat gedurende vier jaar de hel op aarde was geweest. Maar gewoonlijk gaat een herdenking gepaard met het obligate lintjes doorknippen en een drink achteraf.

Een wapenstilstand herdenken is dus ook iets geheel anders dan zich een wapenstilstand herinneren.

Vandaag staan we voor een heel ander moment: in het Midden Oosten speelt momenteel de wet van de wraak. De Israelische schrijver Amos Oz beschreef de mentaliteit in zijn regio ooit als ‘oog om oog, tand om tand, tot we allen blind en zonder tanden zijn’.

We kijken uit naar een mogelijke wapenstilstand na de onmenselijke wreedheid waarmee Rusland Oekraïne is binnengevallen en dag aan dag, uur na uur, ook terwijl wij hier staan, sterven mensen voor een onzinnige wraakoorlog.

Wapenstilstand is onmogelijk indien er geen mogelijk vergelijk is – dat benadrukt ook de Oekraïense president Volodymyr Zelensky bij elk diplomatiek bezoek.

Wapenstilstand is namelijk met onderlinge instemming beslissen dat het onvergeeflijke niet langer met vergelding zal worden beantwoord.

In het geval van Oekraïne betekent het ook, dat men wederrechtelijk ingenomen gebieden niet zo maar kan afstaan, omdat de misdadiger in het verhaal dan toch deels zijn slag thuishaalt.

Ontwapenen is een eerste stap, maar die kan pas gezet worden als beide partijen het erover eens zijn geraakt dat verder geweld geen zin heeft. Maar het betekent geenszins dat het conflict is opgelost.

Drogredenen en doorgestoken kaarten behoren tot het spel van de onderhandelingen, vaak over de hoofden van de betrokkenen heen.

*

Dat brengt ons bij de vraag op welk moment ontwapenen een optie is.

De Duitse schrijver Ernst Jünger was ervan overtuigd dat vredesbesprekingen pas kunnen aanvangen wanneer het geweld tot op de bodem is uitgewoed. Voor de vrede moet men vechten, vond Jünger.

Vrede, schrijft hij, moet dan ook met wapens worden gegarandeerd. Alleen door bewapening kan de agressie van de Ander worden beheerst. Dat is deels een fatalistische, maar ook deels een pragmatische visie. Ze kan ertoe leiden dat men bewapening de normale toestand vindt.

Het feit dat een moderne samenleving als de Noord-Amerikaanse ervan overtuigd is dat elke burger zich moet wapenen tegen de andere burgers om zo agressie te voorkomen, maakt dat deze samenleving eigenlijk niet gebaseerd is op het beginsel van beschaving, maar op dat van geweld en wantrouwen tegenover de ander.

Het recht op wapenbezit, het Tweede Amendement van de Amerikaanse grondwet, is de totale negatie van de mogelijkheid tot gesprek. In feite impliceert het zelfs de afschaffing van het recht van het individu, want de zelfbeschikking van de een wordt ervaren als een bedreiging voor die van de Ander.

Wij zelf hebben niet het gevoel dat we moeten toekijken hoe het geweld uitraast in het oosten van Oekraïne, hoe de aanval van Hamas vanuit Gaza opnieuw moet uitmonden in gruwelijke wraakoefeningen aan Israëlische zijde, hoe telkens opnieuw geweld met nieuw geweld moet worden beantwoord.

Maar ons rechtvaardigheidsgevoel noopt ons bijna om een kant te kiezen: niet die van de agressor, maar van de belaagde.

Onze neiging tot solidariteit maakt ons zelf weer combattief; we worden meegetrokken in de spiraal van het geweld-denken. Wij willen niet alleen maar mee naar oplossingen zoeken, interveniëren en bemiddelen, we willen ook bewapenen om te beschermen.

De filosofie van de afschrikking en de preventieve defensie is op zich een complex en paradoxaal gegeven dat onophoudelijk op gespannen voet staat met de wil tot pacificatie. De vraag blijft even moeilijk als in de tijd van Comenius.

Ontwapenen betekent eigenlijk dat men bepaalde vormen van wreedheid onvergolden zal moeten laten om de fatale keten van actie-reactie te doorbreken. Toch stuit ons dit tegen de borst als een vorm van onevenwichtigheid: het onvergoldene blijft steken. Onze wil tot vrede doet ons verlangen naar een gelijkmaker, naar het pharmakon. Dat is, hoe begrijpelijk ook, de fatale cirkel waarover Aeschylos het had.

De keten kan echter alleen doorbroken worden door het andere te denken: dat wat een openheid biedt op een derde weg, die van de bemiddeling. Er zal in het ontwapenen altijd iets onvergolden blijven; geen gruwelijk vermoord mens keert ooit terug.

De Holocaust zal nog eeuwen ten hemel blijven schreeuwen. Er blijven altijd rekeningen open staan. Daarom ook stelde de Franse filosoof Jacques Derrida dat vergeving datgene geven is dat je eigenlijk niet bezit: par-donner is geven wat voorbij elke redelijke gave ligt, het is letterlijk le par-don.

*

Ik heb, toen ik me op deze lezing aan het voorbereiden was, aanvankelijk zitten staren naar dit vreemde woord: wapen-stil-stand.

Het vreemde zit hem in het feit dat de wapens in deze samenstelling als het ware stilzwijgend een actieve rol spelen: wapens moeten blijkbaar zélf tot stilstand komen. Dat afwezig blijven van iets menselijks klinkt ook door in de uitdrukking: de wapens zwijgen. Alsof wapens autonome wezens zijn met een eigen wil, die de mens slechts met moeite zal kunnen bedaren. Wezens die letterlijk uit de hand gelopen zijn, die ravages hebben aangericht waarbij de mens slechts in afschuw kon toekijken.

Deze autonomie van het technische wapen moet ons aan het denken zetten.

Overal ter wereld worden momenteel, op plekken waarvan de burger geen flauw benul heeft, hoogtechnologische wapens ontwikkeld die de gruwel van de vorige generatie vernietigers nog overtreffen.

We kennen allen de verhalen over de totale vernietigingsslagen bij het einde van de Tweede Wereldoorlog, veldslagen en aanslagen waarbij niets overeind bleef, niets bleef leven, niets genade vond in de blinde vernietigingskracht van de wapens, die boven de mensen waren uitgegroeid als een soort demonen.

Talloos waren de karikaturen tijdens de Eerste Wereldoorlog, waarin het geweld als een enorme demon boven de verwoeste steden uit grijnsde. We zien vandaag hoe de Oekraïners in hoog tempo nieuwe wapentypes aan het ontwikkelen zijn gegaan om zich te verdedigen tegen de niets ontziende oorlogsvoering van de Russische milities.

De oorlogsmisdaden in Boetsja, Izjoem en talloze andere plekken hebben de Oekraïners ervan overtuigd dat wapenstilstand geen optie is, dat de enige weg vooruit die van het in ijltempo ontwikkelen van nieuwe technische wapens is, met vernuftige drones op kop.

Elke oorlog versnelt aldus steeds weer de technische en technologische ontwikkelingen van het geweld. Oorlog stimuleert inventiviteit, die de vorm van het geweld telkens ook weer doet toenemen.

Er worden steeds lichtere, meer gesofisticeerde drones ontwikkeld, waarvan de hoogtechnologische kwaliteit bijna dagelijks toeneemt. In plaats van steeds massievere wapens, zoals ten tijde van de wapenwedloop, ontwikkelen technici en wetenschappers nu ook steeds kleinere wapens die aan elke controle of afweergeschut kunnen ontsnappen, maar die verwoestend kunnen toeslaan op weerloze lichamen.

Wapens die niet meer op alles vernietigende monsters lijken, maar op slimme, dodelijke insecten die nauwkeurig, tot op de meter, hun doel op honderden kilometers ver exact weten te treffen.

Hoe zullen we dit soort nieuwe, verfijnde insecten, goedkoop in de aanschaf, gemakkelijk na te maken wanneer je de technologie beheerst, licht om in een rugzak mee te dragen, het zwijgen opleggen eens er daadwerkelijk een – voorlopig ondenkbare – wapenstilstand tot stand zal zijn gekomen?

Wat is het gevaar van deze ontwikkeling voor onze samenleving na een eventuele wapenstilstand?

Hoe zullen de Verenigde Staten omgaan, gezien hun onzinnige wapenwetgeving die door een bijna criminele organisatie als de National Rifle Association wordt aangestuurd, met individuen die drones ontwikkelen om moorden of aanslagen in scholen en supermarkten te plegen?

Want waar wapens voorhanden zijn, worden ze gebruikt.

Staan we wel genoeg stil bij wat het moet betekenen dat ook deze nieuwe gesofisticeerde drones effectief tot stilstand zullen moeten komen?

En komen wapens ooit wel tot stilstand? Ook in vredestijd wordt onafgebroken gelaboreerd aan het wapengeweld – denk aan de manier waarop de grote wereldmachten zich opmaken om de beheersing van de ruimte en de satellieten; een mogelijke oorlog ligt ook op die hoogte in het verschiet.

We weten dat wapenstilstand, planetair gesproken, een utopisch begrip is: de wapens zwijgen eigenlijk nooit. De mens is het enige dier dat massaal soortgenoten blijft doden, uitroeien, vernietigen, van de aardbodem vegen.

Naar het vreselijke woord van Walter Benjamin, bestaat er geen document van cultuur dat niet ook een getuigenis van barbarij is.

Wij zijn de diersoort met de wapens. Die van de ongelijke strijd. Die van de enorme prothese, die het wapen voor het lichaam is. Een prothese die inmiddels, gezien de kernwapenarsenalen, in staat is de planeet te vernietigen – en daarmee aan te richten wat de kosmologen een kosmische catastrofe noemen.

Onlangs merkte de Vlaamse wetenschapper Thomas Hertog op dat we niet al te veel illusies moeten koesteren over ander leven in het heelal. Als er al zoiets ondenkbaars zou voorkomen als een tweede keer het immense toeval die de ontwikkeling van bewust leven op aarde is, dan zal dat zich zo ver van ons bevinden dat we er nooit maar enig signaal van kunnen ontvangen.

We zijn alleen, zei hij, en wat we doen heeft dus kosmische betekenis: het leven op aarde is hoogstwaarschijnlijk uniek, en de vernietiging van bewust leven zou dus ook zoiets betekenen als het vernietigen van het bewustzijn van het universum voor zover wij dat kunnen kennen.

Dit alles geldt ook voor de vernietiging van de klimatologische condities die we op amper enkele decennia zo sterk uit evenwicht hebben gebracht dat een nooit geziene ontwikkeling in gang is gezet, en die we niet zo goed beheersen als we onszelf wijsmaken:

  • De ontwrichting van miljoenen jaren oude klimatologische evenwichten

  • De ermee gepaard gaande massale uitsterving van soorten

  • De verzuring van de oceanen

  • De enorme migraties die daardoor nog op gang zullen komen en die aanleiding zullen zijn voor nieuwe vormen van geweld

Met andere woorden: ook onze technische, industriële en consumentistische manier van leven is een wapen geworden, dat we tegen de natuur, tegen de andere aardbewoners, tegen de oeroude evenwichten hebben gericht.

Door de recente ontwikkelingen – klimaatopwarming, de verzuring van de oceanen waardoor massaal veel leven dreigt te verdwijnen, de extinctie van diersoorten die aan hoog tempo doorgaat, de verdere vernieling van wouden die van wezenlijk belang zijn voor het voortbestaan op aarde – door al deze factoren lijken we nu finaal het wapen tegen onszelf als diersoort in haar geheel te hebben gericht.

*

Strijdende partijen beroepen zich telkens weer op het verleden, op de geschiedenis: Poetins Russische Rijk en Oekraïne, het recht van Palestina en Israël. Het gaat om geopolitieke frustraties, om vormen van historische rancune die sinds lang etteren en die complexe oorzaken hebben.

Maar ook op het individuele vlak komen dergelijke diep ingesleten opposities voor. Het gaat er namelijk zeer gelijkaardig aan toe tussen burgers onderling in het politieke en ideologische strijdperk van westerse democratieën; velen voelen zich miskend, hebben ressentiment tegen wat ze ‘het systeem’ noemen, tegen het feit dat ze zich opzij gezet voelen, zich opgelicht voelen, zich nutteloos of misbruikt, geminacht of machteloos voelen.

Overal zijn stil woekerende vormen van maatschappelijke frustratie werkzaam, die mensen op een bepaald ogenblik kunnen aanzetten tot wat de media dan een ‘onvoorziene uitbarsting van geweld’ noemen.

Het woord uitbarsten wijst op een soort zweer; er moet al langer iets aan het etteren zijn gegaan.

Om het etteren van onrecht tegen te gaan, bedacht Immanuel Kant de categorische imperatief: doe een ander niet aan wat je niet wil dat men jou aandoet.

In feite was ook Christus al voor die aanpak gewonnen, maar Kant baseert zich op wat hij het ‘welbegrepen eigenbelang’ noemt, datgene waarbij men zelf het meeste baat heeft, niet op een principiële of theologisch geïnspireerde vergevingsgezindheid.

Wie uitgaat van de morele imperatief, heeft volgens Kant in de medemens zijn gelijke herkend. Geweld voorkomen begint bij het niet ingaan op de verschillen, maar op de gelijkenissen, op datgene wat spiegelt in de Ander.

De ander, met wie men in conflict ligt, moet eerst gelijkwaardig bevonden worden eer er werkelijk sprake kan zijn van onderhandeling.

Zo lang identitaire nationalisten ons blijven inpeperen dat de ene cultuur superieur is aan de andere, is een interculturele dialoog op basis van gelijkheid onmogelijk. Pas wanneer wijzelf ons in de waagschaal der waarden gooien, kan er een evenwicht ontstaan dat tot ontwapenen van standpunten leidt.

De vraag die ons moet bezighouden is dan ook: hoe kunnen we zelf ontwapenend leren spreken? Hoe kunnen we een ontwapenende houding aanleren?

‘Ontwapenend zijn’ is een uitdrukking die bij de meesten van ons associaties oproept met een zekere vorm van charme, elegantie, wereldwijsheid, het zich kunnen beheersen en beschikken over bepaalde gecultiveerde vormen van vergeeflijke ironie.

In het burgerleven zien we rondom ons vandaag de dag een groot gebrek aan dergelijke charme, aan elegantie in de omgangsvormen. En vaak ervaren we daardoor ook het immanente geweld dat mensen koesteren tegenover wie hen vreemd is of lijkt. Niet ontwapenend kunnen zijn, is vaak de voorbode van maatschappelijk geweld.

Geweld bezweren is dan ook niet zozeer een kwestie van wapens doen zwijgen, als van oog hebben voor alle vormen van onderhuids, sociaal en symbolisch geweld die een complexe en snel veranderende wereld als de onze beheersen.

Het oplaaiende geweld dat door talloze jongeren schaamteloos op TikTok wordt gedeeld, het afranselen van leeftijdgenoten, de groeiende agressie in het intermenselijk verkeer, het zijn allemaal tekenen dat we nog lang niet op een verminderen van het geweld moeten hopen, maar eerder op het tegenovergestelde: het geweld in onze samenleving neemt overal en dagelijks toe.

De oorzaken daarvoor zijn meervoudig en niet zomaar van buitenaf te beteugelen. Wie het geweld wil tegengaan, moet op zoek naar de interne, vaak verborgen oorzaken, en dat vraagt veel meer tijd dan de gewelddaad zelf.

Zo is het ook met de huidige oorlogen aan onze oostelijke grenzen: de oorzaken voor deze conflicten gaan ver terug, en daarom zal het uiterst moeilijk zijn om hier tot een vergelijk te komen. Vooralsnog woedt de oorlog tussen de Erinyen en de Eumeniden in volle hevigheid.

Dames en Heren, er bestaat een groot onderscheid tussen pacifisme en bereidheid tot onderhandeling.

‘Nooit meer oorlog’ is een fraaie slogan, maar niet meer dan dat. Zoals Voltaire ooit opperde, is het, wanneer je naar de aard van de mensen kijkt, eigenlijk verwonderlijk dat er niet nog veel meer geweld is in de wereld.

Pacifisme is mooi als ingesteldheid, maar ontwapenen vraagt een boel meer intellect en inzicht in hoe geweld werkt. De pacifist is een idealist, de onderhandelaar een medicus die op zoek moet gaan naar de oorzaak van de kwaal, en vandaar naar een mogelijk geneesmiddel, het pharmakon dat niet langer bloedvergieten eist.

In Amerikaanse films wordt vaak geschoten, waar in Europese films wordt gescholden en geknokt. Schelden en knokken, hoewel in toenemende mate endemisch in onze samenleving, zijn dan nog te verkiezen boven het gebruik van vuurwapens; ze zetten tenminste nog de menselijke lichamen zelf in.

Schelden en knokken kunnen nog leiden naar een verzoening omdat de lichamen persoonlijk in het geding zijn; bij schieten, bij geweld op afstand, geldt deze betrokkenheid niet meer. Dat betekent dat er een fundamenteel verschil is tussen het geweld van de lichamen en het geweld van de wapens: de wapens ontmenselijken het geweld en maken de gevolgen onomkeerbaar.

Daarom ook is wapenstilstand zo’n complex en moeilijk peilbaar begrip.

Misschien moeten we zelf stilstaan bij wat we dagelijks in onze eigen omgeving kunnen ontwapenen, in plaats van te zoeken naar wat ons kan wapenen tegen de ander. Maar misschien vraagt dat ook een andere wereld dan die waarin wij noodgedwongen moeten leven: een meritocratische ratrace waarin eris en eros, waarin natuur en cultuur, onophoudelijk zelf in een nooit eindigend gevecht verwikkeld lijken te zijn.

Een wereld waarin we niet langer tegen elkaar worden opgezet, ook niet door politieke retoriek van bedenkelijk allooi, en waarin onze politiek zich niet laat identificeren met polemiek, die uiteindelijk altijd weer tot bewapening moet leiden.

Wanneer ik de Ander niet kan zien als iemand die grotendeels mijn gelijke is, wanneer ik blijf focussen op wat mij onderscheidt van de Ander, dan ben ik, vaak onbewust en net daardoor, klaar voor inherent geweld.

Ontwapenend denken gaat uit van de overeenkomsten, hoe klein die soms ook zijn, niet van de verschillen.

Het woord com-promis betekent letterlijk: een gedeelde belofte, een perspectief delen met elkaar; de belofte dat men zal afzien van opponerend denken.

Tijden waarin het begrip van het compromis wordt weggehoond, zijn inherent gewelddadige tijden.

Tegelijk weten we dat in veel situaties een compromis onmogelijk is, vanwege de aard van het gepleegde geweld. Daar roept ons rechtvaardigheidsgevoel ons op zelf weerbaar te zijn, met alle filosofische en morele tegenspraken van dien.

In deze aporie te leven, is de opdracht van elke tijd. Misschien is dat nog steeds, en dat sinds het begin van de beschaving al, de opdracht op haar scherpst: die tussen wedden op het verschil, de twist en het conflict, of wedden op het altijd weer moeilijke vergelijk en het zoeken naar de aanvang van het gesprek.

Wedden op eris, de strijd, of eros, de aantrekkingskracht van het andere.

Ik dank u.

Oorlog en terpentijn

Stefan Hertmans schreef deze tekst voor de vijftiende Elfnovemberlezing, een initiatief van het Vlaams Vredesinstituut, Vredesstad Ieper en het In Flanders Fields Museum, ter herdenking van het einde van de Eerste Wereldoorlog.


Stefan Hertmans. © Fred Debrock

Lees ook

  • Reginald Moreels
    Wanneer gaat u dit stoppen – Jullie zijn allemaal medeplichtig – Humanitaire tragedie in Gaza gaat gewoon door.

  • Henri Rosenberg
    Voor de Westelijke Jordaanoever zie ik maar één oplossing. Het einde van de bezetting.

  • Thomas Friedman
    Israël is echt in gevaar, meer dan ooit sinds de Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948.

  • Gaza
    Wapenstilstand in Gaza nu.

  • David Grossman
    Mijn land is een ziek lichaam.

  • Amichai Eliyahu
    De ‘racistische idioot’ die nucleaire wapens in Gaza als een legitieme optie ziet.

  • Benjamin Dalle
    Kinderrechten verdedig je altijd (of nooit).

  • Réginald Moreels
    Waar mensen stoppen mens te zijn.

  • Mustafa Barghouti
    Het echte doel van deze oorlog is een etnische zuivering van Gaza.

  • Yuval Noah Harari
    Links is in het Westen ‘onverschillig’ tegenover gruweldaden van Hamas.

  • Johan Depoortere
    De hypocrisie van het Westen is adembenemend.

  • David Grossman
    Israël presenteert zich als democratie, maar is het niet.

  • Bart Eeckhout
    Valt er een morele hiërarchie aan te brengen in het kwaad dat Hamas en Israël aanrichten.

  • Maarten Boudry
    Als Israël dat wilde, had het de hele Gazastrook al ontelbare keren van de kaart kunnen vegen.

  • David Grossman
    Ik wil niet langer vertoeven in een wereld die zulke monsters toelaat om te bestaan.

  • Arnon Grunberg
    Hamas heeft deze oorlog al gewonnen.

  • Ramsey Nasr
    Palestijnse slachtoffers hebben geen namen, het zijn nummers.

  • Yuval Noah Harari
    Alleen internationale inmenging kan ons nog redden.

  • Palestina
    Welke boeken leest u het best om te begrijpen wat in Israël gaande is.

Overzicht

Lees alle berichten in deze categorie


Bron: De Standaard

Naar Facebook

Naar de website


Scroll naar boven